uitgebreide informatie over
geschiedenis en de bezienswaardigheden in Languedoc-Rousillon
Deze streek heeft een glorieus verleden en bovendien een gevarieerd landschap.
Vanaf de Middellandse zee met de schitterende zandstranden volgt er eerst vrij
vlak land met enkele binnenmeren zoals het 'Etang du Thau' tussen Marseillan en
Sète en het 'Etang du Vic' tussen Sète en Montpellier. Langs de kust liggen wat
heuvels met stadjes die een historie hebben van ver voor het begin van de
jaartelling. Sète, Agde, Pezenas, Beziers. Verder het binnenland in liggen de
uitgestrekte wijnvelden. Er is de laatste decennia hard gewerkt om de kwaliteit
van de wijnen uit deze streek te verbeteren en momenteel zijn er heel goede
A.O.C. wijnen te koop. Nog verder naar het noorden wordt het landschap echt
heuvelachtig. Kalkstenen ondergrond wordt afgewisseld met leisteen en rode
bauxiethoudende grond bij het 'Lac du Salagou'. Op kalk en leisteen wordt wijn
verbouwd, het is een wonderlijk gezicht. wijnstronken die tussen de keien staan
en toch vruchten dragen In de kalksteen zijn door rivieren beddingen uitgesleten
welke enorme afmetingen kunnen aannemen zoals bij het 'Cirque de Navacelles' en
in de 'Gorges d' Héric', bij Minerve en het drooggevallen gedeelte bij Mourèze.
Rivieren verdwijnen plaatselijk onder de grond waardoor grotten zijn ontstaan.
De druipsteengrotten van Clamouse zijn daarvan het bekendst en behoren tot de
mooiste van Frankrijk. In het achterland liggen ook de stuwmeren voor het
opwekken van electriciteit. Deze meren zijn uiteraard ook geschikt voor de
watersport. Het binnenland is vergeleken met de kust zeer dun bevolkt en weinig
toeristisch. Hier zijn nog bossen te vinden met wilde zwijnen en wilde
champignons, bosbessen en vijgen. Historisch gezien is de kuststrook een
onuitputtelijke bron van informatie. in het 'Oppidium van Ensérune' zijn resten
teruggevonden uit de 6e eeuw v. Chr. Een heuvel met opgravingen is daar te
bezoeken. Agde heeft overblijfselen uit de tijd dat er handel werd gedreven met
de oude Grieken en Romeinen. De 'Via Domitia' loopt door de streek evenals de
'Route de Compostella'.
Bijna ieder dorp heeft nog overblijfselen uit de Middeleeuwen. een kerk, wat
huizen in het centrum, een brug, een stadsmuur of een kasteel. Het 'Canal du
Midi', dat de Middellandse zee verbindt met de Atlantische Oceaan loopt in deze
regio van Marseillan-Ville via Beziers naar Carcassonne. Het niveauverschil is
erg groot en er zijn dan ook veel sluizen en andere waterwerken aangelegd.
In Beziers zijn er 9 sluizen achter elkaar: 'Les Neuf Ecluses' ook een
bezienswaardigheid. Het kanaal is 300 jaar geleden aangelegd door Paul Riquet.
Zijn standbeeld staat op de 'Allées' in Beziers. Voor de liefhebbers van moderne
architectuur is een bezoek aan Montpellier verplicht: architect Bofill heeft een
heel nieuwe wijk gebouwd in een stijl die beton combineert met oud-Griekse
zuilen. La Grande Motte met appartementen in pyramidevorm kan niet iedereen van
zijn schoonheid overtuigen.
Van alle nieuwe badplaatsen aan de Middellandse Zeekust die ontwikkeld zijn
vanaf begin 1960 is Cap d' Agde een heel goede oplossing gebleken: veel
groenvoorzieningen, voldoende parkeergelegenheid en overwegend laagbouw maken
het tot een geslaagd geheel. Een uitgebreide beschrijving van de bovengenoemde
plaatsen en bezienswaardigheden vindt u elders in dit overzicht.
Bevolking en de ontwikkeling van het toerisme
Economisch gezien staat de Languedoc er nier echt goed voor al is er van armoede
geen sprake. De bevolking leeft voornamelijk van de wijnbouw en het toerisme.
Het grootste deel van de wijn uit de Languedoc valt onder de categorie 'vin de
table'. De vraag ernaar wordt minder, voor de export is deze niet geschikt en
ook de plaatselijke bevolking wil steeds betere kwaliteit. Daar wordt dus hard
aan gewerkt en sinds 20 jaar zijn er steeds meer A.O.C wijnen te koop. De
gemiddelde wijnboer 'viticulteur' heeft een grote produktie nodig om te kunnen
leven en brengt de oogst naar de cooperatie: 'Cave Cooperative'. Hier kunt u
gaan kijken en wijn halen in jerry-cans of flessen. Meer status heeft de 'vigneron'
de wijnboer die zelf ook de wijn maakt, bottelt en verkoopt. In bijna ieder dorp
is wel een particuliere wijnkelder waar u kunt proeven en meteen een rondleiding
krijgt. Ook het toerisme is een kwetsbaar produkt: het seizoen is relatief kort.
Rond 1970 is het begonnen: de franse overheid zag hoe een toeristenstroom uit
Nederland, Duitsland en andere Noord-Europese landen via de Languedoc naar
Spanje trok en besloot de kust voor het toerisme te ontwikkelen. De plaatselijke
bevolking kwam al graag aan deze kust. Voor de uit vinding van de caravan
timmerde men hutjes van sloophout en verbleef men de hele zomervakantie aan zee.
De wat rijkere families bouwden een grote villa aan het strand. Deze laatste
villa's staan er nog, de hutjes zijn bijna allemaal verdwenen. Ook zijn er nog 'paalwoningen'
overgebleven uit die tijd, deze staan aan het strand van Gruissan ten zuiden van
Narbonne. Om het gebied voor het buitenlandse toerisme geschikt te maken werd op
de eerste plaats begonnen met het bestrijden van de muggen, want de plaag was
groot. Het gebied aan de kust was moerassig en er is jarenlang werk nodig
geweest het droog te leggen. Tevens werd een biologische methode ontwikkeld om
de muggen uit te roeien. Men kweekt in laboratoria onvruchtbare mannetjes, de
vrouwtjes paren slechts een keer in hun leven krijgen dus geen nageslacht. Tot
op heden wordt op vaste 'peilpunten' de toestand geobserveerd. Als er te veel
larven worden geteld wordt met sproeivliegtuigen al het stilstaande water
behandeld met milieuvriendelijke bestrijdingsmiddelen. Van muggenplagen is nu
gelukkig geen sprake meer.
Bij de ontwikkeling van dit gebied is eerst de badplaats La Grande Motte 'op de
tekentafel' ontworpen, daarna Cap d' Agde en de oude badplaatsen werden
uitgebreid. De dorpjes in de bergen vormen een hoofddstuk apart. De jongeren
vertrekken want de landbouw is arbeidsintensief, de grond is er niet vruchtbaar
en er valt -kortom -weinig te verdienen. Zelfs de hippies uit de zestiger jaren
zijn verdwenen. Degenen die er nu nog wonen en werken zijn de ouderen, zeer
eenvoudig behuisd en gewend aan een sober leven: een groententuin, kippen en
konijnen voor eigen consumptie en de jacht op wilde zwijnen in de winter. De
leeggekomen huizen worden onderhouden door de families uit de grote steden die
er de vakanties komen doorbrengen en die verhuurd worden aan vakantiegangers. De
Fransman doet niet gauw afstand van familiebezit, men kent en kende nauwelijks
kinderrijke gezinnen, dus blijft bezit -bijna onverdeeld - overgaan van de ene
generatie op de andere. Bij de eerste kennismaking is de Fransman uit de
Languedoc niet meteen toeeschietelijk, vooral op het platteland. Zolang de
toerist zich echter niet opvallend gedraagt, zich aanpast aan de leefwijze van
de bevolking, kan hij rekenen op een vriendelijke behandeling. Heeft u de
gelegenheid het contact te onderhouden, dan is men bijzonder hartelijk. Er wordt
hard gewerkt in de streek. De wijnbouw is een intensief bedrijf, na de oogst
moet iedere struik met de hand worden gesnoeid en dat zijn er duizenden per ha.
De winkels zijn lang open, gezellig heid tijdens het werk speelt dus een grote
rol: bij de bakker, de garage of bij de bank, men neemt de tijd voor een praatje
Sète
http://www.ville-sete.fr/
Een karakteristieke haven en vissersplaats in de Languedoc is Sète, op grote
afstand te herkennen aan de heuvel 'Mont Saint Clair' die de omgeving domineert.
Aan de zuidzijde ligt de zee, aan de noordkant het binnenmeer het 'Etang du Thau'
en door een landtong is de heu vel verbonden met het vasteland. Er lopen kanalen
door de hele stad waarlangs de terrassen liggen. Het stadje ligt zo beschut, dat
er het hele jaar door buiten wordt gegeten Op de Mont Saint Clair ligt een
kerkhof, het 'Cimetière Marin' waar ook de dichter Paul Valery begraven is. Het
uitzicht over zee is magnifiek en de grafmonumenten zijn een bezienswaardigheid.
De chansonnier Georges Brassens die geboren is in Sete, ligt begraven op het
kerkhof 'Le Py' dat van de noordkant van de Mont Saint Clair uitzicht heeft over
het binnenmeer. Er is een klein museum ingericht bij de begraafplaats 'Espace
Brassens'. Iets hoger op de heuvel ligt een museum met documenten uit de
geschiedenis van Sete en op de top ligt een kapel en een uitkijktoren. Bij
helder weer is er uitzicht op de oester- en mosselbanken van het Etang du Thau,
de Cevennes en zelfs tor de Pyreneeen 's Middags rond vier uur komen de
vissersboten terug van zee naar de visafslag. Aan de kade zitten de bejaarde
vissers netten te repareren tussen de vreemdsoortigste voorwerpen die in de
netten mee uit zee zijn gekomen. Bij een enkeling hangt er een opgezette vis aan
het plafond. De commerciele haven ligt richting Frontignan, hier liggen onder
andere de veerboten die op Marokko en Algerije varen. Vanuit Agde is de weg via
de 'Corniche' het mooiste en de auto kunt u parkeren onder een van de kanalen in
een parkeergarage.
Agde
Agde is een stadje met een onverwacht rijke geschiedenis. Grieken, Romeinen en
Etrusken hebben hier in een ver verleden hun invloed doen gelden. Uit de rivier
de Herault, die door Agde stroomt, zijn amphora's opgedokenen het beeld , de
‘Ephebe’ dat nu in het museum van Cap d’ Agde staat. De Herault stroomt in zee
bij Grau d’ Agde, waar ook een kleine vissershaven ligt. In het oude centrum
vindt u huizen die middeleeuws aandoen met houten, gebeeldhouwde deuren en
uitgesleten stenen dorpels. Het centrum is nu een gezellig winkelgebied Aan de
rivier ligt de kathedraal, die uit zwart vulkanisch gesteente is opgebouwd en de
bijnaam ‘La Perle Noire’ heeft gekregen. Het office du Tourisme organiseert
stadswandelingen, maar u kunt ook een plattegrond ophalen en zelf gaan kijken.
Aan de Esplanade liggen gezellige terrassen en restaurants. Grote supermarkten
liggen aan de uitvalswegen richting Cap d’ Agde en richting Sete.
Cap d’ Agde
Deze mondaine plaats staat bekend als toeristisch. In dit geval heeft het ook
voordelen: alles is er aan gedaan om de toerist zo vel mogelijk naar de zin te
maken. Cap d' Agde is in een U-vorm gebouwd. Binnen de U liggen de havens met de
boulevards en aan de uiteinden liggen de stranden naar oost-westzijde. U zult
merken, dat het autoverkeer streng gescheiden is van de voet- en fietspaden en
de woonomgeving. De mooiste plekjes zoals de boulevards en de havens zijn
autovrij: de auto kan wel weer dicht bij de stranden worden geparkeerd. ‘s
Avonds is het op de boulevards een gezellige drukte. Winkels, restaurants en
terrassen zijn open tot middernacht, daarna kunt u nog in de discotheken terecht.
Zoals hier vindt u ze nergens: met zwembad, met open dak, in Griek- se stijl
etc. De meest exentrieke liggen op het 'Ile des Loisirs' een schiereiland in de
haven van Cap d'Agde. De prijzen in de Franse discotheken zijn pittig. Op dit
eiland ligt ook het Casino en in de zomer staat daar een indrukwekkende kermis
opgesteld. Voor de kust ligt Fort Brescou, vroeger een gevangenis, op een
eilandje. U kunt er met excursie-boten naar toe. Rond het eilandje wordt veel
gesnorkeld. Voor andere sporten zijn er volop mogelijkheden: tennissen en squash
in Club Pierre Barrhez (60 banen). Surfplanken zijn te huur op verschillende
plaatsen aan het strand, zeilboten worden verhuurd in de haven. Cap d' Agde is
bovendien in het trotse bezit van een golfterrein van 18 holes en een
oefenterrein van 9 holes. In totaal beslaat het terrein 70 ha. Er wordt ook les
gegeven in het Engels. Voor de kinderen is er dan nog Aqualand, een groot
waterparadijs met golfslagbad, glijbanen, watervaIlen en bubbelbaden. Het
aquarium met zeevissen en haaien uit de koude oceanen is heel aantrekkelijk. Er
is oak een afdeling met levende koralen uit het Caraibisch gebied. Ten slotte
ligt in Cap d' Agde een museum waarin de archeologische vondsten uit de omgeving
zijn ondergebracht. een schitterende collectie amphora's die zijn opgedoken uit
de rivier de Herault in Agde en vele andere maritieme voorwerpen. Het pronkstuk
van de collectie is het beeld dat de 'Ephebe' is gedoopt. een beeldschoon
mannelijk naakt uit de tijd, dat de Griekse invloed in Agde groot was. Het beeld
dateert uit ongeveer 300 v. Chr
Montpellier
Wilt u een mooie stad bezoeken, dan is Montpellier echt de moeite waard. Met de
auto rijdt u naar het centrum richting 'Polygone', daar is altijd plaats in de
ondergrondse parkeergarage. Polygone is een groot overdekt winkelcentrum met
prachtige winkels. Er hangt een prettige, vrij rustige sfeer. Vanuit dit
winkelcentrum bent u meteen in het oude gedeelte op de Place de la Comedie in
het hart van de stad, waar je eenmaal op een terrasje gezeten, bijna niet meer
wegkomt . Een wandeling door de oude binnenstad met de smalle winkelstraatjes en
de schaduwrijke promenades is schilderachtig. Ook hier zijn schitterende winkels
en leuke terrassen, bovendien is het hele centrum autovrij. Overal in de oude
stad vindt u de gerestaureerde gebouwen van de universiteit, de kerken,
kathedraal en de binnenhoven van oude woonhuizen. Voor het contrast kunt u
achter de Polygone een bezoek gaan brengen aan een super-modern gebouw 'Antigone'
ontworpen door de architect Ricardo Bofill in 20e eeuwse neo-griekse stijl. Even
op het binnenplein gaan kijken. Niet direkt een gebouw waarvan je zou verwachten
dat het bestemd is voor sociale woningbouw, zoals hier het geval is. De
daarachter liggende wijk is geinspireerd door het zelfde thema.
Het voornaamste museum van Montpellier is Musee Fabre waar de werken van Bazille
te bewonderen zijn. Frederique Bazille -een impressionist- schilderde zijn
doeken in de omgeving van Montpellier. Verder is er werk te zien van Courbet,
Morisot, Veronese en Gericault. Om de stad weer uit te rijden kunt u het beste
via de autoroute gaan, dat is dc kortste weg en anders is het moeilijk te vinden.
De borden volgcn richting A 9-Sud.
Het Lac de Salagou
(meer bij Clermont l'Herault)
Dit stuwmeer is geschikt voor alle watersporten. Surfplanken zijn er te huur. De
noord- en de oostzijde van het meer zijn het drukst. Aan de zuidkant staan bomen,
daar is het fijn in de schaduw maar er groeien veel waterplanten langs de oever.
Hier kunt u plastic schoenen goed gebruiken bij het zwemmen. De
oranje-roodkleurige grond in deze streek is bauxiet-houdend
Het Lac de Raviège en het Lac de Laouzas
(meren bij La Salvètat ten noorden van St. Pons)
Beide zijn stuwmeren en ook geschikt voor alle watersporten. Ze ademen een
bijzondere sfeer omdat ze wat hoger in de bergen liggen, omzoomd door hoge
dennen en pijnbomen. Het is er rustiger dan aan de kust, er komen heel weinig
toeristen. Het is een prachtige omgeving: hier in deze streek vindt u de oude
dorpjes gebouwd van natuursteen, natuurgebieden waarin wandelingen, de 'Grandes
Randonnées' zijn uitgezet en mooie uitzichtspunten. La Salvétat is een dorpje
zoals deze aIleen in de Cevennes voorkomen, met leien daken en steile straatjes.
Pézenas
Een bijzonder sfeervol stadje. Het centrum dateert uit de Middeleeuwen: de
prachtig gerestaureerde huizen en binnenplaatsen zijn te bezichtigen. U volgt de
borden 'Syndicat d'initiative' (VVV) en u komt op een plein midden in het oude
centrum uit. Daar kunt u een plattegrond ophalen en de stadswandeling maken. Op
de begane grand van de historische panden zijn antiekzaken en
kunstnijverheidswinkeltjes gevestigd. er is een glasblazer, er zijn
leerbewerkers, een kleine snoepjesfabriek en er wordt originele kleding verkocht.
Het leuke van deze stad is, dat het centrum bewoond wordt door de autochtone
bevolking. Molière heeft enige tijd in Pézenas doorgebracht, zijn naam zult u
overal in het stadje tegenkomen.
Béziers
Mooie, typisch mcditerrane provinciestad. Aan de 'Allées' liggen de terrassen
onder de platanen en enkele grote winkels en boutiques. Via de smalle
winkelstraatjes kunt u richting kathedraal lopen de St. Nazaire. Deze is op het
hoogste punt van de stad gelegen en daar heeft men een vrij uitzicht tot aan de
Cevennen, tot aan zee en bij helder weer zijn zelfs de Pyreneeën te zien. Dc
geschiedenis van de stad is er een van oorlogen, epidemieën en kruistochten. In
het jaar 1209 is de hele bevolking van de stad uitgemoord in opdracht van de
paus om de ketterij te bestrijden, onder het motto 'dood ze allemaal, God
herkent de zijnen'. Alleen al in de 'Madeleine' kerk die nu nog bestaat, werden
7000 gelovigen omgebracht. In bet begin van deze eeuw hebben de wijnboeren van
Béziers en omgeving harde strijd geleverd om te overleven, Door een hardnekkige
ziekte in het gewas mislukten verschillende oogsten.In het 'Musee St. Jacques'
is daarvan nog het een en ander te zien. Béziers wordt vaak vermeld als 'Capitale
du Vin' hoofdstad van de wijn. Dat is van toepassing op de hoeveelheid, in
mindere mate op de kwaliteit. In augustus wordt in Béziers de 'Feria' gehouden,
enkele weken waarin stierengevechten, corso's en optredens van artiesten
plaatsvinden. Ten zuiden van de stad liggen negen sluizen in het Canal du Midi,
het kanaal dat de Rh6ne met de Atlantische oceaan verbindt. Deze 'negen ecluses'
zijn een bezienswaardigheid omdat er een indrukwekkend hoogteverschil wordt
overbrugd. Er wordt (niet altijd) gebruik gemaakt van een reusachtige bak,
waarin de boot met water en al naar boven of beneden wordt gesluisd. Gemakkelijk
te vinden door de bordjes 'neuf ecluses' te volgen.
