| |
Wat feiten op een rijtje
De Mossel |
|
Mytilus edulis is de naam voor een meestal eetbaar schelpdier.
De mossel is hoogstwaarschijnlijk het meest voorkomende dier aan de
kust. Hij leeft vooral met de getijdenzone. De kleur van de schelp van de mosselen is meestal blauwzwart, bij jonge
mosselen tot doorzichtig geel. De binnenzijde van de schelp is vaak bekleed met parelmoer. Parelmoer is
de witachtige, glanzende stof waarmee de mossel, maar vooral de oester, parels
maken. Je kunt mosselen vrij makkelijk herkennen aan hun lange, asymmetrische
vorm. Ze hebben een harde en dunne schelp, om zich te verdedigen tegen
roofdieren. De befaamde mosselbanken ontstaan
doordat vele mossels zich vestigen op een harde ondergrond. Hoe idealer de
plaats, hoe meer mosselen er zijn.
|
Leefgebied |
|
De mossel leeft vooral aan de rotskusten. Hier moeten
ze echter aan de kracht van de golven en uitdroging weerstaan. Doordat de mossel
een gestroomlijnde schelp heeft, glijdt het water er makkelijk langs. Maar de
mossel zou dan nog kunnen wegdrijven. Om zich hiertegen te beveiligen, verankert
de mossel zich aan zijn plaats met behulp van de byssusdraden. Deze draden zijn
uit eiwitten gemaakt. Ze worden als een
kleverig goedje uitgescheiden door de voetklier. Na enige tijd verharden ze, ze
worden taai en elastisch. Met deze draden is de mossel in staat de zwaarste
stormen te overleven. De mossel leeft vooral van de getijden (eb en vloed). Bij
eb staat de mossel boven water. Hij sluit zijn schelp en kan zo maximaal 6 uur
verblijven in zijn 'huisje'. Duurt het opsluiten langer dan zes uur, dan sterft
hij. Bij vloed staat de mossel onder water. De kleppen worden langzaam van
elkaar gescheiden. Nu kunnen ze rustig eten.
|
Voeding |
|
De mossel hoeft nooit eten te zoeken. Het enige wat hij hoeft te doen is
'zijn huisje' te openen. Daarna steekt de mossel twee sipho's (adempijpen) naar
buiten. Één van de sipho's zuigt water naar binnen. Het water komt voorbij een
rij van kieuwen. Deze halen uit het voorbijstromende water zuurstof en voedsel. Het water wordt
door de kieuwen voortgeduwd door ciliën, of beweeglijke trilharen. Deze ciliën
nemen het voedsel op en verplaatsen het naar een slijmlaag, die dan de
voedseldeeltjes naar de maag brengt. Het
voedsel van de mossel is voornamelijk plankton en brokstukjes van schelpen, die vol eiwitten
zitten. Door het wegnemen van brokstukken bepalen alle mosselen de kwaliteit van
het zeewater.
|
Vijanden |
|
De natuurlijke vijand van de mossel is allereerst de zwartwitte scholekster. Deze waadvogel verbrijzelt de
mossel of wrikt ze met zijn snavel open, en wel als het water laag staat en de
mossel open. Daarnaast is de zeester
ook een gevreesd roofdier. Deze valt de mossel namelijk van onderen aan, en
trekt met zijn armen de twee schelpdelen van elkaar. Doordat de zeester vele
spierbundels heeft, kan hij ze natuurlijk van elkaar aflossen. De mossel heeft
echter maar twee spierbundels en moet zich na een tijd gewonnen geven. Ten derde
vijand van de mossel is de tepelhoorn, een vleesetende slak, ook
een dier die de mossel liever ziet gaan dan komen. Deze tepelhoorns boren
letterlijk een gaatje in de schelp met hun tong, die bezet is met tandjes.
Daarna zuigen ze de inhoud leeg, en laten de mosselschelp leeg achter. Daarnaast
zijn ook de eidereend en de zeeëend een grote 'fan' van mosselen. Ook de mens is
een vijand van de mossel. Vooral in België en omringende landen zijn de
mosselen een gewenste maaltijd.