Oppidium d'Ensérune
Het Oppidum ligt bij Nissan-Les-Ensérune ten westen van Béziers. Bij de
opgravingen bleek dat deze heuvel al sinds 600 v.Chr. continu bewoond is geweest.
In het stenen tijdperk was een gedeelte van de heuvel in gebruik als
bewaarplaats van voedselvoorraden. Uit die tijd stammen de amphora's, die ter
plaatse te zien zijn. Er is ook een ingenieus water-reservoir in de tufsteen
uitgehakt met een capaciteit van I miljoen liter, als reserve bij een eventuele
belegering. In de periode dat de streek onder duidelijke Griekse invloed stond,
was er een stadje aan de oostkant van de heuvel omgeven door een stadswal; aan
de andere zijde lag een kerkhof. Behalve de urnen met de as van de overledenen
werden ook wat persoonlijke eigendommen bijgezet, waarvan nu een gedeelte in het
museum is tentoongesteld. Vanaf het museum is in noordelijke richting een
polderlandschap zichtbaar in de vorm van een rozet.
Salses
Een van de meest indrukwekkende militaire verdedigingswerken is het antieke fort
in Salses. Het ligt aan de weg van Narbonne naar Perpignan. Het fort is gebouwd
in 1497 en lag op de toenmalige grens van Frankrijk en Spanje. In de loop van de
eeuwen is het steeds door militairen in gebruik geweest en uitstekend
geconserveerd. De verdedigingsmuren zijn 12 meter dik en er waren 300 paarden en
1000 manschappen ondergebracht. Vooral de stallen in de kelders van het gebouw
spreken tot de verbeelding. De keukens waren voorzien van een koelsysteem en de
commandant van het fort kon zelfs beschikken over een bad. De overige bewoners
namen genoegen met de waterput in de 'cour'. U kunt er een rondlei- ding
meemaken van circa een uur waarbij u op nog veel meer sterke verhalen wordt
getracteerd. Mocht u weinig frans spreken, dan is een bezichtiging aIleen al de
moeite waard.
Fontfroide
De weg naar het klooster van Fontfroide (ten ZW van Narbonne) gaat dwars door de
wijnvelden. Rond 1093 werd een handvo1 cistenciënzers tot deze plaats
aangetrokken omdat er een bron was. Fontfroide betekent 'koele bron’. Ook de
natuurstenen muren en de sombere kerk ademen een koude sfeer uit in een mooi
contrast met de kloosterhof en de rozentuin achter de kerk. Het klooster speelde
een rol in de kruistocht tegen de ketters (Catharen) in 1208. De moord op één
van de monniken was aanleiding tot een van de kruistochten tegen de Albigenzen.
Begin 1900 was ook een gedeelte van dit klooster bijna verscheept naar Amerika
om daar weer steen voor steen te worden opgebouwd. Gelukkig is dat verhinderd.
Het geheel wordt nu onderhouden door een familie die een van de vleugels bewoont
en die hier regelmatig klassieke concerten organiseert.
De Katharen
Als u de Languedoc bezoekt wordt u regelmatig geconfronteerd met de geschiedenis
van de ketterij met name de Katharen, die veel aanhangers vonden in de
Languedoc. De geloofsleer van de Katharen was bijzonder streng: een absoluut
zuivere volgeling mocht bijvoorbeeld geen nakomelingen verwekken en stierf bij
voorkeur door hongerstaking. Een van de markantste periodes uit de ketterse
beweging kwam globaal overeen met de Middeleeuwen De bevolking was geschokt door
het toenmalige losbandige leven in veel kloosters. Als reactie daarop kreeg de
ketterse beweging aanhang bij de bevolking die op haar beurt weer steun kreeg
van enkele kasteelheren. Paus Innocentius III was fanatiek waar het ketters
betrof en stuurde een leger om de ketters uit te moorden onder leiding van Simon
de Montfort. De eerste stad die werd belegerd was Béziers op 22 juli 1209. (Zie
ook Beziers) Er volgde 40 jaar van godsdienstoorlogen voordat de katharen waren
verdreven. In de Languedoc en de Pyreneeën liggen veel ruïnes. Uit deze periode
zoals Puylaurens en Queribus. Montsegur is een van de bekendste plaatsen, hier
vielen de laatste slachtoffers. Naar de inwoners van Albi is een van de
belangrijkste stromingen van de ketterij genoemd (Albigenzen/Albigeois). De
Franse historicus Leroy Ladurie heeft over deze Katharen een boek geschreven 'Montaillou'
dat ook in Nederland veel gelezen is.
Albi
Nu een wat slaperig stadje, dat gedomineerd wordt door de kerk, die na de
kruistochten is geboulwd. Deze kathedraal ziet er van buiten uit als een fort,
het interieur is een explosie van kleurrijke muurschilderingen. In de koorgang
staan aandoenlijke houten beelden uit het begin van de 16e eeuw. In Albi vindt u
ook een Toulouse-Lautrec museum met tekeningen en affiches. De schilder is in
Albi geboren en het geboortehuis staat er nog.
Aigues Mortes
Dit stadje ligt ten zuiden van Nimes in de Camargue en wordt door toeristen
bezocht om de vestingmuren te bekijken en de ‘tour Constance' een gevangenis
waarin vrouwen levenslang werden opgesloten. Deze is voor het publiek
opengesteld. Interessant is ook de zoutwinning buiten de stadsmuren. bergen
zeezout vinden hun weg door heel Frankrijk. Aigues Mortes ligt in de Camargue,
bekend om haar fauna zoals de flamingo’s 'wilde' stieren en paarden. De stieren
worden gefokt voor gevechten die in de zomer in de hele streek gehouden worden,
(Avignon, Nimes, Béziers). De Camargue is voor een groot gedeelte in cultuur
gebracht voor de verbouw van rijst en tuinbouwgewassen
St. Guilhem le Désert
Voor de toerist, die voor de eerste keer dit gedeelte van Frankrijk bezoekt is
St. Guilhem een 'must'. Vanaf de kust leidt er een weg via Pézenas en Bélarga
door de vallei van de rivier de Herault.Deze weg met de karakteristieke platanen,
voert door een landschap van de wijngaarden en dorpjes met een Middeleeuws
centrum waarvan Pézenas en Gignac het mooiste zijn. Vlak voor St Guilhem le
Désert wordt het landschap echt heuvelachtig en daar liggen ook de
druipsteengrotten van Clamouse. Het voornaamste monument in St. Guilhem is de
abdij gesticht in 806 door St. Guilhem die naast Karel de Grote tegen de
Saracenen vocht en het laatste deel van zijn leven als monnik doorbracht op deze
afgelegen plaats. Via de kerk is de crypte onder het altaar te bezoeken en de
kloosterhof met een gedeelte van de abdij. Het andere gedeelte van het
oorspronkelijke gebouw is overgebracht naar Cloisters in de VS. Dat neemt niet
weg dat de kloosterhof heel sfeervol is, evenals het plein met de plataan in het
midden en de fontein ernaast. De huizen in dit langgerekte dal vertonen ook
kenmerken van de romaanse stijl. Het dorp is alleen te voet te bezoeken. De auto
kunt u op het parkeerterrein aangegeven als 'Parking Municipal'. Achter de
parkeerplaats ligt een picknickplaats met wat bomen en van hieruit lopen er
paden omhoog. Na een fikse wandeling heeft u dan een mooi uitzicht over het dorp.
Le Cirque de Navacelles
Ten noorden van St. Guilhem ligt een canyonachtig landschap: de rivier heeft
diepe kloven uitgesleten in de kalkbodem. Bij het Cirque Navacelles is het
mooiste stuk te zien: de rivier de 'Vis' heeft hier kilometers lange diepte
uitgesleten in de vorm van een amphi-theater. Adembenemend.
De grotten van Clamouse
Deze worden beschouwd als behorende bij de mooiste van Frankrijk. Een
rondleiding (te voet) duurt ongeveer een uur. Er is hier geen gekleurd licht
aangebracht maar u zult versteld sraan van de subtiele schakeringen. De vormen
zijn uniek: boeketten van kristallen, draperieën van druipstenen, wit met bruin
dooraderd. Een stukje eeuwigheid onder handbereik. Het is vochtig en hier en
daar glibberig in de grot bovendien is de temperatuur er altijd 17 graden, dus
stroeve schoenen en een trui meenemen.
La Couvertoirade
Ongeveer 30 km ten noorden van het Lac de Salagou ligt 'La Couvertoirade' een
vestingstadje uit de Middeleeuwen. Op het oeroude kerkhofje staan kleine
discusvorige grafmonumenten. Het landschap is heel bijzonder: kalkplateaus, de
'Causses' met hier en daar een schapenboerderij en een groepje kap-eiken.
Zuidelijker liggen de 'Garrigues' een landschap met leisteen, doomstruiken en
kruiden zoals wilde thijm, lavendel en rozemarijn. In het voorjaar, als de
Garrigues in bloei staan, is her hier op z'n mooist. Maar in de zomer als het
echt heet is en de krekels zich laten horen, heeft het gebied de charme van
onherbergzaamheid.
Narbonne
Narbonne is een verrassende stad: er staan enkele historische monumenten die een
bezoek meer dan waard zijn. Bovendien heeft het een sfeer, die heel specifiek
is: vergeleken met Montpellier is deze laatste stad deftiger qua sfeer en
futuristisch qua architectuur. Beziers heeft een degelijke sfeer: hier wordt
gewerkt. Pézenas heeft culturele en artistieke pretentie en Agde etaleert haar
historische verleden en het toerisme. Natbonne heeft een gezellig en rommelig
karakter gehouden. Het centrum is heel aantrekkelijk met de nauwe straatjes met
winkels met letterlijk 'van alles en nog wat'. Hier kunt u de kathedraal
bezoeken en het 'Horreum'. De kathedraal is mooi: de gewelven zijn meer dan 40 m
hoog, alleen door Reims en Amiens overtroffen in Frankrijk. Naast de kerk ligt
een kloosterhof {cloîitre) met mooie wa- terspuwers. Her 'Horreum' is een
onderaards gangenstelsel met nissen. Her lijkt op een gevangenis maar het was
een opslagplaats voor goederen die op de markt erboven verkocht werden. Iedere
handelaar had zijn eigen cel. Nu staan er stenen overblijfselen van opgravingen
uit de Romeinse tijd. Heel bijzonder. Vanaf de kathedraal staat het 'Horreum'
aangegeven. Door de stad loopt de rivier de 'Robine' en het 'Canal du Midi' dat
bijna aIleen nog wordt gebruikt voor de pleziervaart. Ten zuiden van Narbonne
ligt het 'Massif de la Clape', een heuvellandschap. Er loopt een smalle weg
doorheen, als het niet te warm is heel geschikt om te wandelen. U zult daar
echter geen cafes of andere terrasjes vinden, wel een 'zeemanskerkhof' en een
kapel. Het zeemanskerkhof bestaat uit een reeks monumenten ter nagedachtenis aan
de zeelieden uit deze streek die verdonken zijn in de Middellandse Zee of elders
ter wereId. De monumentjes staan langs een pad dat tegen een berghelling ligt,
die begroeid is met pijnbomen, eiken en kastanjes. Het pad vergt een flinke klim
naar de top van de berg waar een kerk ligt met mooi uitzicht op zee. Er omheen
liggen gerenommeerde wijnvelden. In 'La Clape' vindt u ook het bezoekerscentrum
l’Hospitalet, dat bestaat uit een groot museum en een wijnboerderij. U steekt
hier wat op over wijn verbouwen en bewaren en verder zijn er verschillende
onderwerpen: een rijtuig-museum, een bijen-museum een verzameling
landbouwwerktuigen etc. Een interessant bezoek, ook voor de kinderen. En u kunt
er wijn kopen. Aan de kust voor Narbonne ligt Gruissan. Op het strand staan
houten huizen op pilaren.Het stadje is gebruikt als decor voor filmopnamen
(Betty Blue) e.a.
Carcassonne
Een bezoek aan de oude vesting is zeer de moeite waard. De rondleiding die u
gewoon moet doen, duurt gauw een uur en in het hoogseizoen is het er behoorlijk
druk. U bezoekt een versterkte stad met vele strategisehe uitvindingen, dubbele
muren, torens, compleet met kasteel. Een kunstwerk, dat nooit belegerd is
geworden….om er te komen volgt u vanaf de doorgaande wegen de bordjes ‘Cité de
Carcasonne'.
Minerve
Het dorp ligt in een prachtige omgeving: de rivier de Cesse heeft een diepe
bedding in het kalkplateau uitgesleten en twee tunnels waardoor twee natuurlijke
bruggen ontstonden. De twee bruggen zijn 250 en 110 meter lang en op het hoogste
punt meet de boog 40 meter. Het dorpje is schilderachtig en er wordt een
uitstekende wijn gemaakt
Mèze
Het stadje ligt aan de noordzijde van het binnenmeer 'Etang du Thau’ en biedt
een spectaculair uitzicht over het meer en de heuvel van Sète. Aan de kleine
haven liggen enkele aardige terrassen en goede restaurants. Daarnaast is er het
strand waarvan de mensen uit de omgeving gebruik maken om te zonnen, zwemmen en
surfen. De oester –en mosselbanken steken iets boven het water van het
meer uit. De Opbrengst is enorm omdat de kwaliteit uitstekend is. De 'moules
farcies’ (gevulde mosselen) zijn een specialiteit van deze streek. Vlak bij het
strand ligt het ‘station de lagunage' een zuiveringsstation waar het afvalwater
Mèze en van de omliggende dorpen wordt gezuiverd. Het gezuiverde water is van
een zo hoge kwaliteit dat er aquaria met tropische vissen worden gehouden. Her
station is te bezoeken en u krijgt er een duidelijke uitleg over de ecologische
processen.
De Grau du Roi - Port
Camargue |
|
Dit
vakantieoord voor de hele familie, tussen een lagune en de zee, leeft op
het ritme van zijn vissershaven.
Port Camargue is de grootste jachthaven in Europa, met 5000 ligplaatsen.
Andere attracties zijn 18 km fijne zandstranden, van Le Boucanet tot
l’Espiguette, een zeilschool, een naturistenstrand, een kuuroord, en een
seaquarium.
Vissersfestival in juni; Jazzfestival in juli; Festival van het Komisch
Theater in November. Het hele jaar door traditionele watertoernooien en
stierengevechten.
Tussen de Petit Rhône en Grau du Roi wordt het
landschap van de Petite Camargue gekenmerkt door zijn rivierdelta. Dit
is een land van wilde paarden en vogels. |
Mont Aigoual
De hoogste berg van de wijde omgeving is de Mont Aigoual (1567m) Ten noorden van
Le Vigan gaat de D 48 door een schilderachtig landschap tot aan de top, waar
zich een meteorologisch meetstation bevindt. Hier heeft u een schitterend
uitzicht op de wijde omgeving tot aan de Pyreneeën en van de Middellandse Zee
tot aan de Cevennen. Er is een tentoonstelling ingericht over de modernste
technieken op het gebied van meteorologie.
Enkele routes
Ten Noord- Westen van Béziers is het landschap groen en lieflijk. de heuvels
voorbij St. Pons vangen stijgingsregens op. Het dal van de rivier de Orb is
hierbij de scheidslijn. Ten noorden van de rivier is het land ruig en de bergen
imposant: dit is het land van de jacht op de wilde zwijnen, hier groeien wilde
champignons (cèpes), bosbessen en bramen. Er zijn wat veeteelt-boerderijen die
op Nederlanders een armzalige of schilderachtige indruk maken.
Vanuit Béziers kunt u een uitstapje maken naar dit gebied via Cesse- non en
Roquebrun, Mons la Trivalle en de Gorges d'Héric. De Gorges d'Héric is een
canyonachtige rivierbedding, waarin een wandeling gemaakt kan worden naar het
gehucht Héric en weer terug door de hele kloof heen: een wandeling van circa
drie uur. U begint de wandeling bij Mons la Trivalle. De weg wordt duidelijk
aangegeven en er is aan het begin van de kloof een parkeerterrein, waar u de
auto kunt achterlaten.
Via St. Chinian naar St. Pons naar het lac de Raviège. Dan via Fraïsse sur
Agout, de Col de Fontfroide naar Olargues en via lamalou-les- Bains en Hérépian
weer terug. lamalou-les-Bains is een kuuroord voor poliopatienten en voor
revalidatie na ongevallen. Er zijn dus veel rolstoel-gebruikers op straat en in
de cafés, maar de sfeer is er levendig. Er staat een mooi Casino met een antieke
roulettetafel.
Een bezoek aan St. Guilhem-le-Desert is uitstekend te combineren met de Grotten
van Clamouse, een kijkje in Villeneuvette en een duik in het lac de Salagou en
het Cirque de Moureze.
Rond het Etang du Thau: Van Agde naar Sete rijden, via de noordkant over
Bouzigues, Mèze en Marseillan weer terug. In Bouzigues kunt u oesters eten, Mèze
heeft een aardig haventje. In Marseillan kunt u de ‘Noilly Prat’ caves bezoeken,
de wijnkelders waar de beroemde aperitiefwijnen worden gemaakt. In het
natuurgebied tussen Marseillan en Marseillan-Plage komen wilde flamingo’s in het
voor- en najaar.
Kustweg naar Spanje
Deze route met fantastische panoramas start bij Argeles sur Mer. Volg hiervoor
de N114 richting Port Vendres. U rijdt hierover de kustweg naar Spanje over de
uitlopers van de Pyreneeen. U rijdt door leuke mondaine badplaatsjes zoals
Coilloure en Banyuls sur Mer. Bij Port-Bou , dat vroeger een van de
belangrijkste grensstations was tussen Frankrijk en Spanje, rijdt u Spanje in.
Deze route is goed te combineren met een bezoek aan het museum van Salvador Dali
in Figueras. Alleen het gebouw is al de moeite van het bekijken waard.
Barcelona
Een bezoek dat zeker de moeite waard is Barcelona, de hoofdstad van Cataluna
in Spanje. U kunt hier gemakkelijk een aantal dagen doorbrengen maar het is
mogelijk om in 1 dag de belangrijkste Bezienswaardigheden te bezoeken.
Fietsroutes
Er is een fantastisch fietsgebied rond de rivier de Aude . Dit is een route die
door het glooiende landschap de rivier volgt tot de Péage.Via Vendres (het dorp)
is het dan weer mogelijk om in Vendres Plage te komen. Richting St Pierre Sur
Mer is een fietsroute die u door “le Nouveau Monde” voert. In de étangs zijn, in
de zomer, regelmatig flamingo’s te zien. Voor de liefhebber is er een
naaktstrand vlak voor dat u St Pierre binnenrijdt. Pas op met fietsen op de
doorgaande wegen. De franse automobilist is niet gewend aan fietsers en er wordt
erg hard gereden.
Diverse musea
Het Languedoc-museum
Het Languedoc-museum is het privé-museum
van de archeologische sociëteit van Montpellier. Het biedt
onderdak aan verzamelingen die sinds
de oprichting in 1833 door leden bijeengebracht zijn: voorwerpen
uit de prehistorie en de Gallo-Romaanse tijd, Grieks en
Etruskisch aardewerk, middeleeuws beeldhouwwerk, aardewerk,
schilderijen, volkskunst en ambachtelijke producten uit de
geschiedenis van Montpellier en omgeving.
Het museum is iedere dag geopend van 14:00 tot 17:00u.(behalve
op zon- en feestdagen), van 1 juli tot 31 augustus van 15:00 tot
18:00 u.
Contact:
Musée Languedocien en Société Archéologique van Montpellier
7 Rue Jacques Coeur
34000 Montpellier
Tel: 33 (0)4 67 52 93 03
Fax: 33 (0)4 67 66 02 08
|
|
|
|
Amphoralis,
Museum van Gallo-Romaanse pottenbakkers |
|
Dit
markante museum is gevestigd in Sallèles d'Aude, niet ver van
het
Canal du Midi
en overdekt een opgegraven complex van ambachtelijke
pottenbakkers dat dateert uit de 1e tot 3e eeuw van onze
jaartelling. Hier maakte men bouwmaterialen (dakpannen),
aardewerk en wijnamfora's die naar alle uithoeken van het rijk
vervoerd werden.
Openingstijden :
* Van 1 oktober tot 30 juni: van dinsdag tot vrijdag van 14:00
tot 18:00 u. Zaterdag en zondag: van 10:00 tot 12:00u. en van
14:00 tot 18:00u.
* Van 1 juli tot 30 september: iedere dag van 10:00 tot 12:00 en
van 15:00 tot 19:00 u. Op maandagen, 1 januari, 1 mei en 25
december gesloten.
Contact:
Musée Amphoralis
Allée des Potiers
11590 Sallèles d'Aude
Tel: 33 (0)4 68 46 89 48
Fax: 33 (0)4 68 46 88 11
Website
|
|
|
|
De musea van
Perpignan |
|
|
|
MUSEUM DES BEAUX-ARTS "HYACINTHE RIGAUD"
Het Museum der Schone Kunsten,
Hyacinthe Rigaud, bevindt zich in een oud herenhuis uit de 18e
en 19e eeuw in het centrum van Perpignan. Het biedt onderdak aan
een mooie collectie Catalaanse gotische schilderijen,
belangrijke werken van Rigaud, die in 1659 in Perpignan geboren
is. Verder schilderijen van Clavé, Maillol, Manolo, Dufy,
Picasso, en niet te vergeten Ingres, Géricault en Greuze maar
ook minder bekende Catalaanse artiesten zoals Bausil, Brune,
Daura, Monfreid, Terrus en Violet.
Het
museum beschikt ook over een verzameling moderne werken (van 210
verschillende artiesten) die qua omvang uniek is in Europa . U
vindt er ook schilderijen van Aléchinsky, Appel en Linström. Het
museum van Perpignan heeft inderdaad een van mooiste
verzamelingen van de COBRA-beweging.
Contact:
MUSEUM DES BEAUX-ARTS "HYACINTHE RIGAUD"
16 rue de l'Ange
66000 PERPIGNAN
Tel : 33 (0)4.68.35.43.40
GEOPEND VOOR PUBLIEK
Van 1 oktober tot 30 april: 11:00 tot 17:30 u. Van 1 mei tot 30
september: 12:00 tot 18:30 u. Het museum is op dinsdag gesloten
MUSEUM VAN VOLKSKUNST EN AMBACHTEN VAN ROUSSILLON CASA PAIRAL
De negen thematische zalen bieden u een overzicht van het
landelijke en traditionele Catalonië. Het museum draagt de
allegorische vlam van Sint Jan. Vanaf het terras heeft u een
schitterend uitzicht op de stad, de vlaktes van Roussillon, de
zee, de Corbières en de Pyreneeën waartegen zich de Canigou
aftekent.
Contact:
MUSEE D'ARTS ET TRADITIONS POPULAIRES DU ROUSSILLON CASA PAIRAL
Le Castillet
Place de Verdun
Tel : 33 (0)4 68 35 42 05
GEOPEND VOOR PUBLIEK
van 1 oktober tot 30 april: van 11:00 tot 17:30 u.
van 1 mei tot 30 september: van 10:00 tot 18:30 u. Dinsdags
gesloten
NUMISMATISCH MUSEUM "JOSEPH PUIG"
Dit is een uniek museum in Frankrijk. U vindt er een zeer
belangrijke verzameling munten en medailles uit alle tijden en
uit alle uithoeken van de wereld, maar vooral een uitzonderlijke
serie Catalaanse en uit Roussillion afkomstige munten, waaronder
een aantal zeer zeldzame exemplaren.
Contact:
MUSEE NUMISMATIQUE "JOSEPH PUIG"
42 Av.Grande Bretagne
Villa des Tilleuls
66000 PERPIGNAN
Tel: 33 (0)4 68 66 24 86
GEOPEND VOOR PUBLIEK
van 1 oktober tot 30 april: 11:00 tot 17:30 u.
van 1 mei tot 30 september: 12:00 tot18:00 u.
Gesloten op zondag, maandag en feestdagen
meer informatie...
|
|
|
|
Het Museum van
“Désert” |
|
Geschiedenis van de
hugenoten en de camisarden in Cévennes |
|
In het
hart van een typisch dorp in de Cevennen, in de geboorteplaats
van de leider van de camisarden, Roland, wekt het Musée du
Désert het verhaal van de hugenoten tot leven.
Hier kunt u alles te weten komen over de vervolging van de
protestanten tijdens de "Desert"-periode (1685-1787), van de
herroeping van het Edict van Nantes tot het Edict van Tolerantie
en de oorlog van de camisarden.
Eveneens worden hier 18e eeuwse kunstschatten en typisch lokaal
handwerk uit de omgeving tentoongesteld. U vindt er ook
wapentuig en kaarten uit de oorlog van de Cévennes en een
verzameling bijbels, psalmboeken, gravures en schilderijen.
MUSEE DU DESERT
Le Mas Soubeyran
30140 MIALET
Tel : 33 (0)4 66 85 02 72
Fax : 33 (0)4 66 85 00 02
E-mail;
Website
Van 1 maart tot 30 november is het museum dagelijks geopend.
|
|
|
|
Het
ministerie van cultuur bespreekt de vele
musea van Languedoc-Roussillon.
U vindt veel informatie (adressen, openingstijden...) door hier
te klikken. |
|
|
|
Spinnen ontrafelt
draad der geschiedenis bij Langogne in de Lozère |
|
In het
Calquières Museum kunt u het verleden binnenstappen en
het ambachtelijke wolspinnen ontdekken. Dit is een heus werkend
museum waar de molens draaien en de machines gonzen. Het heeft
niet alleen een educatief karakter, maar het is ook leuk. U kunt
tijdens een demonstratie uitleg krijgen over alle onderdelen het
spinnen.
Het museum doet meer dan toeristen vermaken en het lokale
erfgoed beschermen. Het draagt ook de vaardigheden en kennis
over door middel van schoolbezoeken en weefcursussen.
Het Calquières Museum is het enige centrum voor wolproductie
in de Languedoc-Roussillon.
Het hele jaar geopend.
Prijzen: Volwassenen €5, Kinderen €3
Contact :
La Filature
Tel : 33(0)4 66 69 25 56
VVV-kantoor
Tel : 33(0)4 66 69 01 38
|
|
|
|
Het
Fabre-museum in Montpellier |
|
Dit
museum is gesticht in 1825, dankzij een donatie van een schilder
uit Montpellier, François-Xavier Fabre, een leerling van David.
U vindt hier verschillende belangrijke collecties, geduldig
bijeengezocht door plaatselijke kunstliefhebbers zoals Alfred
Bruyas, zoon van een bankier en een vriend van Gustave Courbet,
die wordt afgebeeld op het belangrijke schilderij “Bonjour
Monsieur Courbet”.
De collectie van de Italiaanse (Verona) en de Spaanse school
(Zurbaran) laten het Fabre-museum tot de beste musea van
Frankrijk behoren.
Contact:
Musée Fabre
Boulevard Sarrail
34000 Montpellier
Tel: 33 (0)4 67 14 83 00
E-mail;
Website
Openingstijden :
van maandag tot vrijdag van 9:00 tot 17:00 en zaterdag en zondag
van 9:30 tot 17:00 u.
|
|
|
|
Een pracht schouwspel op
drie schermen: Catha-Rama biedt een duidelijk overzicht van het
kathaarse epos: wat was de basis van de kathaarse religie, hoe
verliepen de vervolgingen, het waarom van de inquisitie...
Cathe-Rama is de toegangspoort tot het kathaarse land en biedt
de toerist de mogelijkheid deze te ontdekken in zijn eigen taal.
Het is een panorama dat de kastelen in hun historisch
perspectief plaatst.
Contact:
Catha-Rama
Domaine de Sautès
RN 113 - afslag Est A61
11000 Carcassonne
Tel: 33 (0)4 68 78 77 98
Fax: 33 (0)4 68 78 51 66
E-mail;
Website.
47, avenue Fabre d'Eglantine
11300 Limoux
Tel : 33 (0)4 68 31 48 42
|
|
|
|
In de
buurt van Narbonne, op de oevers van
Canal du Midi,
vindt u het paradijs van hoofddeksels: 6500 hoofddeksels worden
hier tentoongesteld, tezamen met de persen die werden gebruikt
om ze te maken. Een opmerkelijke collectie, die loopt van 1850
tot heden: militaire hoofddeksels, kerkelijke uniformen,
folkloristisch, modern, werkelijk alles...
Contact:
Musée de la Chapellerie
Le Somail
11120 Ginestas
Geopend van 1 juni tot 30 september van 9:00 tot 12:00 en van
14:00 tot 19:00 u.
Van 1 oktober tot 31 mei van 14:00 tot 18:00. Iedere zondag van
14:00 tot 19:00 u.
|
|
|
|
Het
land van Quercorb (Aude) wordt beschreven aan de hand van zijn
landschappen, zijn tradities en zijn ambachtslui. In het
Instrumentarium in de krochten van het kasteel van Puivert vindt
u gerestaureerde muziekinstrumenten uit de 14e eeuw.
Contact:
Musée du Quercorb
16, rue Barry du Lion
11230 Puivert
Tel: 33 (0)4 68 20 80 98
|
|
|
|
Naast
de zeer goed behouden gebleven Romeinse monumenten kent Nîmes
vele musea,
waaronder het opmerkelijke museum voor archeologie dat uw bezoek
aan deze oude stad compleet maakt.
Contact:
Musée Archéologique
13, boulevard Amiral Courbet
30000 NIMES
Tel: 33 (0)4 66 76 74 80
E-mail;
Website
|
|
|
|
Het
museum van Lodève is gehuisvest in een particuliere woning van
de familie Fleury, gebouwd in de 16e en 17e eeuw, en gerenoveerd
in de 18e eeuw. De collectie van het museum is verdeeld over
twee grote afdelingen:
Geologie, paleontologie, prehistorie, archeologie: Deze afdeling
toont aan de hand van gesteentes, mineralen en meubilair dat is
verzameld in de Hérault, op levendige wijze de geschiedenis van
Lodève, van 540 miljoen jaar geleden tot de Gallo-Romaanse
periode.
Schone kunsten (van de middeleeuwen tot de 20e eeuw).
Openingstijden van het museum : Iedere dag geopend,
behalve maandag, van 9:30 tot 12:00 en van 14:00 tot 18:00 u.
Contact:
Musée de Lodève
Tel : 33 (0)4 67 88 86 10
Fax : 33(0)4 67 44 48 33
Website
|
|
|
|
De
Agropolis biedt educatieve activiteiten op het gebied van
ecologie, agricultuur en de geschiedenis van het verbouwen van
voedsel aan studenten en leden van onderszoeksinstellingen in
Languedoc-Roussillon.
Het Agropolis-museum zorgt voor het verband tussen de
wetenschappelijke wereld en het grote publiek. Het is een
onderzoekscentrum en geeft informatie over de geschiedenis van
voeding door tentoonstellingen en over landbouw en
voedselproductie over de hele wereld. Het museum organiseert
evenementen die betrekking hebben op verwante thema’s, en biedt
onderdak aan rondreizende tentoonstellingen.
Agropolis-museum
951 Av. Agropolis
34394 Montpellier Cedex 5
Tel : 33(0)4 67 04 75 00
Fax: 33(0)4 67 04 13 69
E-mail;
Website
|
|
|
|
Golfbanen in de Gard/Herault (Languedoc
Rousillon)
Gard
Hèrault
GOLF DE LA GRANDE MOTTE
Avenue du Golf - 34280 LA GRANDE MOTTE
Tél. : 04 67 56 05 00 Fax. : 04 67 29 18 84
golf@lagrandemotte.fr
http://WWW.lagrandemotte.fr
GOLF DE SAINT THOMAS
Route de Pezenas - 34500 BEZIERS
Tél. : 04 67 39 03 09 Fax. : 04 67 39 10 65
info@golfsaintthomas.com
http://www.golfsaintthomas.com
GOLF CLUB MONTPELLIER MASSANE
Domaine de Massane - 34670 BAILLARGUES
Tél. : 04 67 87 87 89 Fax. : 04 67 87 87 90
contact@massane.com
http://www.massane.com
GOLF DE COULONDRES
72 rue des Erables - 34980 SAINT GELY DU FESC
Tél. : 04 67 84 13 75 Fax. : 04 67 84 06 33
coulondres@wanadoo.fr
http://www.coulondres.com
GOLF DE FONTCAUDE
Route de Lodève - 34990 JUVIGNAC
Tél. : 04 67 45 90 10 Fax. : 04 67 45 90 20
golf@golfhotelmontpellier.com
http://www.golfhotelmontpellier.com
Historie
van het Land van Oc(tekst
Anneke Koremans)
De Languedoc ligt in de zogenaamde 'Midi', dat al sinds mensenheugenis
landbouwgebied is geweest. De kennis van de landbouw en de
vruchtbaarheidsrituelen in de oudheid waren wellicht de basis voor de hier ook
voorkomende zonnecultus. Op diverse plaatsen heeft men zonnetempels opgegraven.
Ook de Tempeliers die de Languedoc als 'hun' land zagen, beleden o.m. de
zonnecultus.
Vòòr de Romeinen kwamen, leefden er twee Keltische stammen in het gebied.
1. De Volcae Arecomici
2. De Volcae Tectosages
In 413 kwamen de Visigothen. Toen zij in 507 tot onder Toulouse waren
teruggedreven door Clovis in de Slag bij Vouillé, waarbij Alaric II om het leven
kwam, stichtten zij Septimania. Het getal 7 is in de oudheid en in de symboliek
van enorm belang. Zo waren er toentertijd 7 planeten bekend en een week telt 7
dagen. Omdat het getal 4 de aarde voorstelt en 3 de hemel, zou 7 het grote
verbond betekenen. Septimania zou 200 jaar bestaan en werd bevolkt niet door
barbaren, maar door filosofen en wetenschappers.
Na
een korte inname van Septimania door de Saracenen, veroverde Karel de Grote het
gebied en kwam het bij het Frankische rijk. Toen dit Frankische rijk na de dood
van Karel uiteen viel, regeerden de feodale edelen in de Midi, met name de
graven van Toulouse en Barcelona. De handel en wetenschap floreerden en men
leefde tezamen met geleerde joden en Arabieren die hun kennis en intellect
deelden. Aan de hoven zongen de troubadours over helden en introduceerden de
romantiek en hoofse liefde. Men zong in een gemeenschappelijk dialect zodat
iedereen het kon verstaan. Dit dialect noemde men de koiné, later bekend als de
langue d'oc. In de 13de eeuw werd het hele gebied
de Languedoc genoemd. Oc
betekent 'ja'.
De
rijkdom van het zuiden en hun onafhankelijkheid van de kroon irriteerde de
Franse koning, terwijl de paus in Rome zich irriteerde aan de Katharen en hun
populaire, afwijkende leer, die was gebaseerd op oosterse en dualistische
elementen. Dit leidde tenslotte tot de kruistocht tegen de katharen.
Uiteindelijk viel de Languedoc aan de kroon, doch, er is een diepe kloof tussen
de Languedoc en Frankrijk door ontstaan. Zodra u Toulouse bent gepasseerd heeft
u Frankrijk verlaten en bent u aangekomen in het Land van Oc.
In
de 14de eeuw eiste de pest een/derde van de bevolking van de Languedoc. Maar,
dankzij de handel in stoffen klom men al snel weer uit zijn dal. Toch was het
gebied nog steeds vruchtbare grond voor nieuwe ideeën. Met het Kathaarse geloof
nog steeds diep geworteld in de inmiddels ondergedoken bewegingen, ontstond al
gauw de Reformatie met daaropvolgend het Protestantisme met de Hugenoten of
Eedgenoten. Dit leidde opnieuw tot felle geloofsoorlogen, die niet alleen
ontstonden uit de noodzaak om een nieuw soort geloof, maar ook met de drang om
zich los te koppelen van Frankrijk. Net als het katharisme bloeide het
Protestantisme in de Languedoc. Na een periode van schuin toekijken en
mopperende acceptatie werd dan toch eindelijk ook nu weer openlijk de oorlog
verklaard met de Hugenoten, die vanaf 1685 massaal naar o.a. België en Nederland
trokken.
In 1791 werd de Languedoc opgedeeld in departementen:
Ardèche, Aude, Gard, Haute-Garonne, Haute-Loire, Hérault, Lozère en Tarn.
Na de Revolutie ontstond er opnieuw een kloof tussen de Languedoc en Parijs.
Dankzij het opkomende toerisme werd het gebied echter toegankelijk gemaakt en de
wijn-industrie bloeide op. Rond 1900 werd het gebied getroffen door de beruchte
phylloxera luis, waardoor er een periode van armoede ontstond onder de
wijnboeren en -handelaren. Maar, vandaag de dag is de Languedoc één van de
grootste wijn-producerende gebieden van Frankrijk. Maar in principe kunnen we
dit niet zeggen, want de Languedoc is eigenlijk geen Frankrijk, het is het Land
van Oc.....
Uitgebreid
historisch overzicht van de Languedoc-Roussillon(tekst
Anneke Koremans)
DE
PREHISTORIE
In 1971 werd de schedel gevonden van een Homo Erectus in een grot bij Tautavel.
De Tautavel mens leefde ca. 450.000 jaar geleden in de Roussillon. De oudste
sporen van menselijke bewoning in Zuid-Frankrijk zijn echter anderhalf tot twee
miljoen jaar oud, toen de eerste mensen vanuit Afrika naar het noorden trokken.
Pas veel later, rond 30.000 jaar geleden, begon de mens zich artistiek uit te
drukken door middel van rotstekeningen in grotten.
BRONSTIJD
In deze periode leefden de Liguriërs, Iberiërs, Basken en Kelten in
Zuid-Frankrijk. Ze bevochten elkaar voor grondbezit. Men trok zich terug in
versterkte heuvelforten genaamd oppida (enk. = oppidum). Rond 600 v.Chr.
stichtten Griekse kolonisten o.a. Marseille. Er trokken ook nieuwe Keltische
volken vanuit het noorden naar het zuiden. De volken Arecomici en Tectosages
vestigden zich in de Midi.
ROMEINSE OVERHEERSING (125 v.Chr. tot 5de eeuw n.Chr.)
Al enkele jaren nadat de Romeinen voet aan wal zetten in de Languedoc-Roussillon,
werd Narbonne gesticht. Domitius legde toen meteen een goede weg aan, de via
Domitia, die de Alpen met de Pyreneeën verbond. In het jaar 27 werd de provincie
Narbonne gesticht. Het zuidwesten van Frankrijk werd Gallia Aquitania genoemd en
omvatte o.m. het huidige Frans Baskenland. Het zuidoosten werd Gallia Septimania
genoemd en omvatte de huidige provincie Languedoc-Roussillon. De naam Septimania
komt hoogstwaarschijnlijk van de oude Romeinse naam voor Beziers, "Colonia Julia
Septimanorum".