Een nieuwe bedreiging is de Japanse oester, deze exoot maakt gebruik van hetzelfde
substraat als de mossel maar filtert ook de mossellarven uit het water.
|
Slikmosselen |
|
De slikmossel is een van de meestgevreesde mosselen. Deze mossel ontstaat
doordat hij zich in een zandig of slikachtig strand geankerd was. De mossel die
er inzit, sterft, en de schelp vult zich dan met die slik. Deze slikmosselen
kunnen in de pan opengaan en de smaak van de andere mosselen bederven.
Slikmossels en verzwakte mossels zijn op het eerste zicht moelijk te herkennen.
Door met de vingers over de twee schelpdelen te wrijven en ze over elkaar te
schuiven, kan een slikmossel of een verzwakte mossel ontdekt worden. Een verse
mossel laat dit immers maar 1 keer toe, de andere blijven dat goedvinden.
|
Voortplanting |
|
Mosselen kunnen van nature niet paren. Willen zich ze toch, dan storten ze
op hetzelfde moment miljoenen eitjes en zaadcellen uit. Als 1 mossel paait, doen
de anderen met hem mee. Zo komen alle voortplantingscellen gelijktijdig in het
water terecht. De zeestromingen zorgen dan voor de bevruchting. Wanneer de eieren uitgekomen,
spreken we van larven. Deze larven kunnen zwemmen en lijken dus helemaal niet op de ouders.
Na enkele weken zoekt de jonge mossel een goede verankeringsplek. Heeft ze die
gevonden, blijft ze daar tot haar dood. Doordat vele larven vaak geen geschikte
plek vinden, sterven ze.
|
1998 Nederland |
|
De mosselbodemcultuur (100 kton, 61 bedrijven) heeft af kwekerij een waarde
van rond de ƒ100 miljoen, en het twee- tot drievoudige na verwerking.
Ondanks de wisselvalligheid van de cultuur zijn er door de lage
kostprijs goede verdiensten. Het is een goed gereguleerde op export
gerichte sector. De recent ontstane mosselhang culturen (300 ton, 7
bedrijven) opereren op een niche markt. Groeimogelijkheden worden
beperkt door matige geschiktheid van de inheemse mossel voor deze teelt
en daarmee samenhangend locatieproblemen.
De verwerking en distributie van de verse mosselen naar de traditionele
markten is, mede door een goed kwaliteitsimago, goed geregeld. Een
mogelijke bedreiging voor de verwerkingsindustrie zijn importen van
elders uit de wereld. Men denkt nu een sterke concurrentie positie te
hebben, hoewel de beoordeling hiervan verschillend is. In de toekomst is
concurrentie te verwachten uit met name Aziatische landen, wanneer deze
gaan voldoen aan de strikte volksgezondheidseisen van de belangrijkste
markten voor verwerkte mosselen. Ook voor het verse product is
concurrentie binnen de EU te verwachten. Het verwateren van mosselen in
het nu nog kwalitatief schone water van de Oosterschelde is een
mogelijke achilleshiel voor de industrie: de lage kostprijs en het
kwaliteitsimago is voor een belangrijk deel hiervan afhankelijk.
De mosselcultuur staat onder druk vanuit natuurbehoudoverwegingen. Ofschoon
natuurorganisaties van mening zijn dat mosselcultuur zich kan verdragen
met behoud van natuurwaarden in de Waddenzee, is het de vraag of er op
langere termijn nog op schelpdieren gevist zal mogen worden. Meer ruimte
voor de teelt op het wad en in de Oosterschelde is politiek in elk geval
niet aan de orde. Er zijn geen geschikte locaties buiten de huidig
bestaande niet-gesloten gebieden. Het quotasysteem heeft weliswaar
geleid tot een rendementsverbetering, maar innovaties in productiewijzen
- vangst-, zaai- en transporttechnieken voor een beter benutting van
mosselzaad lijken nodig. Er moet ernstig nagedacht worden over
verbeteringen in de teelt. Onderzoek in Nederland is hier niet op
gericht: men acht het marginaal werk gezien de hoge natuurlijke
bestandsschommelingen. De sector lijkt innovatief in de verwerking en
distributie, maar niet in productieverbetering.
>/a>
|
Kweek
van de mossel |
|
Mosselen worden op grote schaal geteeld in Europa. Spanje is de grootste leverancier
gevolgd door Zeeland. Vooral de mosselen uit het Zeeuwse Yerseke zijn
bekend. Twee van Europa´s grootste distributeurs zijn daar gevestigd.