Het vroege christendom
Het christendom werd steeds machtiger, waardoor Constantijn de Grote in de
vroege 4de eeuw besloot om het christendom uiteindelijk toe te staan en al snel
daarna koos hij deze nieuwe religie als staatsgodsdienst. Al gauw bleek, dat een
machtsstaat op basis van religie sterker was, dan een zonder religie. In 324
vond het Concilie van Arles plaats. De eerste kerkelijke dogma's werden
aangenomen. Om een bepaalde reden had Frankrijk een belangrijke rol in de
stichting en ontwikkeling van de Roomse machtsstaat.
Het
einde van het Romeinse Rijk
In de loop van de eeuwen werd het Romeinse rijk regelmatig bedreigd door zowel
onderlinge onenigheden als ontevreden provincies. Zo kwamen ook de Goten in
opstand. Dit volk kwam oorspronkelijk uit het hoge noorden, waarschijnlijk
Scandinavië. Ze vestigden zich eerst in Azië enkele eeuwen voor onze
jaartelling, en daarna trokken ze in de 3de eeuw naar het zuiden en kwamen zo in
aanraking met de Romeinse overheersing. Vervolgens scheidden zij zich in twee
groepen, de Ostrogoten (oostgoten) en de Visigoten (westgoten). De slechte
behandeling van de Goten door de Romeinen leidden tot grote onlusten. De inname
van grote gebieden volgde, en uiteindelijk werd ook Rome in 410 ingenomen. Dit
betekende het einde van het West-Romeinse Rijk. Het Oost-Romeinse Rijk was het
bekende Byzantijnse Rijk, met als hoofdstad Constantinopel, het huidige
Istanbul. Nadat enkele jaren later de vrede was hersteld stond de Romeinse
leider de Visigoten toe zich te vestigen in het zuiden van Frankrijk en Spanje,
waar de Romeinse macht al flink was afgebrokkeld. In 475 kregen de Visigoten
volledige onafhankelijkheid.
DE
VISIGOTEN
Na de val van het Romeinse Rijk bleven de Visigoten gedurende 250 jaar een
belangrijke rol spelen in de Europese geschiedenis. De Visigoten hadden zich
bekeerd tot het Arianisme, een vorm van het christelijk geloof waarin Jezus niet
wordt beschouwd als god, maar als een afzonderlijk wezen direct onder God. Dit
geloof stond loodrecht op dat van de andere christenen in het Romeinse Rijk dat
later uitgroeide tot het katholicisme en de orthodoxe kerken. De Visigoten
bleven vasthouden aan het Arianisme tot koning Reccared I zich liet bekeren tot
het katholicisme in 589.
Hoogtepunt en einde van het Visigotische Rijk
Vlak voor de slag bij Vouille in 507 tegen de Merovingische Franken, bereikte
het koninkrijk der Visigoten zijn grootste omvang. Het omvatte Aquitanië en het
Iberisch schiereiland met uitzondering van kleine stukken in het noorden (die
tot de Basken behoorden) en het noordwesten (het Suevi koninkrijk). In 507
veroverden de Merovingische Franken Aquitanië, en in 554 werden Granada en
Andalusië veroverd door het Byzantijnse Rijk onder keizer Justinianus I, die
bezig was met de herovering van het westen. In 584 namen de Visigoten het
koninkrijk van de Sueven in, en in 624 werden de gebieden in het zuiden heroverd
op de Byzantijnen.
Het Visigotische koninkrijk bleef bestaan tot 711, toen
koning Roderik werd gedood bij een poging de invasie van Amayyadische moslims in
het zuiden tegen te houden. Het grootste deel van Spanje viel daarna al snel
onder islamitisch bestuur. De Visigoten die weigerden onder moslim bestuur en
geloof te leven, vluchtten noordwaarts naar het koninkrijk der Franken. De
Visigoten belegden daarna nog vele generaties lang sleutelrollen in het
Karolingische Rijk.
Oorsprong
van de Visigoten
Daar er weinig bekend is over de oorsprong van de Visigoten, moeten we eens
kijken naar de volksverhuizingen die er in de millennia voor onze jaartelling
zijn geweest. Dan vallen ineens de Feniciërs op, die over heel Europa tot aan
Scandinavië, de Britse eilanden en Ierland hun sporen hebben achtergelaten. De
Feniciërs waren zeevarende Kanaänieten, waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig
uit de Indusvallei in India, en tijdgenoten van de Minoische volkeren die rond
het eiland Kreta een bloeiende beschaving hadden gesticht (3500 - 1350 v.Chr.).
In die tijd was er een machtstrijd tussen twee culturen aan de gang. De ene
cultuur (Minoïsch, let ook op hun stierencultus, de Minotaurus, het labyrint en
de Minoïsche bijenafbeeldingen) was gebaseerd op een maatschappij die man en
vrouw gelijk stelden, wetenschap koesterde en vreedzaam was. Hun godheid was
altijd tweeslachtig of androgeen, met name gebaseerd op de Moedergodin. De
andere cultuur was belust op macht, en in hun maatschappij was de man de baas en
de vrouw ondergeschikt. Hun religie was gebaseerd op voornamelijk mannelijke,
vaak zelfs wraakzuchtige godheden. De Minoïsche beschaving kende zijn hoogtepunt
net voor de uitbarsting van de vulkaan op Santorini, waarna de Minoïsche cultuur
langzaam versmolt met Egeïsche en Myceense culturen. Veel volkeren trokken toen
naar het noordwesten, veelal op de vlucht voor de wrede volkeren die Griekenland
nog eeuwen lang verdeeld zouden houden.
Dan
In diezelfde periode was de vooral nautische stam van Dan zich aan het
uitspreiden. Een tak van de Feniciërs (Kanaänieten), de Pelasgianen, werd door
de Egyptenaren "Danuna" genoemd. Homerus noemde ze de Danaoi. Dit Griekse volk
woonde o.a. op de Peleponessos en op Kreta in het huidige Griekenland, maakte
deel uit van de Minoïsche beschaving, werd geregeerd door priesterkoningen en
hadden een androgene godheid, Anu of Danu, die toch vooral vrouwelijke aspecten
had. Het waren tevens de voorouders van de legendarische Tuatha de Danaan van
Ierland. Een deel van de Danuna zou Anu hebben omgedoopt in Io (de witte godin),
een woord dat nog zeer lang de wortel zou zijn van ons woord voor God (Io, Jove)
en gebruikt worden in namen als Johannes. Dit waren de Ioniërs die tevens de
gelijknamige eilandengroep koloniseerden. De religieuze hoofdstad van de Danuna
was Argos op het Griekse schiereiland Peloponessos, waar de Io-tempel stond.
De Pelasgianen werden genoemd naar de legendarische Pelasgus I, de eerste
koning van Arcadië (Peleponessos). De naam Arcadië zou echter pas ontstaan
tijdens de heerschappij van zijn latere opvolger, Arcas I. De Egyptische kennis
van Thot, ook wel het Hermetisme genoemd, vond veel aanhang in het Minoïsche
rijk. Het getal van Thot is 8 (Kosmische balans - zo boven zo beneden) en werd
weergegeven door de octopus (zie albeelding links van een Minoïsche vaas). Er
waren goede contacten tussen Egypte en Griekenland, met name Kreta. Het latere
Griekenland was dus al omgeploegde vruchtbare bodem voor de ontwikkeling van de
filosofie door de beroemde Griekse wijsgeren zoals Plato en Aristoteles. Toen de
Egyptische god van de wijsheid, Thot, werd omgedoopt in de Griekse Hermes, liet
men hem zelfs in Arcadië geboren worden en samensmelten met de oude godheid Pan.
Nadat de Feniciërs Argos hadden ingenomen, vond de mythische tocht van de
Argonauten plaats naar Colchis, waar ze het Gulden Vlies moesten zien te
verkrijgen. De orde van het Gulden Vlies is één van de hoogste onderscheidingen
ter wereld en wordt vooral aan de hoge adel uitgereikt. De orde ontstond in 1430
en werd opgericht door Filips de Goede van Boergondië als een soort van neo-tempeliersgroep.
De Orde werd aan de heilige Andreas en de heilige Maagd gewijd.
Het
volk van Danuna, hierna de Arcadiërs genoemd, zou enorme gebieden bereizen en
zich op vele plaatsen settelen, zoals Denemarken, Groot-Brittannië en Ierland
(vanaf ca. 13de eeuw v.Chr.). Hun Zodiak teken is Scorpio (Adelaar). Ze zouden
vroeg in de geschiedenis van de stam van Dan de rivier de Jordaan (Jordan)
hebben benoemd, en op hun tocht vanuit het Middellandse Zeegebied ook de Donau
(Danube).
Volgens de geschiedschrijver Jordanes (interessante naam overigens), die in
de 6de eeuw 'de Oorsprong en daden der Goten' heeft geschreven (de Getica) en
zelf afstamt van dit volk, was er op het eiland Scandza (Scandinavië) enkele
eeuwen v.Chr. een volk genaamd de Dani. De Dani leefden in Jutland in Denemarken
(Danmark).
Jordanes sprak verder o.m. over de Sueti (uit Zweden) en de Goten (uit
Gotaland, Zweden). De Goten trokken massaal naar Scythia.
In de Ierse geschiedenis is sprake van de aankomst van de Tuatha de Danaan
ruim een millennium voor onze jaartelling. Ook Engeland toont sporen van hun
aanwezigheid, door de oude naam Albion te ontleden. Albion, net als Io, betekent
"Witte Godin" (Albi = wit, On of Anu = godin). Daarbij gebruikten de Visigoten
ook het symbool van de adelaar (rechts), die zou kunnen verwijzen naar hun
oorsprong: de stam van Dan.
In Egypte was On de oude naam voor Heliopolis. In de Helenistische periode
was Helios een zonnegod (waarschijnlijk een latere variant op Aton). Hellas was
het oude Griekenland. Aäron was de hogepriester van Heliopolis ten tijde van de
Exodus. Heliopolis was de (mannelijke?) tegenhanger van Hermopolis, de stad van
Hermes (Thot). Het moge duidelijk zijn dat de Oude Kennis van de Egyptenaren
(het latere Hermetisme en Gnocisme) dankzij de Grieken en de Griekse filosofen
naar Europa is gekomen. Op de vlag van de Graalridders die aan het hof van de
legendarische koning Arthur dienden, was de zon afgebeeld. Het Hermetisme vond
een vruchtbare bodem in de Minoïsche beschaving, de Visigotische en
Merovingische maatschappij en de Kathaarse cultuur. Het is goed mogelijk dat men
tijdens de glorietijden van de Visigoten en Merovingen een Hermetische Staat
wilden stichten gebaseerd op de Gnosis in navolging van het Minoïsche rijk.
De oorsprong van de Visigoten via de stam van Dan zou dus terug te leiden
zijn naar Griekenland (Pelasgianen/Danuna/Arcadiërs), Egypte (via Dan zelf, zoon
van Jakob), Kanaän (Fenicië) en waarschijnlijk zelfs India. Zou de naam Kanaän
refereren aan de Bijbelse Kaïn, die uit jaloezie zijn broeder Abel doodde en
(uit India?) vertrok om zijn geluk te beproeven in een ander land? Moeten we de
Indiase Veda's zien als de bron van de wijsheid die wij nu kennen als de
Hermetica? Als we de Hyksos met de uit Noord-India afkomstige Mitanni
vergelijken, kunnen we de oorsprong van de Egyptische Mysterieschool misschien
linken aan de Vedische cultuur.
De Egyptenaren noemden de Feniciërs "Hyksos", en één van de Hyksos
koningen van Egypte heette, heel toevallig, Yaqob-her (15de Dynastie - Mer-woser-ra
Yaqob-her, waarschijnlijk de 3de koning van de Hyksos).
Deze bijbelse verhalen kunnen zijn berust op historische feiten, maar het
kunnen ook symbolische verhalen zijn om de vele volksverhuizingen die er in die
periode plaatsvonden, weer te geven. Het zou kunnen aantonen hoe de Feniciërs
zich uitspreidden over Egypte, Europa en Scandinavië en hoe een deel van hen
vanuit Scandinavië weer als de Visigoten zouden neerstrijken in o.a. Frankrijk
en Spanje. En zo kwam de Griekse (op Kreta geboren) Hercules in de Pyreneeën. In
deze zuidelijke gebieden van Frankrijk en Spanje zou men zich (tevergeefs)
proberen te verzetten tegen de patriarchale Roomse kerk en zijn machtsstaat. De
Visigoten in Zuid-Frankrijk en Spanje hielden immers heel lang het Arische
christendom aan, een doorn in het oog van de katholieke Franken, om nog maar te
zwijgen over de cultuur van de latere Katharen. Het gevecht tussen de twee
culturen die millennia voor onze jaartelling begon, zou zich dus ook in de
millennia na het begin van onze jaartelling voortzetten.
DE
MEROVINGEN
De Merovingen waren een speciale dynastie van Frankische koningen, die een
regelmatig veranderend gebied in delen van het huidige Frankrijk, zuidelijk
Nederland, België en westelijk Duitsland regeerden van de 5de tot de 8ste eeuw.
Het betreft hier een aparte subgroep van Salische Franken, die zich al eerder
hadden gescheiden van de Germanen. Hun naam, Frank, betekent 'dapper' of 'moedig'.
Zij leefden vanaf de 2de eeuw vooral in het Rijndeltagebied en naar hen is ook
de IJssel (Isala) genoemd en Salland. De Salische Franken (Franci Salii) staan
dan ook aan de wieg van de Nederlandse cultuur en maatschappij. De naam Sal komt
van het woord voor zout. De zouthandel was sinds de Kelten, wiens naam eveneens
komt van het oude woord voor zout, een zeer winstgevend handelsproduct en men
noemde het dan ook het Witte Goud.
Vervolgens trokken de Salische Franken meer en meer zuidwaarts, en regeerden
uiteindelijk een enorm gebied. De Salische Wet (in het Latijn Lex Salica)
dateert uit het begin van de 6de eeuw, uit de tijd van de Merovingische koning
Clovis, die tot de stam van de Salische Franken behoorde. In zijn rijk leefden
verschillende stammen samen en hij liet een geschreven wet optekenen om de orde
te kunnen handhaven. Deze Salische wet werd later de basis voor de Karolingische
wetten, die tot de 12de eeuw zouden gelden.
Austrasië en Neustrië
Austrasië was het noordelijke deel van het Merovingische koninkrijk, en bestond
uit het oosten van Frankrijk, het westelijke Duitsland, België en Nederland. De
hoofdstad van het rijk was Metz, hoewel sommige koningen ook vanuit Reims
regeerden. Neustrië ontstond in 511, toen Clovis overleed. Na de dood van de
Frankische koning Clovis in 511 werd zijn koninkrijk verdeeld onder zijn vier
zonen. Theuderic I van Austrasië kreeg het oostelijke deel. Austrasië leefde
constant in spanning met zijn buur, Neustrië. In 613 werden de twee rijken
overgenomen door Chlothar I, die zijn hoofdstad in Parijs vestigde. De twee
rijken vielen echter snel terug uiteen. Pas wanneer de hofmeier Pepijn van
Herstal in 687 Neustrië overwon, werden de twee rijken definitief verenigd. Toen
zijn kleinzoon, Pepijn de Korte, koning der Franken werd en Bourgondië ook
overwon, begonnen de namen en binnengrenzen te vervagen, en werd enkel nog maar
gesproken over het Frankische Rijk.
De
Merovingische koningen
De Merovingische dynastie dankt zijn naam aan Merovech, koning van de Salische
Franken van 447 tot 458. Zijn zoon Childeric I versloeg in de tweede helft van
de 5de eeuw de Visigoten en zijn kleinzoon, Clovis I, kon het grootste deel van
Gallië ten noorden van de Loire verenigen door zich aan te passen aan het steeds
machtiger wordende katholieke geloof. Hij is daarom tevens verantwoordelijk voor
het verspreiden van het katholicisme in Frankrijk en omstreken. In 496 werd hij
door bisschop Remigius in Reims, één van de belangrijkste steden van de
Merovingen, gedoopt.
Reims
In Reims, de hoofdstad van het graafschap van Champagne, zijn tot 1825 bijna
alle Franse koningen gekroond en gezalfd, een traditie die teruggaat tot aan de
doop van Clovis. Daarbij werd gebruik gemaakt van olie uit een ampul die tijdens
Clovis' doop door een duif uit de hemel zou zijn meegebracht. Dit lijkt verdacht
veel op de zalving met messeh die met name in bijbelse tijden werd gebruikt om
koningen te zalven. Lodewijk de Vrome werd in 816 in Reims tot keizer gekroond.
De beroemdste kroning is waarschijnlijk die van Karel VII in 1429, tijdens de
Honderdjarige Oorlog: de dauphin was door Jeanne d'Arc naar Reims gebracht,
nadat zij de stad had heroverd op de Engels-Bourgondische alliantie. Het verhaal
rondom Jeanne d'Arc (Jehanne Darc), die beschuldigd van ketterij op de
brandstapel stierf, is gehuld in mysteries. Waarschijnlijk probeerde zij met
behulp van Renée d'Anjou na het falen van de Tempeliers een Hermetische staat te
stichten, maar stuitte op grote tegenstand van de Roomse staat. Nog een grote
Fransman, Napoleon Bonaparte, werd in de Notre Dame van Parijs gekroond. Hij
droeg een koningsmantel bezaaid met gouden bijen....
Het Feodalisme
De Merovingen zijn ook verantwoordelijk voor het ontstaan van het feodalisme,
toen zij hun hertogen verantwoordelijk stelden voor het regeren, verdedigen en
rechtspreken in kleine delen van hun koninkrijk. De Languedoc-Roussillon werd
sindsdien eeuwenlang geregeerd door feodale hertogen, de zogenaamde Heren van de
Languedoc, die later vooral de Katharen beschermden tegen de katholieke
vervolgingen. De soldaten die de orde moesten handhaven, werden toen voor het
eerst Ridders genoemd.
Tegen de 7de eeuw hadden de koningen weinig feitelijke macht meer, en waren
vooral symbolische figuren. Ze begonnen zichzelf steeds meer toe te leggen op
wereldlijke geneugten en lieten het regeren van hun koninkrijk over aan
hofmeiers (major domo in het Latijn). Het ambt van hofmeier werd erfelijk vanaf
de Karolingen. De Karolingen onttroonden de Merovingen in 751, toen Pepijn de
Korte de Frankische edelen achter zich kreeg en de laatste Merovingische koning,
Childeric III, afzette.
Oorsprong
van de Merovingen
De Merovingische dynastie heeft een mysterieuze afkomst. Legendes vertellen over
een speciale bloedlijn die hen verbind met oudtestamentische stammen en net als
de oude Nazoreeërs, schoren ook de Merovingische koningen hun hoofdhaar niet. Ze
zouden volgens legende afstammen van de Arcadiërs. Verder zouden zij volgens
erfrecht vanaf hun twaalfde levensjaar koningen zijn. De naam Merovingen zou
afkomen van de legendarische koning Merovech, zoon van Clodio. Met hem begon
deze mysterieuze bloedlijn. Merovech (447-458) zou volgens een 7de eeuwse
legende de afstammeling zijn van de Quinotaurus, een mythologisch zeedier
waarmee zijn moeder, de vrouw van zijn vader Clodio, in zee had gepaard. Er is
zo weinig bekend over deze man, dat men bijna zou geloven dat zijn gesch iedenis
uit de annalen is gewist. We gaan eens een stukje terug in de tijd.
De Arcadiërs
De Arcadiërs waren een apart volk, dat leefde op het schiereiland Peleponessos
in Griekenland. De provincie Arcadië is een gebied waar veel herders wonen. In
de Renaissance was om onbekende reden het thema "Herders van Arcadia" enorm
populair, vooral samen met de leuze "Et in Arcadia Ego". Hun oude godheid was
Pan, de beschermheer van de herders. Dit is tevens de oude godheid van de
oudtestamentische stam van Dan, één van de 12 stammen van Israël, die ervoor
bekend staat zich te verspreiden over grote gebieden, waaronder ook de Balkan en
noordwest Europa. Ook zij leefden o.a. in Arcadië. Na een ruzie met de overige
stammen zou ook een groot deel van de stam van Benjamin naar Arcadië zijn
vertrokken om zich bij hun bloedverwanten te voegen. Fragmenten van deze
gebeurtenis zijn in diverse oude geschriften teruggevonden.
De naam Arcadië is gebaseerd op het sterrenbeeld Ursus Minor, de Kleine Beer,
die Arcas werd genoemd, naar de legendarische koning van Arcadië, Arcas. De
Kleine Beer is samen met de Grote Beer en de Poolster (Polaris is de staart van
de Kleine Beer) belangrijk voor de navigatie. De Poolster werd gezien als de
pilaar waarop de hemel rust, en vergeleken met de pilaar van Djed en Osiris. De
sterren gaven hen licht en richting en ook zij, de Arcadiërs, zouden licht en
richting geven en pilaren zijn waarop de maatschappij kon rusten.
Na de vulkaanuitbarsting op het eiland Santorini brak er een periode van
verschuivingen aan rondom Kreta en Griekenland. De Minoïsche cultuur verloor
zijn macht en glorie en langzaam kwam de Myceense en Dorische cultuur op. Daar
de stam van Dan nautisch was, is er waarschijnlijk besloten tot een
volksverhuizing over water. Men voer langs de Griekse eilanden waaronder Samos
naar de Turkse kust om neer te strijken in het land dat men naar hen Dardanië is
gaan noemen. Ook de Dardanellen zijn naar de Dardanen genoemd. Het koninkrijk
van de Dardani was groot en machtig en het waren dan ook de Dardanen die Troje
hebben gesticht (ca. 1300 v.Chr.). Het koningshuis van Troje werd spoedig
machtig. Hun koningen waren legendarisch en zouden afstammen van Hermes (Mercurius).
Zelfs de Romeinen meenden dat ze afstamden van de Trojaanse koning Aeneas.
Na de Trojaanse oorlog moesten velen vluchten. Zo kwamen o.a. ook de Dardani
in de Balkan terecht. Ze vestigden zich rond 1200 v.Chr. in Pannonia en staan te
boek als een Tracisch-Illyrische stam. Volgens Dionysius van Halicarnassus (2de
eeuw) kwamen de Dardani inderdaad uit Arcadië.
Wanneer we de vroegste geschiedenisgegevens raadplegen over de oorsprong van
de Franken, lezen we dat zij oorspronkelijk uit Pannonia kwamen en naar
overlevering zelfs Troje hadden gesticht. Ergens moet er dus een link zijn
tussen de Dardani en de Franken. Pas in 11 v.Chr. werden ze 'Franken' genoemd
naar hun dappere leider, Franco. De Franken zouden ook in Friesland, Gelderland
en het beneden Rijngebied hebben geleefd.
Wanneer dit inderdaad zo is gegaan is er een grote overeenkomst tussen de
oorsprong van de Goten en de oorsprong van de Franken. Terwijl de Franken zich
op een wat zuidelijker gebied gingen concentreren, trokken de Goten enkele
eeuwen v.Chr. via een bijna zelfde route weer terug naar de Balkan. De
Merovingen hebben vanaf koning Merovech een aantal kenmerken overgenomen van de
stam van Benjamin. Maar waarom was nu juist de stam van Benjamin zo belangrijk
dat de Merovingen zich boven de Visigoten stelden, die ook zouden afstammen van
de Arcadiërs?
Benjamin
De stam van Benjamin is een verhaal apart, want zij waren uitverkorenen, en
volgens hun geboorterecht leverden zij de koningen en waren zij de wettelijke
erfgenaam van de heilige stad van Melchizedek: Urusalem, de "stad van de vrede".
Al sinds het ontstaan van hun stam in Egypte, waar ze werden onderwezen in de
oude Egyptische mysteriën aan het hof van de farao (hun broer Jozef was er
immers onderkoning geworden), was de stam de beschermer van de Oude Kennis en
waren de vrouwen automatisch priesteressen van de Moedergodin. Zij waren de
helers, de torenwachters. Zij brachten hoogstwaarschijnlijk ook Zadokpriesters
voort. Dit waren de hogepriesters die in de voetsporen van Melchizedek (Michael
Zadok) o.a. de Zonen van het Licht, Zonen van God, en de Rechtvaardigen werden
genoemd. Ook zij werden pilaren genoemd, maar ook torens. De naam Benjamin komt
van Benu Yamina, dat 'Zonen der Rechtvaardigen' betekent. Hun Zodiak teken is
Gemini.
De Benjaminieten en Danieten hadden ook een speciale verering voor de koe,
stier of het kalf, waarvan ze gouden beeldjes bij zich droegen. Dit heeft zijn
wortels in de Fenicische (Kanaänietische) cultuur. De stierencultus, die
overigens ook in het Minoïsche rijk werd beleden, is eveneens gebaseerd op de
Moedergodin, en beide Moedergodinnen (de koe-stier en Anu) waren in dit opzicht
zowel mannelijk als vrouwelijk. De drie-eenheid van de stier, de koe en het kalf
komt terug in de mythe van Isis, Osiris en Horus. Het feit dat Akhnaton rond
1350 v.Chr. naast Aton als enige androgene godheid ook de stierencultus toeliet,
waarschijnlijk omwille van zijn van Kreta afkomstige vrouw Nefertiti, valt
meteen op. De verering van het gouden kalf was ook nog op gang tijdens de Exodus
(ca. 1350 v.Chr.), hetgeen werd toegelaten door Aäron maar werd afgekeurd door
Moses.
Daar
bepaalde culturele eigenschappen van volkeren, zoals afgodsbeeldjes, namen en
symboliek, de oorsprong van hun voorouders kunnen tonen, moeten we dus
bijvoorbeeld letten op namen als Ursus (beer), afgodsbeeldjes van de stier, koe
of het kalf (liefst in goud), afbeeldingen van bijen en rituelen zoals die van
de Zadok priesters. Het belangrijkste Zadokritueel is de dankzegging aan de
Moedergodin voor haar voedsel en vocht, waarbij brood wordt gebroken en wijn
wordt rondgegeven. Toentertijd mocht dit ritueel alleen worden uitgevoerd door
Zadokpriesters; nu is het oude ritueel van Melchizedek verbogen en bekend als de
Eucharistie (afgeleid van het Griekse woord voor Dankzegging), beter bekend als
de Heilige Consecratie, en mag dit ritueel ook alleen maar door katholieke
priesters worden uitgevoerd.
Rond 1000 jaar voor onze jaartelling navigeerden de Feniciërs (Kanaänieten)
en de Arcadiërs (de Grieken) naar oorden overzee, er werden kolonies gesticht en
er zijn zelfs sporen van het oud-Fenisisch gevonden in de oude Iers-Keltische
taal. Men was dus flink bereisd. Zo zouden er volken over heel Europa gaan wonen,
die oorspronkelijk zouden kunnen afstammen van deze oudtestamentische stammen.
De mythologische Europa werd niet voor niets ontvoerd door Zeus in de gedaante
van een stier….
Dat er Merovingische koningen waren, die als bijnaam de naam Ursus hadden,
dat de Beer betekent, en vaak begraven werden met gouden bijen en gouden
beeldjes van een stier of koe, zou hun vermeende verwantschap met Benjamin en/of
Dan kunnen ondersteunen. Hun aangeboren recht om te regeren zou dus kunnen
afstammen van het erfrecht van Benjamin. Maar deze mysterieuze dynastie begint
pas bij Merovech, zoon van de Quinotaurus, een zeemonster dat zich in diverse
gedaanten kon veranderen. Merovech volgde zijn (stief)vader Clodio op en werd de
eerste van een dynastie die men naar hem de "Merovingen" zou gaan noemen, de
visserskoningen. Een dynastie begint bij een bepaalde bloedlijn, die van ouder
op kind overgaat. We kunnen dus bedenken dat de vader van Merovech niet Clodio
was, maar iemand anders. Ook is het mogelijk dat de moeder van Merovech degene
was die de nieuwe bloedlijn introduceerde. Daar een zeemonster geen optie is,
zouden we moeten kijken naar een andere verklaring. Merovech had twee vaders,
dus zal er sprake zijn van twee bloedlijnen die bij Merovech bij elkaar kwamen.
Zeemonster verwijst misschien naar een persoon die (oorspronkelijk) van overzee
kwam. De naam Quinotaurus bevat ook het woordje 'taurus', dat stier betekent en
een knipoog kan zijn naar de stierencultus van de Minoërs. Het woord lijkt
tevens op Minotaurus, de mythische half mens half stier van het Minoïsche Kreta.
Zouden deze twee mythen iets met elkaar te maken hebben?
Daar
het vrij onwaarschijnlijk is dat de voorouders van de Salische Franken en
Merovingen een zuivere en vooral koninklijke bloedlijn van de stam van Benjamin
zouden doorgeven, moeten we toch eens kijken naar een andere legende, namelijk
die van Maria Magdalena en haar kindje, die per boot als vluchtelinge aankwam in
Zuid-Frankrijk. Zou deze legende ons proberen te vertellen dat de koninklijke
familie van Juda in de vroege eerste eeuw in ballingschap naar Zuid-Frankrijk
kwam, om daar zijn bloedlijn voort te zetten? Volgens kenner en Dode Zeerollen
expert Barbara Thiering gebeurde dit welzeker, namelijk in ca. 44 n.Chr.
Waarschijnlijk reisden ze via de haven van Alexandrië in Egypte. De boot zou op
weg zijn geweest naar Marseille, maar tijdens noodweer zijn gestrand in de
Camarque, het toenmalige Romeinse Gallia-Septimania.
Het klinkt heel logisch. Maria Magdalena (Myriam Migdal Eder) was namelijk
via haar vader erfgenaam van de stam van Benjamin, en priesteres van de
Moedergodin, Heler en Torenwachter en haar bloedlijn zou zelfs teruggaan op
Aäron, de Zadokpriester. De naam voor Torenwachter was Migdal Eder, en deze naam
zou uiteindelijk zijn verbasterd tot Magdalena. Daarbij was de kerkelijke macht
niet vies van dit verhaal, want de aankomst van Maria
Magdalena in Zuid-Frankrijk is prachtig weergegeven in een glas-in-loodraam in
de kathedraal van Chartres.
Zou Merovech de nakomeling zijn van Maria Magdalena? De naam Merovech kan
worden ontleed in Mer (zee, moeder, Myriam of Maria) en Vech (dragen - vehere/vexi),
en de variant 'Merving' zou ook kunnen zijn afgeleid van Mer (zee, moeder,
Myriam of Maria) en Ving (wijnstok of wijngaard - vinea), dus "Dragers van de
wijnstok" komt al snel naar voren als een mogelijke vertaling van de naam
Merovingen. De wijnstok is in de latere legenden een andere naam voor de
bloedlijn van Jezus en Maria Magdalena.
Een van de zwarte bladzijden uit de geschiedenis van het oude Frankrijk is de
moord op Dagobert II. Dagobert II was koning der Merovingen. Hij huwde in 671 de
Visigothische edelvrouwe Giselle de Razes, nicht van de Visigotische koning, in
het kerkje van Rennes-le-Chateau, toen nog Rhedae genoemd. Dagobert en Giselle
woonden er enkele jaren. Daar Dagobert II een machtig rijk had en zich niet aan
wilde sluiten bij het katholieke christendom, moest hij uit de weg worden
geruimd. Hij werd op één van zijn reizen in de Belgische Ardennen vermoord. Zijn
zoon Sigebert IV werd snel terug naar Rhedae gebracht in het veilige zuiden. Dat
de katholieke kerk de moord op de Merovingische koning later heeft betreurd
staat vast. Dagobert II werd in 872 gecanoniseerd en hij kreeg zelfs een naamdag,
23 december, toevallig ook een heilige dag voor de stam van Benjamin.
Opvallend
is ook het gebruik van gouden bijen door de Merovingen. Honderden gouden bijen
werden gevonden in de tombe van Childeric I.
Er zijn ook Minoïsche gouden bijen
gevonden (museum in Heraklion), er waren al gouden bijen in de Hyksos periode in
Egypte, die als ereprijs werden gegeven aan moedige strijders, en de bij was
tevens een symbool van de Essenen/Therapeutae, waar ook Jezus toe behoorde.
Nog veel ouder is het symbool dat beter bekend is als de Fleur de Lys, de
Franse Lelie, welke zijn oorsprong heeft in het oude Egypte en India. Het was
eveneens het symbool dat o.a. Koning Salomo op zijn kroon droeg. Het symbool
beeldt de heilige lotusbloem uit die sinds mensenheugenis hét symbool is voor
het menselijke verbond met God. Het werd later het symbool van de heilige
afkomst van de Merovingen, en na Clovis werd de Fleur de Lys het symbool voor
het Frankische christelijke koninkrijk.
Nazaten der Merovingen?
In de 20ste eeuw stond er een Fransman op die beweerde een nazaat te zijn van
de Merovingische dynastie. Hij zou, samen met nog een aantal anderen, afstammen
van Dagobert II. Natuurlijk weten we nu allemaal wel dat dit een prachtig
opgezet spel is. Het spel dat ze met veel plezier speelden, liep simpelweg uit
de hand. Maar, door het bestuderen van de stukken waarmee zij speelden wordt
duidelijk, dat deze stukken nog steeds waardevol voor ons kunnen zijn.
Bijvoorbeeld het familiewapen van Pierre Plantard de Saint Clair, dat twee beren
laat zien en 11 bijen, samen met de spreuk "Et in Arcadia Ego". De twee beren
zijn een knipoog naar Arcadië en de bijen zijn Merovingisch.
Het moge duidelijk zijn dat de Visigoten een heel interessante afkomst hebben
die teruggaat op de Minoërs, de Arcadiërs en Feniciërs, maar dat de Merovingen
door de waarschijnlijke samensmelting met afstammelingen van Benjaminitische en
koninklijke bloedlijnen, van zichzelf vonden dat ze een hogere dynastieke
afstamming hadden. De Karolingers huwden bij voorkeur Merovingische prinsessen
en hielden zo de bloedlijn in stand voor de koninklijke families. Zo zou er in
de eeuwen die daarna kwamen, heel wat blauw (druiven)bloed door de adellijke
aderen van Europa gaan vloeien.
Natuurlijk weten we inmiddels dat bloedlijnen geen garantie zijn voor de
kwaliteit van een mens. Het is vandaag de dag meer een drang om de oude cultuur
te bewaren die belang hechtte aan wetenschap, mystiek, vrede en het terugvinden
van het vrouwelijke principe van God, Moeder Aarde, de Moedergodin. Dat het om
zielszuivering gaat (alchemie), daar kwamen we tijdens de Renaissance al wel
achter, maar ondanks deze 'wedergeboorte' lopen we nog steeds in de luiers. De
mensheid maakt flinke groeistuipen door en moet nog vaak vallen voor hij leert
om balans te houden en overeind te blijven staan.
HET KONINKRIJK SEPTIMANIA (509-719)
Na de Slag bij Vouillé in 507, waarbij de Merovingische (katholieke) koning
Clovis I (inmiddels de koning der Franken genoemd) de Visigoten versloeg, werd
de Visigotische koningszoon Amalric voor zijn veiligheid naar Spanje gebracht.
Aquitania kwam in handen van de Merovingen en Septimania kwam, samen met enkele
andere Visigotische gebieden, in handen van de grootvader (moederszijde) van
Amalric, Theodoric de Grote. In 509 stichtte Theodoric het koninkrijk Septimania
met als hoofdstad Narbonne. Zijn regent werd de oostgotische edelman Theudis. In
522 was Amalric oud genoeg en werd hij tot koning gekroond. Toen vier jaar later
Theodoric overleed, had hij de totale macht over Septimania en Spanje. Hij
trouwde met Clotilda, de dochter van Clovis, om een alliantie te creëren tussen
de Merovingen en de Visigoten. Daarmee verzekerde hij zich tevens van een
dubbele koninklijke bloedlijn. Maar dit was geen slimme zet, want hiermee haalde
hij de toorn van het katholieke Frankische noorden op zijn hals, en verloor
daarbij in 531 het leven. Septimania zou nog enkele eeuwen worden bestuurd door
Visigotisch-Merovingische edelen.
Na de nederlaag van de Visigotische koning Roderik in 711, trokken de Moren
in 719 Septimania binnen. Na enkele bloedige oorlogen zouden ze zich in 760
terugtrekken naar Spanje. Tegen die tijd was Septimania verwoest door de
oorlogen die gedurende die afgelopen vier decennia hadden plaatsgevonden. De
koning installeerde Gotische edelmannen om het gebied te bestuderen en er werden
kloosters gebouwd. Na de dood van Karel de Grote werd Septimania ook wel "Gothia"
genoemd door de grote aantallen Visigoten in het gebied, en omdat het werd
bestuurd door Visigotische markiezen. Later zou het gebied de naam Roussillon
gaan krijgen en vervaagden de namen Septimania en Gothia.
DE KAROLINGISCHE PERIODE (751 tot 987)
Pepijn
II van Herstal (635 of 640 - 16 december 714) was hofmeier van Austrasië,
Neustrië en Bourgondië (Bourgondië van 680 tot 714) en in de loop van tijd kreeg
hij het Frankische rijk steeds meer in zijn macht. De Merovingische koning
Theuderic III trachtte hem uit zijn post te ontslaan, maar hij werd verslagen
bij Tertry in 687. Pepijn werd hierna de feitelijke leider van Austrasië en
hield de andere Frankische koninkrijken onder controle. Zijn nazaten bleven
hofmeiers, en zijn kleinzoon, Pepijn de Korte werd koning in 751.
Karel Martel (23 augustus 676 - 22 oktober 741) was hofmeier van het
Frankische rijk. Hij werd geboren in Herstal in het huidige Wallonië, in België.
Hij was een onrechtmatige zoon van Pepijn II en zijn concubine Apaida. Karel
Martel is het bekendst door zijn overwinning in de Slag bij Poitiers in 732, die
gezien wordt als de "redding van Europa van de Arabieren". Martels Frankische
leger versloeg een Arabisch leger, dat de islam trachtte te verspreiden. Hoewel
de Arabieren Europa niet geheel konden veroveren, slaagden ze er toch in het
Iberisch Schiereiland en een groot deel van Zuid-Frankrijk te bezetten. Hoewel
het nog twee generaties duurde voor de Arabieren over de Pyreneeën gedwongen
werden, deed deze overwinning de kansen van de Arabieren keren in het voordeel
van de Franken, en zorgde voor de vereniging van het Frankische rijk onder Karel
Martel.