Dit zijn Zeeland's Roem en Prins & Dingemanse. Deze bedrijven
leveren over heel Europa en hebben hier een goede naam.
De kweek van de mosselen vindt plaats in
ondiepe stukken zee die 'mosseltuinen' worden genoemd. De aanleg van
deze mosseltuinen gebeurt volgens 2 methoden:
| De mosselen worden gekweekt volgens
de hangcultuur (Spanje, Italië en Neeltje Jans). Dit
betekent dat er ongeveer 1 ton mosselen (= 100 kilogram) per meter
aan een touw van enkele tientallen meters hangt. Deze mosselen zijn
zeer populair omdat er geen zand in zit en veel romiger zijn. De
aanvoer van deze mosselen is slechts 3-4% van de gehele aanvoer dus
is het moeilijk om hier aan te komen.
| De mosselen worden op de zeebodem
uitgezaaid
(Nederland). |
|
|
De Nederlandse mosselcultuur |
|
In Nederland wordt de tweede
methode toegepast. Het uitgangspunt van de Nederlandse
mosselcultuur is het cultiveren van mosselzaad. Als deze vrij
in het water zwemmende larven zich als kleine schelpen aan de
zeebodem vastzetten ontstaan er complete mosselzaadbanken. De
stroming in de zee brengt de kleine mosseltjes bij elkaar en
deze hechten zich dan aan elkaar vast. Het mosselzaad wordt 2
keer per jaar vrijgegeven voor de vangst.
Mosselkwekers mogen dit
mosselzaad opvissen en op eigen kweekpercelen uitzetten. Het
mosselzaad wordt eerst in ondiep water uitgezaaid tot de
mosselen 3 a 4 centimeter groot zijn, dan worden ze naar
dieper water overgebracht. Wanneer de mosselen 5 - 7
centimeter groot zijn worden ze met netten opgevist en naar
water aan de kust gebracht. De opslag is noodzakelijk om onder
andere zand wat door de vangst in de mosselen is terecht
gekomen weer te verwijderen. In 2 tot 3 jaar groeit het zaad
uit tot mosselen en is zij geschikt voor consumptie. Dit
proces biedt een goede kwaliteit en een bijna continue
levering aan afnemers in combinatie met koelmogelijkheden en
transport.
|
|
Mosselen
eet je met vrienden |
|
Zeeuwse
mosselen worden elk jaar weer door steeds meer Nederlanders gegeten. De
hoeveelheden zijn nog niet zo groot als die van onze zuiderburen, maar
de Nederlanders zijn wel een flink eind op weg om ze, waarschijnlijk
over zes, zeven jaar, te evenaren.
In ons land wordt het eten van mosselen nog vaak als een soort
gezelschapsspel beschouwd. Mosselen eten doe je meestal samen met
vrienden en familieleden. Wat dat betreft schaart men het eten van
mosselen in ons land in de rij van de fondue- en gourmetparty’s.
Horecabedrijven zijn de aangewezen plaatsen om met vrienden of
familieleden mosselen te gaan eten.
Mosselen komen voor het overgrote deel uit de Waddenzee. Daar worden ze
opgevist om ze daarna in de bijzonder schone Zeeuwse wateren (Oosterschelde)
te laten verwateren waardoor de mosselen zichzelf zuiveren en zich van
het zand en het slik van de Waddenzee ontdoen. Daarna worden ze opnieuw
opgevist om te worden gesorteerd in verschillende gewichtsklassen. Daar
worden ze ook verpakt in speciaal daarvoor ontworpen zakken of dozen.
Vervolgens worden de mosselen aan de man gebracht. Dat gebeurt de
laatste jaren steeds vaker via de supermarkten. Die hebben inmiddels een
marktaandeel van ongeveer veertig procent van de totale verkoop van
mosselen in ons land in handen. Het ziet er naar uit dat dat
marktaandeel nog zal groeien. Vishandelaren die nu nog het merendeel van
de mosselen verkopen zien dat met lede ogen aan en zijn bang dat de
supermarkten hun marktaandeel zullen vergroten door de mosselen tegen
stuntprijzen aan te bieden.