In het volgende decennium leidde Karel het Frankische leger tegen de
oostelijke hertogdommen Beieren en Alemannië, en tegen de zuidelijke
hertogdommen Aquitanië en Provence. Hij trad op in het conflict met de Saksen,
met gematigd succes, maar de volledige overwinning van de Saksen zou echter voor
zijn kleinzoon Karel de Grote zijn. Karel Martel stierf op 22 oktober 741 in
Quierzy, in het hedendaagse departement Aisne (Frankrijk). Hij ligt nog altijd
begraven in de Saint-Denis-basiliek in Parijs. Hij werd opgevolgd door zijn
zonen: Carloman, Pepijn de Korte en Grifo.
Pepijn de Korte, de zoon van Karel Martel, was de eerste koning van het Huis
der Karolingen, de dynastie die van 751 tot 987 zou duren. Na de dood van Pepijn
in 768 werd zijn koninkrijk verdeeld onder Karel de Grote en zijn broer Carloman.
Carloman stierf op 5 december 771, waarna Karel de Grote koning werd van het
gehele Frankische rijk. Het uiterste zuidoosten was echter in handen van
machtige feodale adellijke heren, zoals de graven van Toulouse en Barcelona met
vazalstaten zoals Carcassonne. Veel van deze heren waren bloedverwanten van de
Visigotische en Merovingische adel.
DE FEODALE STATEN VAN DE LANGUEDOC
De Visigoten leefden voornamelijk in het zuidoosten van Frankrijk en in Spanje,
terwijl de Merovingen een groot gebied tussen België en de Pyreneeën beheersten.
De laatste Visigotische koning die we kennen is Roderik, die in 711 werd
verslagen door de Moren. De laatste Merovingische koning die we kennen, is
Childeric III (743-751). Daarna brak de hierboven besproken Karolingische
overheersing van geheel Frankrijk aan. Karel de Grote stelde echter graven en
hertogen aan om de diverse gebieden te besturen. In het zuiden regeerde
voornamelijk de Merovingisch-Visigotische adel.
Sigisbert VI
In de 9de eeuw leefde er een Merovingische graaf, Sigisbert VI (820-885), die
zich Ursus noemde. Hij was de graaf van Razes, een gebied in de Languedoc dat de
graafschappen Toulouse, Barcelona en Rhedae zou omvatten.
Sigisbert is een directe afstammeling van Merovech en voorvader van
Godfried van Bouillon, een belangrijk persoon ten tijde van de Kruistochten naar
het Heilige Land. De drang om Jeruzalem te bezitten zo ineens na 1000 jaar, valt
enorm op. Er is een kleine mogelijkheid, dat die drang werd gestimuleerd,
geprovoceerd, door afstammelingen van de stam van Benjamin, die via de
Merovingen zichzelf in hoge adellijke posities hadden weten te brengen en nu op
zoek waren naar bewijzen van hun bijzondere afkomst, die zouden zijn verborgen
in de tunnels onder de Tempelberg in Jeruzalem. Mogelijkerwijs waren één of
meerdere leden die de Orde der Tempeliers oprichtten, ook bloedverwanten van de
Merovingen. Deze bloedlijn zou zich met Sigisbert VI namelijk naar het noorden
van Frankrijk hebben kunnen verplaatsen. Er zijn familiebanden met het huis van
Luxemburg en Champagne, en deze stammen hoogstwaarschijnlijk van hem af. Er zijn
in de beschavingsgeschiedenis meerdere pogingen gedaan om een Hermetische staat
te stichten. Sigisbert VI zou dit waarschijnlijk ook hebben geprobeerd, en
daarmee kreeg hij de toorn van het Heilige Roomse Rijk over zich heen. Ook de
Tempeliers zouden een poging hebben gedaan met eenzelfde afloop.
Sigisbert maakte gebruik van de wanorde die plaats vond na de dood van keizer
Karel de Grote. Hij werd in 877 in Nimes tot koning gekroond. Na een nederlaag
te hebben geleden tegen Lodewijk II van Frankrijk, moest hij vluchten naar
Reims. Zijn nakomelingen trokken o.a. naar Bretagne en Engeland. Na zijn dood
werd zijn lichaam waarschijnlijk door enkele van zijn kinderen overgebracht naar
Engeland.
Volgens
historici zou deze Ursus wel eens model hebben kunnen staan voor het verhaal van
koning Arthur, een naam die eveneens is afgeleid van Beer (Arth is Welsch voor
Beer) en wiens geschiedenis erg lijkt op het verhaal van Sigisbert VI Ursus. Net
als Sigisbert streed Arthur voor een verenigd rijk dat in vrede samenleeft. Het
verhaal van de zoektocht naar de Graal symboliseert de strijd om de Moedergodin
(het Vrouwelijke Principe van God) staande te houden tegen een oprukkende
patriarchale Roomse machtsstaat. De Ronde Tafel met daaromheen de 12 ridders
symboliseert de Poolster aan de staart van Arcas, waar omheen de Zodiak draait,
en is waarschijnlijk een knipoog naar Arcadië. Na Arthur's dood werd zijn
lichaam immers naar een eiland gebracht genaamd Avalon. Het is mogelijk dat men
hier doelt op de plaats Glastonbury, het vroegere Avalon, op het eiland
Brittannië (toen nog Albion geheten). Het graf van Arthur werd later door
monniken gevonden in Glastonbury Abbey, dat in de eerste eeuw zou zijn gesticht
door niemand minder dan Jozef van Arimathea.
Tussen de 9de eeuw en 1271 hadden de adellijke families het heft in handen in
Zuid-Frankrijk en noord Spanje. Zo was er het hertogdom van Aquitaine, de
graafschappen van Toulouse en Foix en het graafschap van Barcelona (het latere
Catalonië). Tussen hen werd er vaak ook gehuwd om vriendschappelijke (familie)banden
te kweken en zo samenwerking en vrede te stimuleren. Zij bouwden machtige
kastelen en versterkte burchten, waarvan Foix een schitterend voorbeeld is. Hun
rijkdommen zorgden voor enorme welvaart in deze gebieden. Er werden prachtige
kerken gebouwd en kloosters gesticht. Het was een periode van verlichting,
waarin troubadours vrijelijk opinies zongen en gedichten voordroegen over liefde.
Pelgrims moesten door dit gebied reizen om naar Santiago de Compostela te gaan,
waar men de beenderen had gevonden van ene Jacobus, apostel van Jezus.
Volgens Robert Eisenman zou de Jacobus van Santiago wel eens de echte
broer van Jezus kunnen zijn. Jacobus was de opvolger van Jezus in de eerste
eeuw, maar werd vermoord tijdens onlusten. Enkele eeuwen na zijn dood heeft men
zijn beenderen naar Spanje gebracht (toen onderdeel van het rijk van de Sueven)
en herbegraven. De bottenkist is nog niet zo lang geleden in Israël gevonden en
echt verklaard. Op deze bottenkist stond de tekst "Jacob, zoon van Jozef, broer
van Jezus". De kist was, uiteraard, leeg.
DE KRUISTOCHTEN
In
deze periode (11de, 12de en 13de eeuw) zou men ook het zwaard opnemen tegen de
Saracenen in Palestina, het waren de eeuwen van de Kruistochten, waarin
roofridders, landheren, avonturiers en vrijbuiters naar het oosten trokken om
Jeruzalem te bezetten. Deze stad was een belangrijk symbool voor het christendom
en de islamitische Turken die de stad in hun macht hadden, wilden geen
christelijke pelgrims in Jeruzalem. Men besloot toen om de stad te ontzetten en
riep iedereen op om in naam van het Heilige Kruis (het christendom) het zwaard
op te nemen en naar Jeruzalem te trekken. Aan deze kruistochten deden ook veel
adellijke families mee. Zo'n 80.000 mensen (inclusief vrouwen en kinderen!)
trokken voor het eerst in 1096 naar de Levant, maar vrijwel niemand kwam er
levend van terug. Er zouden nog heel veel van dit soort kruistochten worden
georganiseerd, en daaraan deden steeds sterkere legers mee, zodat het soms lukte
om de stad in te nemen en een tijdje regeerde daar dan een 'koning van Jeruzalem'.
In die periode konden de pelgrims weer redelijk veilig naar de heilige stad
afreizen.
De Tempeliers
Om de pelgrimsweg naar Jeruzalem veilig te stellen, werd in 1118 de Orde van de
Tempelridders opgericht. Hun ridders waren een soort van pelgrimbodyguards. Het
waren sterke ridders, goed geoefend in de krijgskunst en er waren veel
Tempeliers die meevochten met de Kruisridders. De Orde der Tempeliers werd
officieel gesticht (aldus Guillaume de Tyre) in 1118 door Hugues de Payen, een
edelman uit de Champagne, al zijn er teksten die doen vermoeden dat de stichting
eerder plaatsvond (zo schreef de bisschop van Chartres in 1114 een brief aan de
graaf van Champagne dat hij vernomen had dat deze wou toetreden tot de militie
van Christus bij zijn reis naar het Heilige Land). Het valt op, dat Hughes de
Payen van Champagne de gene is die de Tempeliers opricht. De bloedlijn van de
adel van Champagne zou teruggaan naar Sigisbert VI, erfgenaam van de
Merovingische dynastie. Wanneer deze bloedlijn inderdaad van Benjamin afstamt,
zou hij de kans om Jeruzalem binnen te trekken uiteraard niet kunnen laten
voorbijgaan. Het was moeilijk om je afstamming hard te maken in die tijd, en men
wilde dus in de tunnels van de Tempelberg in Jeruzalem gaan zoeken naar
geschriften om hun bloedlijn te ondersteunen. Dat de Tempeliers onder de
Tempelberg hebben gezocht en gegraven is duidelijk.
Een heel klein elite onderdeel van de Tempelridders liet zich dus niet met de
krijgskunst in, en hield zich met andere zaken bezig zoals het vergaren van
kennis van de Arabieren, inzicht in hun religie, architectuur en cultuur, en het
verzamelen van diverse christelijke 'schatten' en stamboomgegevens, die men niet
langer in vijandelijk gebied wilde laten. Veel dingen zoals wetenschap en
heilige relikwieën werden door hen meegenomen naar o.a. Frankrijk. In een brief
van de Heillige Bernardus, beschermheer van de Tempeliers, staat:
"Het werk is met onze hulp gedaan, en de ridders zijn op reis gestuurd
door Frankrijk en Bourgondië, onder de bescherming van de graaf van Champagne,
waar alle maatregelen kunnen worden genomen tegen kerkelijke of publieke
bemoeienis."
De
Tempeliers werden snel, ondanks hun gelofte van armoede, een steenrijke orde,
die overal in het koninkrijk Jeruzalem en in Europa grote stukken land bezat.
Meteen al na de terugkeer van de allereerste expeditie naar het Heilige Land
kocht de aan de Tempeliers geallieerde adellijke familie Blanchefort in de
Languedoc-Roussillon in naam van de Orde stukken land bij Campagne-sur-Aude en
Coustoussa op, grofweg de gebieden tussen Blanchefort, de Pech Cardou, de
Bugarach en Bezu, vier opvallende bergen waartussen een prachtige vallei ligt.
Ene Bertrand de Blanchefort wordt genoemd als vierde Grootmeester van Orde. De
eerste zetten van het schaakspel waren geplaatst.
De laatste telg van de Blancheforts stierf zonder mannelijke erfgenamen en
vertelde haar familiegeheim aan abbé Bigou, de toenmalige priester van het
kerkje La Madeleine in Rennes-le-Chateau. Dit was het oude
Visigotisch-Merovingische Rhedae waar Dagobert II trouwde met Visigotische
Giselle de Razes. Abbé Antoine Bigou leefde in een zeer gevaarlijke tijd en
moest uiteindelijk zelfs vluchten naar Spanje. Hij besloot om de documenten die
hij van de Dame de Blanchefort had gekregen, niet mee te nemen, maar te
verstoppen in de kerk van Rennes-le-Chateau en een cryptische omschrijving
achter te laten. De cryptische omschrijving hakte hij o.a. in de grafsteen van
de Dame de Blanchefort. Hierbij was de tekst "Et in Arcadia Ego" in Griekse
letters en de woorden "Reddis - Cellis - Regis - Arcis", waarschijnlijk doelend
op de Arcadische afkomst van de koning die in de tombe onder Rennes-le-Chateau
lag begraven. Toen een eeuw later opvolger Abbé Saunière het oude kerkje liet
restaureren, kwamen de documenten van Bigou voor de dag en hier begint het
enigma van Rennes-le-Chateau. N.B. Let op de overeenkomsten tussen de
toegevoegde Octopus bij Prae Cum (bid voor ons) en de Minoïsche Octopus onder
het subkopje "Dan".
De Tempeliers waren begonnen aan een ware landaankoop, dankzij de steun van
vele edelen. Wanneer edelen toetraden tot de orde, kwamen ze namelijk hun
persoonlijke gelofte van armoede na en schonken ze de orde al hun bezittingen.
Al snel werd de Orde één van de belangrijkste bankiers van de westerse wereld.
Belust op hun rijkdommen werden zij echter de prooi van de koning. Toen bekend
werd dat de Tempeliers het Visigotische rijk weer wilde herstellen (ze
gebruikten al het Visigotische kruis en het Visigotische zegel van een ridder te
paard) en middels hun adellijke afkomst en genealogische bewijzen claim hadden
op een eigen troon, werd het de Frankische en Roomse machthebbers teveel en
moest de Orde worden opgeheven.
De Tempeliers zijn omringd door een sfeer van mysterie en heldhaftigheid.
Maar het blijft een feit dat het grootste deel van de legers die naar de Levant
trokken, bestond uit echte vechtersbazen, zoals Goten, Friezen, Franken en
moordenaars, die dachten vergeving van hun zonden te krijgen door de zogenaamde
heilige taak op zich te nemen Jeruzalem te bevrijden van de moslims. In
realiteit waren de Kruistochten bloedige gevechten waarvan overlevenden vaak
gedesillusioneerd terugkwamen.
Kruistocht
tegen de Katharen
Verlichting, wetenschap, en een mengelmoes van diverse religies zorgden voor een
glorietijd in de Languedoc-Roussillon. De glorietijd van de verlichting zou
helaas niet lang duren, want de kennis die men daar had en de diverse religies
die men volgde, stonden loodrecht tegenover de kerkelijke dogma's en leer, zodat
de Roomse Machtsstaat zich bedreigd voelde. Begin 13de eeuw kwam de eerste
kruistocht op gang om de andersdenkenden, waaronder de katharen, uit te
schakelen. Hierover wordt uitgebreid ingegaan op de webpagina De Katharen. De
adellijke heren wierpen zich op om de katharen te beschermen en gingen openlijk
in verzet tegen de barbaarse uitroeipraktijken van de Roomse machtsstaat. Maar
in 1271 moest men zich uiteindelijk overgeven en kwam de Languedoc-Roussillon
definitief onder de Franse kroon.
De Languedoc-Roussillon lag in puin, het bevolkingsaantal was gigantisch
gedaald door de enorme hoeveelheden slachtoffers die de kruistochten tegen de
Katharen hadden gemaakt. De economie was ingestort, de bevolking had moeite om
zich in stand te houden. Ook de Orde der Tempeliers was opgegeven na beschuldigd
te zijn van ketterij. Maar men kreeg het voor elkaar om dankzij de textielhandel
(weverijen en ververijen) en het maken van drukwerk uit het economische dal te
komen. Deze opleving duurde zo'n driehonderd jaar.
DE RELIGIEUZE OORLOGEN
De verschrikkingen van de Katharenjacht liggen nog vers in het geheugen. Nog
eeuwenlang vervolgde men ketters en andersdenkenden, waaronder ook
wetenschappers en joden. De katholieke kerk drukte een zware stempel op de
manier van leven en denken van de bevolking. Het kon dan ook niet lang
uitblijven voordat men zich opnieuw tegen de RK ging verzetten. De Religieuze
Oorlogen braken uit. Het protestantisme werd een feit, en mensen als Luther en
Calvijn probeerden de Bijbel opnieuw te vertalen, dit keer uit een oudere,
Griekse versie in plaats van de herziene Latijnse versie die de Katholieke Kerk
aanhield. Het ging er bloedig aan toe. De bevolking keerde zich zelfs tegen
elkaar. Vele mensen kwamen om en een broederschap genaamd de Hugenoten probeerde
zich fel te verzetten tegen de beperking van de vrije wil en het vrije denken.
Ook tijdens de Spaanse bezetting van de Nederlanden bleef men ketters verbranden.
De Katholieke Kerk had geen genade, een storm van gruwelen blies over Europa.
DE RENAISSANCE
In de Renaissance maakte het feodale systeem plaats voor een gecentraliseerde
staat. De koning had absolute macht en dat gold ook voor de Rooms-katholieke
kerk. Frankrijk was een wereldmacht en had grote invloed in Europa. Tevreden was
de bevolking allerminst. Men was net aan het bijkomen van de pest, die grote
aantallen had geveld, en toen zorgde de 100-jarige oorlog ervoor dat men zich
maar amper kon herstellen. Tussen 1550 en 1850 was er een 'kleine ijstijd',
uitzonderlijk koude winters die velen het leven kostten. In 1789 brak de
Revolutie uit, dat leidde tot het einde van de monarchie. De eerste Franse
consul was Napoleon Bonaparte, die het Franse Rijk weer wilde opbouwen. Heel
langzaam kreeg de hogere geschoolde klasse interesse in de Verlichting.
De Roussillon hoorde nog tot in de 17de eeuw bij Spanje (Catalonië), en werd
daarna verdeeld in Spaans Catalonië en Frans Catalonië (Verdrag van de
Pyreneeën). Frans Catalonië kreeg de naam Pyrenées Orientales, en vormt de
huidige Roussillon.
DE TWEEDE WERELDOORLOG
In
contrast met de Eerste Wereldoorlog, die in Frankrijk als de "Grand Guerre" nog
ieder jaar wordt herdacht, evenals de enorme aantallen Fransen die in deze
oorlog zijn gestorven, wordt er veel minder aandacht gegeven aan de Tweede
Wereldoorlog. In principe was Frankrijk neutraal in deze oorlog en zou de
toenmalige Vichy regering samenwerken als een soort van poppenstaat met Nazi
Duitsland. Charles de Gaulle kwam hiertegen met zijn Vrije Franse Troepen in
opstand. In 1942 viel Duitsland dan toch Frankrijk binnen. Er werd fel
tegenstand geboden door de Gaulle en het ondergrondse verzet, de Maquis. In
1944, aan de vooravond van de Duitse terugtrekking, deden ze nog een poging om
de Languedoc te bezetten door in de Montagne Noire grote aantallen parachutisten
los te laten. Deze bergen zouden de noordelijke grens vormen van een klein
stukje nog door Duitsland bezet Frankrijk. Reden hierachter kan de drang zijn
van Hitler en Himmler om de Graal te vinden. Vooral Himmler was geobsedeerd door
de Tempeliers en macht, en wilde zoveel mogelijk relieken en relikwieën zoals de
Speer en de Graal in zijn eigen Graalkasteel Wewelsburg verzamelen. Hij nam in
de jaren dertig Otto Rahn in dienst, een kenner van de Graallegenden, en eiste
dat hij in de Languedoc deze schaal zou vinden en naar hem toe zou brengen. Toen
hij faalde, kwam Otto door mysterieuze omstandigheden om het leven (1939).
Tijdens de oorlog zochten Duitse soldaten de hele streek af, van Montsegur tot
Rennes-le-Chateau. Maar zij vonden niets.