De gewichtsklassen waarin men de mosselen indeelt, verschilt van
leverancier tot leverancier. In werkelijkheid zijn die onderlinge
verschillen niet zo groot en daardoor bijna verwaarloosbaar.
Goudmerk mosselen zijn de grootste van alle Zeeuwse mosselen. Er gaan
maximaal 43 exemplaren in één kilo. Ze zijn meestal wat minder fijn
van smaak dan de kleinere exemplaren. Gekookt en daarna gewikkeld in
dunne plakjes bacon of ontbijtspek laten ze zich, ook op de barbecue,
goed roosteren. Wanneer er 43 tot 50 mosselen in één kilo zitten, dan
hebben we het over Jumbo’s. Imperialen zijn een slag kleiner. Daarvan
gaan er 50 tot 60 stuks in één kilo. Nog iets kleinere zijn de Supers
waarvan er 60 tot 70 in één kilo gaan. De extra’s zijn de kleinste
mosselen. Daarvan gaan er altijd 70 stuks of meer in één kilo.
Mosselliefhebbers geven de voorkeur aan de Extra’s en de Supers. Weer
anderen verkiezen de Jumbo’s die zich nadat ze zijn gekookt ook heel
goed laten bakken. Dat geldt ook voor de Imperialen die net als de wat
kleinere Supers ideaal zijn voor de in ons land meest populaire
bereidingswijze van de schelpdieren: ’mosselen in ’t pannetje’.
In veel families gaat het recept voor ’mosselen in ’t pannetje’
over van de ene naar de andere generatie en verandert er weinig. Toch
zien elk jaar weer nieuwe recepten voor ’mosselen in ’t pannetje’
het licht.
|
Biologie
en kweek |
|
De
mossel is een tweekleppig schelpdier, dat in kolonies in ondiep
kustwater leeft en zich met draden aan stenen of elkaar
vasthecht. Mytilus edulis is zijn wetenschappelijke naam (mytilus
= mossel en edulis = eetbaar). Iedereen kent de prachtig
donkerblauw tot zwarte schelpen wel. Op de markt zijn ze tussen
de 5 en 8 cm lang, maximaal kunnen ze ongeveer 13 cm worden. |
|
De meeste mosselen, die we eten, komen uit
Zeeland. Daar komen ze terecht als piepklein mosseltje, het z.g.
mosselzaad. Dit wordt uit de Waddenzee gevist vlak voor de
diertjes zich met hun byssusdraad, de mosselbaard, ergens
vastzetten. Ze worden op mosselpercelen gezet, waar ze groot
moeten groeien. Met een ingenieus systeem filteren ze
eencelligen en andere kleine organismen uit het voedselrijke
water. Alles wat niet eetbaar is en de poep komt via de
uitstroom-opening onderin het perceel terecht. Tijdens hun groei
worden ze een paar keer verkast om ze de ruimte te geven. Na
twee tot drie jaar zijn ze geschikt voor de verkoop en worden
dan verwaterd. In helder water zonder zand of modder spoelen ze
zichzelf in 24 uur schoon. Veel van onze Zeeuwse mosselen worden
in Denemarken gekweekt. Ze worden als ze de juiste grootte
hebben naar Yerseke getransporteerd en mogen daar verwateren. Op
deze wijze verdienen ze dan het predikaat "Zeeuws".
Langs de Atlantische kust van Frankrijk worden mosselen op
bouchots, vaststaande palen, gekweekt. Het grote voordeel van
deze methode boven de vorige is dat zeesterren, die graag een
mossel lusten, er niet bij kunnen. Van de andere kant vallen ze
bij ieder laag water droog, waardoor ze minder vlug groeien. De
schelpen blijven klein, maar de smaak schijnt uitmuntend te
zijn.
De Spanjaarden hebben weer een andere methode ontwikkeld. Aan de
kust voor Galicië in het noord westen laten ze lange touwen
onderaan vlotten hangen. Daar worden jonge mosseltjes aan
vastgebonden. In het voedselrijke oceaanwater groeien ze snel.
Zeeland heeft tegenwoordig ook zijn "hangcultuur".