DE TEGENWOORDIGE TIJD
Dankzij het opkomende toerisme werd het gebied echter toegankelijk gemaakt en de
wijnindustrie bloeide op. Rond 1900 werd het gebied getroffen door de beruchte
phylloxera luis, waardoor er een periode van armoede ontstond onder de
wijnboeren en -handelaren. Maar later werd de Languedoc één van de grootste
wijnproducerende gebieden van Frankrijk.
De Languedoc-Roussillon werd opgedeeld in vijf departementen:
Aude, Gard, Hérault, Lozère en Pyrenées-Orientales (ook wel Frans Catalonië of
Roussillon genoemd).
Door het milde klimaat, de interessante bezienswaardigheden en de prachtige
natuur komen tegenwoordig grote aantallen toeristen naar de Languedoc-Roussillon.
Door de opvallende geschiedenis van dit gebied en de aparte plaats die het heeft
ingenomen, voelen de inwoners zich nog steeds niet een onderdeel van Frankrijk.
Het heeft een eigen, Occitaanse cultuur. Plaatsnamen worden veelal in het Frans
en het Occitaans weergegeven en ook de taal wordt weer vrijelijk gebruikt. Nog
steeds is er een kloof tussen de Languedoc en Parijs. Voor de Occitanen is de
Languedoc-Roussillon gewoon het "Land van Oc" (Pays D'Oc).
In de
voetsporen van de Katharen (tekst Anneke Koremans)
De Languedoc wordt ook wel het land van de Katharen genoemd, Le Pays
Cathare. Het pittoreske Albi (waar de Albigenzen, een ander woord voor de
Katharen, naar zijn vernoemd) ligt in het noorden, Bezièrs in het oosten,
Carcassonne en de ondergenoemde Katharenkastelen in het zuiden en de vroegere
graafschappen van Foix en Toulouse in het westen. Veel katharen vluchtten o.a.
naar de
Montagne Noire. Dit bergachtige en
bosrijke gebied is bekend om zijn 12de en 13de eeuwse Katharendorpjes en de
kasteelruïnes van Lastours, Hautpoul en Saissac.
De Katharen, een verzamelnaam voor hen die de Catharsis hadden ontvangen en
een aftakking van het christendom volgden, woonden in het grootste deel van
Europa. Alleen in de Languedoc, waar men ongehinderd kon leven, kwam het
Katharisme tot bloei. Het is een enorme misvatting geweest, dat de Katharen
antichristen waren. Het waren goede christenen, die slechts een andere kijk
hadden op de Rooms katholieke kerk en het door de kerk verkondigde christendom.
Zij waren niet gevaarlijk en hadden een rustig, geweldloos bestaan. Met name in
de geneeskunst waren zij zeer bedreven. De grote heren van de Languedoc waren
daarom nogal gesteld op dit volkje eerzame mensen, zodat zij zich uitriepen tot
hun beschermheren, toen Rome de kruistocht tegen de Katharen (ook wel
Albigenzers genoemd) uitriep. Veel Katharen vluchtten toen naar de versterkte
burchten en steden van de heren van de Languedoc. Toen de ene stad na de andere
viel, vluchtte men naar Montségur, maar ook deze op het oog onneembare burcht
werd uiteindelijk ingenomen.
Vanaf Montségur, vertellen de legenden, nam een handjevol Katharen de vlucht,
zij namen een voorwerp of voorwerpen mee, die nooit in handen zijn gevallen van
de kruisvaarders. Tot op de dag van vandaag kan men er alleen maar over
speculeren. Was het de Graal, de kelk van het Laatste Avondmaal, was het de
erfgenaam van de Heilige Bloedlijn, was het kennis? We zullen het wellicht nooit
weten. Opvallend is, dat rond die periode de romantiek, de liederen van de
troubadours, de Graallegenden en de Arthur verhalen ontstonden. De grote
burchten van de heren van de Languedoc staan vandaag de dag bekend als de
Katharenkastelen. Enkele zijn gerestaureerd, andere zijn romantische ruïnes. Ze
zijn echter allemaal een bezoek waard. Wij noemen de belangrijkste:
30 minuten naar de ruïne van het 12de eeuwse kasteel.
Omdat het moeilijk te verdedigen was, werd het in de 13de eeuw met een
zeshoekige muur en zes t Chateau d'Aguillar
Vanaf Tuchan 2,5 km over de weg naar Narbonne, meteen na het benzinestation
rechtsaf. Aan het einde van de weg begint een wandeling van circa orens
versterkt. Naast de ruïne staat een vervallen kapelletje met een vrijwel
ongeschonden interieur.
Donjon d'Arques
Aan de weg naar Couiza.
De toren werd al in de 13de eeuw bewoond. Vandaag de dag is het gebouw
gerestaureerd en kan men het bezichtigen. In het dorpje Arques is een
Katharenmuseum gevestigd.
Carcassonne
Deze uit twee delen bestaande stad heeft de bezoeker veel te bieden. Het oudste
gedeelte is de Cité, de best bewaarde middeleeuwse stad van Europa, waar u
heerlijk kunt wandelen door oude straatjes. Een bezoek aan het kasteel (onder
leiding van een gids) is zeker de moeite waard. Het nieuwe gedeelte is de
moderne stad met zijn winkelstraten en terrasjes. De historie van de stad gaf
aanleiding tot vele legenden.
Geschiedenis
Al vóór de komst van de Romeinen werd de heuvel van de Cité bewoond. Met de
komst van de Romeinen in de 2de eeuw v.Chr. werd het Castellum gebouwd.
Vervolgens werd de eerste muur om het fort opgetrokken. Na de Romeinen werd het
kasteel bewoond door de Visigoten en werd het voor een korte periode zelfs door
de Moren veroverd.
In deze periode ontstond de bekendste legende van Carcassonne, namelijk die van
madame Carcas, de vrouw van de Saraceen Balaak.
Toen Karel de Grote na jaren van beleg met zijn troepen voor de poort stond,
bestond het garnizoen van het kasteel alleen nog maar uit Dame Carcas. Zij gaf
het leger van Karel de illusie dat er vele mannen op de muren stonden. Toen
Karel de bemanning van het kasteel wilde uithongeren en Dame Carcas hier lucht
van kreeg, gooide ze een varken gevuld met mais naar beneden, waardoor Karel
geloofde dat er nog voldoende voedsel in het kasteel aanwezig was. Hierop trok
hij zich met zijn leger terug. Hierop blies Dame Carcas triomfantelijk op de
hoorn (Carcas sonne).
Een andere theorie vertelt over de aanwezigheid van een oude zonnekerk of
zonnetempel, waaraan de stad zijn naam te danken zou hebben (Karke Sonne). Het
is echter aannemelijker dat de naam afkomstig is van Carcasso, de Romeinse naam
van Carcassonne.
Nadat Carcassonne op de Moren werd heroverd, werd het 't bezit van enkele
grote adelijke families, waarvan de Trencavels de laatsten waren. In 1074 was
Lord Bernard Aton Trencavel Heer van Carcassonne en de Razés, Agde, Béziers,
Albi en Nimes. Tijdens de (13de eeuwse) kruistocht tegen de Katharen (ook wel
Albigenzers genoemd), moest Carcassonne zich aan het katholieke leger overgeven,
waarna de toenmalige 24-jaar oude graaf Raymond-Roger Trencavel gevangen werd
genomen. Trencavel bood de Katharen een vrijplaats en was dus openlijk in oorlog
tegen de Kerk. Een jaar later stierf hij in een eenzame kerker. In 1226 gaf
Simon de Montfort Carcassonne aan de Kroon, waarna een tweede muur werd gebouwd.
De zoon van Raymond-Roger, ook Roger geheten, probeerde in 1240 om
Carcassonne terug in bezit te krijgen, maar hij faalde en moest vluchten naar
Barcelona. Lodewijk IX gaf vervolgens de opdracht om alle huizen die rondom het
kasteel waren gebouwd, af te breken. De inwoners werden uit de Cité verbannen en
mochten gedurende 7 jaar niet meer in de Cité komen. In 1248 kregen zij
toestemming om de Ville Basse (ook wel Bourg genoemd), de benedenstad, te bouwen,
aan de andere kant van de rivier de Aude. In het midden van de 14de eeuw
omschreef Froissart de nieuwe stad Carcassonne als een welvarende stad met zo'n
7000 huizen en beroemd om haar stoffenindustrie. Helaas stortte de stoffenmarkt
rond het begin van de 15de eeuw in. Het was pas aan het einde van de 17de eeuw
dat de stad weer enige welvaart kreeg. In de jaren van de Revolutie speelde
Carcassonne slechts een bescheiden rol. De Revolutie, de Napoleontische Oorlogen
en de invloed van de Britten rond de Middellandse Zee maakten echter een einde
aan de welvaart van Carcassonne. In de late 19de eeuw probeerde de stad, die zo
goed en zo kwaad als het ging werd gerestaureerd, winst te maken in de opleving
van de wijnindustrie. Tegenwoordig verdient Carcassonne goed aan de
toeristenindustrie.
De Cité
De citadel van Carcassonne is een in de originele staat teruggebrachte
middeleeuwse stad met een kasteel, een kerk en een indrukwekkende ommuring met
torens. In het kasteel kunt u een museum bezoeken. Met een gids loopt u
vervolgens door het kasteel en over de muren naar de achterkant van het stadje.
Wanneer u terug loopt naar het centrum komt u langs de Kerk van St. Nazaire. In
deze Romaans/gotische kerk ziet u o.a. een beeld dat de Heilige Drieëenheid
symboliseert, een beeld van de moeder van Maria, Anna, met de jonge Maria aan
haar zijde, de kapel van de Notre Dame uit de 13de eeuw met in het midden de
Boom van Jesse, de afstamming van Jezus en tenslotte de zgn. 'Belegsteen',
waarop het beleg van Carcassonne (1209) door de kruisridders wordt uitgebeeld.
Mocht u na uw bezoek van het gezellige oude centrum nog tijd over hebben,
loop dan eens om de muren heen, of neem het toeristentreintje. Op sommige
zaterdagavonden is het feest in de Cité (vaak in juli en augustus). Vraag de VVV
(bij het binnenkomen van de Cité na het passeren van de toegangspoort meteen
rechtsaf) om meer informatie. 's Avonds is de Cité prachtig verlicht.
Lastours
Lastours is de verzamelnaam voor 4 kastelen: Cabaret, Tour Régine, Fleur
d'Espine en Quertinheux. In de 12de eeuw vormden deze kastelen tezamen de
vesting Cabaret, waarvan de kasteelheer Pierre Roger de Cabaret vol vuur de
Katharen beschermde en voor hen vocht. In 1210 lukte het Simon de Montfort, die
de kruistochten tegen de Katharen leidde, niet om Cabaret in te nemen. De
Katharen die uit de andere, inmiddels ingenomen vestingen waren gevlucht,
trokken massaal naar Cabaret, die sterk genoeg bleek om de aanvallen af te slaan.
In 1211 moest Pierre Roger de Cabaret zich echter aan Simon de Montfort
overgeven. De Katharen die de brandstapel waren ontvlucht, trokken vervolgens
o.a. naar Montségur. Anderen trokken o.a. naar Quéribus of de Montagne Noire en
hielden zich schuil in de ondoordringbare bossen. Volgens verschillende legenden
zouden de Katharen (die zichzelf goede christenen noemden) beschikken over een
schat, heilige relikwieën en geheime kennis, die men op diverse plaatsen zou
hebben verborgen.
Peyrepertuse
Bereikbaar vanaf Duilhac via een smalle weg van ca. 3,5 km.
Deze citadel ligt op een grote hoogte en een bezoek ervan is altijd op eigen
risico. Wees dus op uw hoede en blijft u weg van de buitenmuren. De klim naar
boven kan zwaar zijn, een fles water en een zonnehoed zijn aangeraden.
Peyrepertuse bestaat uit twee verschillende bouwwerken.
Aan de oostzijde ligt het oorspronkelijke Peyrepertuse, aan de westkant ligt
St-Georges, dat alleen te voet bereikbaar was. Recentelijk heeft men ontdekt dat
deze rotspunt al minstens vanaf de Romeinse tijd een uitkijk- en
verdedigingspost was. Vanaf het Chateau St-Georges heeft u, door een gat in een
losstaande wachttoren, uitzicht op het kasteel Quéribus. Maar let u op harde
windstoten. Een bezoek aan dit kasteel met kinderen raden wij u af.
Chateau de Puilaurens
Zo'n 9 km ten oosten van Axat (vanuit Lapradelle aan de D117, de weg van
Perpignan naar Quillan, via een kleine weg ten zuiden van het dorp (D22) en de
weg die rechts omhoog loopt, 800 meter voorbij Puilaurens). Het is een half uur
lopen heen en terug.
Dit enorme militaire bouwwerk werd in 1258 hét verdedigingsbolwerk van de
koning van Frankrijk ter verdediging van eventuele invallen vanuit Aragon. In
1636 werd het kasteel door de Spanjaarden ingenomen.
Puivert
Bereikbaar vanuit het gehucht Camp-Ferrier, aan de weg naar Quillan. U rijdt/loopt
over een 500 meter lange, smalle, sterk stijgende weg.
Ook dit kasteel wordt in 1210 door Simon de Montfort ingenomen. Van het
toenmalige kasteel staat niet veel meer overeind. In de 14de eeuw werd er een
nieuw kasteel gebouwd. Hiervan zijn nog een 32 meter hoge donjon en een
vierkante toren overgebleven. De donjon kan worden bezichtigd. Er zijn vier
zalen, waarvan die van de muzikanten het meest interessant is. In de 13de en
14de eeuw bloeide de cultuur van de troubadours.
Villerouge-Termenès
Zo'n 10 km ten noorden van Mouthoumet via de D613.
Alleen het middeleeuwse dorp is een bezoek al waard. Het prachtige
gerestaureerde kasteel dat uit de 12de eeuw stamt en in de 14de eeuw werd
versterkt, is een bezoek meer dan waard. In 1321 werd de 'laatste' Kathaarse
Perfectus op de brandstapel vermoord. In het kasteel wordt een goede
audiovisuele presentatie gegeven over het leven van deze laatste Perfectus,
Guilhem Bélibaste, de Aartsbisschop van Narbonne, Bernard de Farges en het
dagelijkse leven van de inwoners van het dorpje. Vanaf het kasteel kunt u
prachtige foto's maken. In de zomervakantie worden hier vaak activiteiten
georganiseerd. Dan herleven de Middeleeuwen in de Languedoc.
Chateau
de Termes
Vanuit het dorp deels met de auto en deels te voet (nog een half uur lopen)
bereikbaar.
Deze burcht, waar de Katharen zich in de vroege 13de eeuw schuilhielden,
viel in 1210 in handen van Simon de Montfort. De enorme burcht is flink
vervallen maar vanaf de ruïnes h eeft u prachtige uitzichten.
Quéribus
U neemt ten zuiden van het dorp Cucugnan de D123. Vanaf Le Grau de Maury
loopt de weg steil omhoog.
Ook hier raden wij u aan voorzichtig te zijn en het kasteel niet met kinderen te
bezoeken. In 1255 viel deze burcht pas in de handen van de kruisvaarders, 11
jaar na de val van Montségur. Omdat de burcht strategisch ligt, werd Quéribus
als koninklijke garnizoensplaats gebruikt. Net als in Monségur en Carcassonne
zijn er aanwijzingen gevonden van een zonnecultus. Men schat dat de plaats
waarop het kasteel staat, al heel lang wordt gebruikt als militair fort, maar de
ingrijpende verbouwingen in de Middeleeuwen hebben ervoor gezorgd dat uit de
vroegere periodes niets is overgebleven.
Montségur
Te voet bereikbaar vanaf de parkeerplaats iets buiten het dorp. Het is een
flinke klim, neemt u dus water en een zonnehoed mee. Voor een bezoek aan de ruïne inclusief de wandeling er naartoe en weer terug, dient u minimaal 4 uur
uit te trekken.
Dit is de beroemdste van allemaal, gelegen vlakbij het gelijknamige dorpje,
waar u overigens weer heerlijk kunt lunchen. Op de plaats van een eerder
bouwwerk verrees in 1204 een tweede burcht, waar de soldaten van Pierre-Roger de
Mirepoix werden gelegerd. Om het kasteel leefde een Katharengemeenschap.
Montségur was één van de laatste Katharenburchten en moest en zou worden
ingenomen, maar dat was nog niet voor elkaar. Het beleg begon in juli 1243.
Maanden later in barre winterse omstandigheden, werd er door de kruisvaarders
een katapult gebouwd, die de gebouwen van het kasteel kapot schoten. Op 1 maart
werd er een bestand gesloten dat 15 dagen zou duren. Pierre-Roger besloot zich
over te geven in ruil voor de belofte dat hij en zijn garnizoen zouden worden
gespaard.
Tijdens het beleg ontsnapten enkele Katharen met onbekende bagage
uit het kasteel. Dit zou de basis worden voor vele Graal legenden. Alle andere
Katharen die zich niet bekeerden tot het katholieke geloof belandden op de
enorme brandstapel, waar zij zich vrijwillig op stortten, blij om het aardse
achter zich te laten. De burcht die u nu ziet is de ruïne van een derde kasteel,
dat door de nieuwe heer van Mirepoix, Guy de Lévis II, in 1245 werd gebouwd. Aan
de voet van de donjon, aan de noordwestkant, liggen de overblijfselen van het
Katharendorp, waar men opgravingen verricht. Beneden, iets boven de
parkeerplaats, staat het monument dat is opgericht ter nagedachtenis van de
Katharenverbranding van 1244. Het geheel ligt in een bijzonder mooi landschap.
Wanneer u een goed beeld wilt krijgen van de situatie in Europa en met name
Frankrijk in de 13de en 14de eeuw, kunt u bijvoorbeeld het boek
Katharen en de Val van Montségur
lezen van Bram Moerland. In dit boek legt de schrijver helder en informatief de
ingewikkelde en gevaarlijke situatie uit, waarin de bevolking en de adellijke
heren zich bevonden.
(tekst
Anneke Koremans)
We gaan terug in de tijd en wel naar de periode 1099 (de
eerste kruistocht) - 1112. Een klein groepje riddermonniken stichten de
kloosterorde 'Ordo Supremus Militaris Templi Hierosolymitani', oftewel, de
Tempeliers (ook wel bekend als "Militia Templi" of "Les Pauvre Chevaliers du
Temple"). Zij legden een gelofte van armoede af en hun zegel, de twee ridders
die één paard delen, is zelfs vandaag de dag nog herkenbaar als het symbool van
de (arme) Tempeliers. Ondanks deze gelofte werden de Tempeliers al gauw zeer
machtig. Door de charismatische sfeer die de Orde uitademde, sloten veel rijke
hooggeboren ridders zich bij de Orde aan en omdat zij al hun eigendommen aan de
Orde moesten afgeven, werd de Orde der Tempeliers al gauw heel rijk. Men
vermoedt ook, dat deze 9 ridders de 9 afstammelingen waren van het koningshuis
van Juda, ook bekend als de negen ringheren, die in de eerste eeuw van onze
jaartelling uit Palestina vluchtten naar landen als Turkije, Cyprus, Malta en
Frankrijk. Dit gegeven zou hen de zegen van de Roomse kerk hebben gegeven en
carte blanche van de paus zelf. Zij hoefden geen belasting te betalen en binnen
enkele decennia was de Orde geweldig rijk en machtig. Zij beheersten het
grootste banksysteem dat de wereld ooit had gezien. Zij bouwden forten op
strategische plaatsen en handelsroutes en hieven belastingen van degenen die
wilden passeren, of hun bescherming nodig hadden. Hun financiële en militaire
onafhankelijkheid zorgde ervoor dat ze werden gevreesd door koning en kerk. Zij
gehoorzaamden niemand. Het feit dat de koning veel schulden bij hun had, leidde
tenslotte tot de ondergang van deze elite ridderorde. Maar hier is hun
geschiedenis nog niet mee verteld.
Veel
legenden cirkelen om hun historie. Waarom vormden de negen heren de Orde der
Tempeliers? (Het getal 9 refereert naar een heilig getal (3 x 3 is hoogheilig)
maar het is fictief en was enkele malen groter. Maar omdat 9 een 'heel' getal
is, volstaat dit in de overlevering. Soms worden er op Middeleeuwse fresco's
slechts negen apostelen afgebeeld, hetgeen betekent dat 'ze er allemaal waren').
Waarom namen de Kruisvaarders in de vroege 12de eeuw Jeruzalem in, ineens, na
ruim duizend jaar? Na het veroveren van Jeruzalem aan het einde van de Eerste
Kruistocht in de vroege 12de eeuw beloofden Hughes de Payens en zijn "acht"
kameraden in aanwezigheid van de Patriarch van Jeruzalem om het christelijke
koninkrijk te verdedigen. Dit christelijke koninkrijk werd vanuit Jeruzalem
bestuurd en in de voetsporen van Salomo en Jezus zou hier een nieuwe koning
worden gekozen. Zij kwamen voor het eerst sinds de oudheid zeer dichtbij de
geheime kelders van de Tempelberg. De Tempeliers waren Cisterciënzer monniken en
werden beschermd door Cisterciënzer vader Bernardus van Clairvaux. Hij geloofde
dat de Ark des Verbonds onder de Tempelberg was verstopt en het was op zijn
advies, dat de tempelridders in het geheim begonnen te graven onder de
tempelberg. Tijdens hun verblijf in het Midden-Oosten kwam men voor het eerst in
aanraking met de oude kennis en wijsheden van het oosten, oude zeekaarten en
waarschijnlijk ook met de ware geschiedenis van de eerste eeuw. Veel van deze
dingen werden geheim gehouden en in wezen keerden de Tempeliers zich zelfs van
de Roomse kerk af. Hun droom was een eigen staat te stichten, hier, in de
Languedoc.
Het is opvallend dat de Tempeliers de Languedoc uitkozen om hier hun eigen
staat te stichten. De Lang uedoc was relatief veilig voor velen, die er andere
ideeën op na hielden.
Met
de opkomst en bloei van de Tempeliers ontstonden de grote kathedralen van
Europa. Zij introduceerden de Gotische stijl (Gotiek betekent "geheim" en heeft
verder dus niets met de Visigothen te maken). De Vrijmetselaars waakten over de
geheime kennis van getal, maat en gewicht. De Arthur- en Graalverhalen vormden
de belangrijkste literatuur, die grotendeels dankzij de populaire troubadours
door Europa werd verspreid. Chretien de Troyes was bekend van zijn werk over de
Heilige Graal, genaamd: Conte del Graal, hetgeen aan het eind van de 12de eeuw
werd geschreven. Dit is de best bewaarde en de eerste tekst die vertelt over de
Heilige Graal. Het thema van de Heilige Graal dus, een avontuur, welke ons leidt
naar het kasteel van de gewonde koning. Daar was een processie, geleid door
maagden, die een object genaamd de Heilige Graal op handen droegen door de zalen
van het kasteel. In dit verhaal gaat het over een schaal maar veel meer is hier
niet over bekend. Het verhaal is namelijk nooit afgeschreven door de
vroegtijdige dood van Chretien.
In deze versie van de Heilige Graal wordt er niet gesproken over een heilig
relikwie, noch wordt het in verband gebracht met de eucharistie, noch het
heilige bloed van Christus. Chretien de Troyes was geen Grootmeester van de
Tempeliersorde, noch Tempelier. Wel staat vast dat hij in ieder geval een groot
schrijver was die ons een van de meest interessante verhalen over de Graal heeft
achtergelaten.
In
bovenstaande Middeleeuwse periode werden belangrijke relikwieën vereerd (men
noemt de Ark van het Verbond, de Lijkwade van Jezus, één van de kristallen van
Mozes, de Graal of drinkbeker van Jezus en het hoofd van Johannes de Doper) en
sommigen van deze relikwieën werden zelfs in het geheim meegedragen, omdat ze
niet door de RKK werden erkend. De angst die de RKK begon te krijgen voor de
opkomst van andere geloofsrichtingen die razendsnel veel populairder werden dan
het katholieke christendom met zijn strenge leer en dogma's, zorgde ervoor dat
er maatregelingen werden genomen. Allereerst probeerde men het met concurrentie,
het introduceren van heilige relikwieën in de nieuwe kathedralen en kerken, men
introduceerde de Graalverhalen en maakte enorm veel promotie voor het katholieke
geloof. Maar in de Languedoc maakte dit niet veel uit.
n de 13de eeuw werden er nieuwe kruistochten georganiseerd, die dit keer niet
naar het Beloofde Land gingen (in 1244 was Jeruzalem al weer in han den van de
moslims gevallen) maar naar de Languedoc, waar ze de Katharen en hun
beschermheren moesten vernietigen. De koning zelf was er niet zo voor, maar de
paus eiste zijn medewerking. De eerste kruistocht naar de Languedoc, grotendeels
geleid door Simon de Montfort, mislukte. De Languedoc werd heroverd en voor een
korte tijd waren de Katharen relatief veilig. Maar toen werd er een tweede
kruistocht georganiseerd door de paus, onder een nieuwe Franse koning. Dit keer
ging het echter niet alleen om de Katharen. Het ging ook om de Languedoc, en de
bezittingen en goudmijnen van de Tempelridders. In 1244, het jaar dat Montsegur
viel, werd Jeruzalem door de Moslims heroverd en Rome was boos. De Languedoc
werd dit keer definitief veroverd en aan de Franse kroon toegevoegd. Ondanks
deze overwinning bleef de jacht op de Katharen (ook wel ketters genoemd) bestaan.
Een halve eeuw later werden ook de Tempeliers beschuldigd van ketterij. Velen
werden verbannen of kwamen op de brandstapel terecht. Op vrijdag 13 oktober 1307
werden in heel Frankrijk Tempeliers gearresteerd. We herinneren ons deze datum
nog goed, omdat de vrijdag de dertiende nog steeds een ongeluksdag is. De orde
werd officieel opgeheven en hun bezittingen werden overgedragen aan de
Hospitaalridders. Maar niemand kon hun schatten vinden.
Terwijl in o.a. Portugal een groepje Tempeliers onder een andere naam verder
ging (de Orde van Christus), kon men in Schotland echter nog wel bestaan.
Bewezen is, dat de Tempeliers tenminste (!) nog 250 jaar in de oude
samenstelling in Schotland heeft bestaan. De kapel van
St. Rosslyn in Schotland is zelfs
vandaag nog een puzzel voor de kenners van de symboliek. Gebruik makende van hun
gevonden zeekaarten stichtten zij Nova Scotia, Nieuw Schotland, waar volgens een
legende een groot deel van hun schat zou liggen. Maar ook in de talloze grotten
van de Languedoc liggen grote delen van hun rijkdom te wachten op een moderne
Indiana Jones.
Net
als de Katharen zijn er nog steeds Tempeliersgroeperingen die zich bezighouden
met positieve elementen in de maatschappij, zoals ridderlijkheid, deugdelijkheid
en het bestuderen van wijsbegeerte. Deze Neo-Tempeliersgroeperingen bestaan
deels uit prachtige ordes die het goede promoten, maar ook uit ordes die alleen
maar lucht bevatten. Vele jaren geleden was er zelfs een zeer kwaadaardige orde
bij. In de Tweede Wereldoorlog vormde Himmler een Nazi-Neo-Tempeliersorde, die
duistere daden deed. Deze gebeurtenissen hebben waarschijnlijk Tolkien beïnvloed
bij het schrijven van zijn prachtige en recentelijk verfilmde trillogie de Lords
of the Rings, geschreven in de jaren 1954 en 1955. Macht in de handen van mensen
is niet altijd veilig. Waarschijnlijk waren de nieuwe Tempeliersordes
geïnspireerd door de opera van Händel "De Heilige Graal", waarvan Hitler groot
bewonderaar was. Maar of er daadwerkelijk een dergelijke orde heeft bestaan is
nooit bewezen. Wel is bewezen, dat Hitler dit beeld voor ogen had bij het
formeren van de SS. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de ware Orde der
Tempeliers, toentertijd geleid door Grootmeester Isaac van de Burgh, overgegeven
in handen van graaf Sousa Fontes in Portugal, te r bescherming tege n de Nazi's.
Maar we weten nog steeds niet of de
Tempelridders nu wel of niet de Ark des Verbonds hebben gevonden. We kunnen
alleen maar speculeren dat zij het spoor hebben gevolgd naar Ethiopië en de Ark,
samen met andere objecten uit Jeruzalem, naar Frankrijk hebben gebracht onder de
bescherming van Bernardus van Clairvaux. Documenten zouden deze theorie kunnen
bewijzen, evenals enkele sporen in het Franse landschap. Terwijl vele Tempeliers
alleen maar sterke mannen met zwaarden waren, was er een elite top in de Orde
die kennis en grote rijkdom bezat. Het is deze kleine groep van Grootmeesters en
adellijken die de wereld en zijn maatschappij voor een volgende duizend jaar
zouden gaan beïnvloeden, duizend jaar van legende, van verhalen van moed, maar
vooral van mystiek.... De huidige orde der Tempeliers (OSMTH) verricht, met
toestemming van de Franse regering, sinds 1998 weer onderzoek in Rennes-le-Chateau.
Met dank aan OSMTH, de huidige Orde der Tempeliers, en in het bijzonder
aan Chevalier Vincent Siegfried Sterring, KOT, hon.OStSS.
De Orde der Tempeliers of wel de (OSMTH) Ordo Supremus Militaris Templi
Hierosolymitani
Het OSMTH is gebaseerd op een aloude Christelijke broederschap en is een
internationale gemeenschap van oecumenische Christenen die zich bezig houdt met
mensenrechten, vrede, religieuze en politieke vrijheid.
Het doel is het bewerkstelligen van een intercultureel en interreligieus
contact, het bestuderen en het ten uitvoer brengen van dit wederzijds begrip
door het leggen van bruggen tussen de diverse religies en beschavingen. Met haar
netwerk van politici, adel, militairen, diplomaten, geestelijken, sociologen,
medici, geschiedkundigen en werktuigbouwkundigen; is het OSMTH in staat zich te
profileren op een uitermate hoog niveau en oefent met deze expertise druk uit om
vrede en veiligheid in de wereld te bewerkstelligen. De OSMTH is een
geregistreerde NGO (Niet Gouvernementele Organisatie) van de Verenigde Naties en
lid van het (International Peace Bureau) IPB.
De mysterieuze Languedoc
(tekst
Anneke Koremans)
U betreedt nu het rijk van een onbekende wereld. Een land apart, dat een
speciale plaats in neemt in de geschiedenis. Een geschiedenis waar de onderste
steen nog niet van is boven gekomen. Er hangen legenden in de lucht, waarvan
enkele sporen en overblijfselen de archeoloog doen twijfelen of het wel legenden
zijn. De grond was voor de oude Keltische inwoners van de Languedoc heilig. Vele
steencirkels en dolmen getuigen van hun respect voor het land. Diverse gebieden
heten 'Val de Dieu' of 'Terre de Dieu' (vallei of land van God).
Vandaag de dag discussiëren wetenschappers over de mogelijke aanwezigheid van
de Egyptische cultuur in de Languedoc in de Keltische tijd, meer dan 3000 jaar
geleden. Het gebied werd al snel ontdekt door kolonie zoekende Grieken en
Phoeniciërs en uiteraard vonden ook de Romeinen hun weg naar de prachtige Bas
Languedoc. Zij stichtten Narbonne en legden de eerste verharde weg in heel
Frankrijk aan. Vanuit het turbulente Palestina kwamen steeds meer vluchtelingen
naar de Languedoc, die er een joodse kolonie stichtten en wijn gingen verbouwen,
de eerste Franse wijngaard. Hier was het veilig en het leven goed.
Ondertussen waren de oude godsdiensten zoals Sol Invictus of Sulis Minerva en
de Isis / Artemis verering erg populair. De naam Gallië refereert naar de haan,
een symbool van de zon, omdat het iedere ochtend de zon begroet met zijn gekraai.
De oude kennis die o.a. via het joodse volk vanuit Egypte werd doorgegeven van
geslacht op geslacht kon in de Languedoc behouden blijven. Men vindt
tegenwoordig steeds meer zonnekerken en zonnetempels in de Languedoc terug. Ook
de Tempeliers hebben deels de zonnecultus beleden. Twee heren van Carcassonne,
uit de familie Trencavel, hadden als tussennaam Aton, een Egyptische zonnegod
uit de 18de dynastie van Achnaton, die als enige god werd aanbeden. In deze
boeiende periode zijn vele aspecten van het joodse volk ontstaan, zoals de Tien
Geboden, de Ark des Verbonds en het hernieuwde geloof in slechts één God. Mozes
had veel kennis opgedaan aan het Egyptische hof en deze kennis zou hem en Aäron,
die toentertijd Hogepriester van Heliopolis was, de kracht en macht geven die
het joodse volk nodig had.
Toen de Kruisvaarders in de 12de eeuw Jeruzalem hadden veroverd en de
Tempeliers de Tempelberg begonnen uit te kammen, vonden zij hoogstwaarschijnlijk
diverse relikwieën van het koningshuis van Israël, het Huis van David, waar
Jezus van zou afstammen. Vanaf die periode brak er een tijd aan van
kathedralenbouw, de gotische stijl werd geïntroduceerd. Ook ontstonden de
vreemde constructies die vanuit de lucht gezien sterrenstelsels en pentagrammen
voorstelden. Dit werd echter over de hele wereld gedaan, zoals in Giza en Ankhor.
Zij kwamen in de oriënt in het bezit van oude zeekaarten, waardoor zij nieuwe
gebieden ontdekten en later o.a. Nova Scotia (nieuw Schotland) stichtten, nog
vóórdat Columbus Amerika had ontdekt en zelfs Columbus zeilde met het
Tempelierskruis op zijn grootzeil. Zij waren duidelijk in het bezit gekomen van
belangrijke kennis uit de oudheid, van beschavingen die vóór de laatste ijstijd
bestonden en floreerden, zoals Graham Hancock heeft kunnen aantonen in zijn
indrukwekkende research over de 'Verloren Beschavingen'. De kennis van maat,
getal en gewicht, van oriëntatiepunten over de hele wereld, van sterrenkunde en
van de ware geschiedenis van de eerste eeuw. De geschiedenis die door de Roomse
Kerk werd geheimgehouden. Het echte verhaal van Jezus en Maria Magdalena. De
Tempeliers werden, net als de Katharen, een bedreiging voor de Kerk van Rome.
In het middeleeuwse Languedoc, één van de rijkste gebieden in Europa en
tevens een van de veiligste, regeerden de koningen der Visigoten en Merovingers,
de zogenaamde nazaten van de Graal. De Arthur roman kwam uit, ridderlijkheid
werd uitgevonden, troubadours zongen over hoofse liefde en het nieuwe Jeruzalem.
Maar dit geluk zou niet lang duren.
De
Tempeliers, die zeer rijk waren, wilden zich in de Languedoc vestigen. Dit zou
hun land worden, vrij van de overheersing van de Kroon of van Rome. Zij
gehoorzaamden aan niemand. De koning en de Paus waren niet van plan dit nog
langer te tolereren. Op vrijdag 13 oktober 1307 werd de orde plotseling
opgeheven, de leiders op de brandstapel gegooid en de enige plek in Europa waar
de overgebleven Tempeliers nog konden doorbestaan, was Schotland, terwijl de
Orde in enkele andere landen alleen maar zijn naam wijzigde, bijvoorbeeld in de
Ridders van Christus in Portugal. Veel van hun bezittingen zijn met gezwinde
spoed in rotsspleten, grotten en in afgesloten kerkkelders verstopt of naar Nova
Scotia verscheept, toen hun laatste uur was geslagen. Slechts één man heeft met
aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een deel van de schat van de
Tempeliers gevonden en dat is de charismatische abbé Saunière van Rennes-le-Chateau,
die aan het einde van de 19de eeuw ineens erg rijk werd. Maar, was het wel een
deel van de schat van de Tempeliers? Andere bronnen vertellen over
Maria Magdalena, die met enkele andere
lotgenoten naar de Languedoc kwam om zich te vestigen in de joodse kolonie,
nadat zij uit Israël waren verbannen in het jaar 44 of 45. Zij zou enkele zaken
hebben meegenomen, waarover velen over de hele wereld driftig speculeren. Was
het de Graal, oude kennis, een groene stenen schaal (jade?), kinderen van Jezus
(de Graalstamboom)..... Wat vond Saunière? We zullen het misschien nooit te
weten komen.
Andere geloofsgroeperingen die in de rest van Europa niet
werden getolereerd, zoals de Katharen, floreerden in de Languedoc. Zij geloofden
niet dat Jezus aan het kruis was gestorven, hadden geen kerk nodig en zeker niet
het kerkelijke dogma. Met die instelling tekenden ze echter hun eigen doodvonnis.
Naast de Kruistochten in de Oriënt is de Kruistocht tegen de Katharen (ook wel
Albigenzen genoemd, naar hun zetel in Albi) één van de gruwelijkste
gebeurtenissen en zwartste bladzijden uit de geschiedenis geworden.
Vredelievende, hardwerkende mensen die alleen een ander geloof hadden, werden
levend verbrand. Om er zeker van te zijn dat geen enkele Kathaar zou ontsnappen,
werd door de Dominicanen en de Paus de Heilige Inquisitie gesticht om de
bevolking tegen elkaar op te zetten. Uit angst verraadde men zijn eigen ouders
of buren. Velen vluchtten de bergen in, bijvoorbeeld naar de Montagne Noire. Zij
vermengden zich in de dorpen, of achter het masker van een landheer. Het
Katharisme werd nu een ondergrondse beweging. Hadden zij heilige relikwieën?
Bezaten zij de kennis van de Magdala? Moesten zij de Graalstamboom beschermen?
En in hoeverre is dit alles nog terug te vinden in de mysterieuze Languedoc?
Catharenkastelen liggen verspreid over het gebied. Heilige
waterplaatsen en andere heiligdommen verwijzen naar Artemis, Isis en de Magdala
(of Zwarte Madonna). Esoterische groeperingen zoals de Vrijmetselaars en
Rozenkruisers laten o.a. geheimzinnige grafschriften achter en middeleeuwse
kunstenaars maken schilderijen met geheime codes die alleen voor ingewijden (solis
sacerdotibus) te lezen zijn. Er komt een stuk perkament aan in Parijs waarin
staat dat Jezus in het jaar 45 nog leefde. En het verdwijnt weer spoorloos. Vele
boeken worden geschreven over het enigma van Rennes-le-Chateau waarin wordt
gespeculeerd over het goud der Tempeliers, de ware geschiedenis van de eerste
eeuw, de tombe waarin Jezus zou zijn begraven en beetje bij beetje vinden we
wereldwijd stukken van de door Rome verstopte puzzel terug. Het plaatje dat nu
zichtbaar begint te worden lijkt te bewijzen dat de legenden geen legenden zijn,
maar verpakte stukken geschiedenis... De mysterieuze geschiedenis van de
Languedoc.