Het is natuurlijk heel verleidelijk tijdens de vakantie zelf een
maaltje mossels te plukken. Ze zitten echter vlug vol met
allerlei ziekteverwekkers, zeker als het water waarin ze leven
vervuild is. Voorzichtig dus!
We eten het weke deel van het dier. De mossel houdt met spieren
de schelphelften stevig tegen elkaar. Bij het koken verslappen
ze: de mossel gaat open. We zien dan de mantel met aan de
voorkant de gelobde in- en de gladde uitstroom-opening. Tussen
de mantelhelften ligt de voet met de mosselbaardklier, de
kieuwen en de rest van het lichaam.
Let bij het kopen van mossels vooral op de verpakkingsdatum. Ze
moeten nog leven. De beste kwaliteit krijgt men als men een zak
aanschaft die dezelfde dag ingepakt is: hét teken van absolute
versheid. Vóór het koken worden de schelpen goed schoon
gespoeld. Open dieren, die zelfs na een tik niet sluiten, zijn
niet meer vers en kunnen beter worden weggegooid.
Nederland is de
grootste mosselleverancier van Europa. De teelt
van mosselen vindt plaats in de Oosterschelde en de
Waddenzee.Voordat van de schelpdieren kan worden genoten, is er
door de mosselkwekers en -handelaren bergen werk verzet. In mei
beginnen we met het mosselzaad op te vissen. De kleine
mosseltjes worden in dieper water uitgezaaid, waar ze tot
halfwas opgroeien. Daarna worden de halfwas nogmaals opgevist,
en naar percelen gebracht waar ze opgroeien tot
consumptiemosselen. De percelen worden door de overheid
verpacht. De percelen zijn afgebakend met lange takken (bakens).
De opziener der Visserijen plaatst houten proppen op een hoog
deel van de bank en vandaar zet de kweker in een lijn de bakens
uit. Vanwege de risico's is het belangrijk zowel op het Wad als
de Oosterschelde percelen te bezitten. Bij zuidwesterstorm
kunnen hele mosselpercelen leegspoelen en ook ijsgang kan op het
Wad schade veroorzaken. Voordeel van de Waddenzee is echter wel
dat de mosselen er sneller groeien. Nadat de volwassen mosselen
zijn opgevist, worden ze door de mosselkwekers op de veiling van
Yerseke (de enige in Nederland) aangeboden aan de
mosselhandelaren. De mosselen hebben echter bij het opvissen
veel zand en slib naar binnen gekregen, en om dat eruit te
krijgen worden de schelpdieren door de mosselhandelaren weer in
de Oosterschelde op beschutte plaatsen uitgezet. De mosselen
kunnen dan tot rust komen en hebben de gelegendheid zich van
zand en slib te ontdoen. De mosselhandelaren gebruiken deze z.g.
verwaterplaatsen ook als natte pakhuizen.
|
|
De meeste mosselen, die we eten, komen uit
Zeeland. Daar komen ze terecht als piepklein mosseltje, het z.g.
mosselzaad. Dit wordt uit de Waddenzee gevist vlak voor de
diertjes zich met hun byssusdraad, de mosselbaard, ergens
vastzetten. Ze worden op mosselpercelen gezet, waar ze groot
moeten groeien. Met een ingenieus systeem filteren ze
eencelligen en andere kleine organismen uit het voedselrijke
water. Alles wat niet eetbaar is en de poep komt via de
uitstroom-opening onderin het perceel terecht. Tijdens hun groei
worden ze een paar keer verkast om ze de ruimte te geven. Na
twee tot drie jaar zijn ze geschikt voor de verkoop en worden
dan verwaterd. In helder water zonder zand of modder spoelen ze
zichzelf in 24 uur schoon. Veel van onze Zeeuwse mosselen worden
in Denemarken gekweekt. Ze worden als ze de juiste grootte
hebben naar Yerseke getransporteerd en mogen daar verwateren. Op
deze wijze verdienen ze dan het predikaat "Zeeuws".
Langs de Atlantische kust van Frankrijk worden mosselen op
bouchots, vaststaande palen, gekweekt. Het grote voordeel van
deze methode boven de vorige is dat zeesterren, die graag een
mossel lusten, er niet bij kunnen. Van de andere kant vallen ze
bij ieder laag water droog, waardoor ze minder vlug groeien. De
schelpen blijven klein, maar de smaak schijnt uitmuntend te
zijn.
De Spanjaarden hebben weer een andere methode ontwikkeld. Aan de
kust voor Galicië in het noord westen laten ze lange touwen
onderaan vlotten hangen. Daar worden jonge mosseltjes aan
vastgebonden. In het voedselrijke oceaanwater groeien ze snel.
Zeeland heeft tegenwoordig ook zijn "hangcultuur".
Het is natuurlijk heel verleidelijk tijdens de vakantie zelf een
maaltje mossels te plukken. Ze zitten echter vlug vol met
allerlei ziekteverwekkers, zeker als het water waarin ze leven
vervuild is. Voorzichtig dus!
We eten het weke deel van het dier. De mossel houdt met spieren
de schelphelften stevig tegen elkaar. Bij het koken verslappen
ze: de mossel gaat open. We zien dan de mantel met aan de
voorkant de gelobde in- en de gladde uitstroom-opening. Tussen
de mantelhelften ligt de voet met de mosselbaardklier, de
kieuwen en de rest van het lichaam.
Let bij het kopen van mossels vooral op de verpakkingsdatum. Ze
moeten nog leven. De beste kwaliteit krijgt men als men een zak
aanschaft die dezelfde dag ingepakt is: hét teken van absolute
versheid. Vóór het koken worden de schelpen goed schoon
gespoeld. Open dieren, die zelfs na een tik niet sluiten, zijn
niet meer vers en kunnen beter worden weggegooid.
Nederland is de
grootste mosselleverancier van Europa. De teelt
van mosselen vindt plaats in de Oosterschelde en de
Waddenzee.Voordat van de schelpdieren kan worden genoten, is er
door de mosselkwekers en -handelaren bergen werk verzet. In mei
beginnen we met het mosselzaad op te vissen. De kleine
mosseltjes worden in dieper water uitgezaaid, waar ze tot
halfwas opgroeien. Daarna worden de halfwas nogmaals opgevist,
en naar percelen gebracht waar ze opgroeien tot
consumptiemosselen. De percelen worden door de overheid
verpacht. De percelen zijn afgebakend met lange takken (bakens).
De opziener der Visserijen plaatst houten proppen op een hoog
deel van de bank en vandaar zet de kweker in een lijn de bakens
uit. Vanwege de risico's is het belangrijk zowel op het Wad als
de Oosterschelde percelen te bezitten. Bij zuidwesterstorm
kunnen hele mosselpercelen leegspoelen en ook ijsgang kan op het
Wad schade veroorzaken. Voordeel van de Waddenzee is echter wel
dat de mosselen er sneller groeien. Nadat de volwassen mosselen
zijn opgevist, worden ze door de mosselkwekers op de veiling van
Yerseke (de enige in Nederland) aangeboden aan de
mosselhandelaren. De mosselen hebben echter bij het opvissen
veel zand en slib naar binnen gekregen, en om dat eruit te
krijgen worden de schelpdieren door de mosselhandelaren weer in
de Oosterschelde op beschutte plaatsen uitgezet. De mosselen
kunnen dan tot rust komen en hebben de gelegendheid zich van
zand en slib te ontdoen. De mosselhandelaren gebruiken deze z.g.
verwaterplaatsen ook als natte pakhuizen.
|
|
Zijn
mosselen gezond ? |
|
Mosselen zij rijk aan hoogwaardige voedingsstoffen, zoals
mineralen, vitaminen A,B,C,D en vooral eiwitten. Verder bevatten
ze nauwelijks vet. Dit vet is overigens rijk aan meervoudig
onverzadigde vetzuren, die cholesterolverlagend werken. Op zich
bevatten mosselen zelf ook relatief veel cholesterol. Vroeger
werd daarom geadviseerd niet te vaak mosselen te eten. Recente
studies hebben dit advies echter achterhaald. Het cholesterol
dat wij via onze voeding binnenkrijgen, leidt niet tot een
verhoging van ons cholesterolgehalte. Bepalend voor de hoogte
hiervan is het vetzuur dat wij innemen. Hierbij gaat duidelijk
de voorkeur uit naar meervoudig-onverzadigde vetzuren. Bij de
keuze voor mosselen zitten we dus goed.
|
|
|