Weetjes

 

Omhoog

Wat feiten op een rijtje 

De Mossel.
Leefgebied.
Voeding.
Vijanden.
Slikmosselen.
Voortplanting.
Nederland 1998.
Kweek van de mossel.
De Nederlandse mosselcultuur.
Zijn mosselen gezond ?
Mosselklasse
Mosselen eet je met vrienden
Biologie en kweek



De Mossel
Mytilus edulis is de naam voor een meestal eetbaar schelpdier. De mossel is hoogstwaarschijnlijk het meest voorkomende dier aan de kust. Hij leeft vooral met de getijdenzone. De kleur van de schelp van de mosselen is meestal blauwzwart, bij jonge mosselen tot doorzichtig geel. De binnenzijde van de schelp is vaak bekleed met parelmoer. Parelmoer is de witachtige, glanzende stof waarmee de mossel, maar vooral de oester, parels maken. Je kunt mosselen vrij makkelijk herkennen aan hun lange, asymmetrische vorm. Ze hebben een harde en dunne schelp, om zich te verdedigen tegen roofdieren. De befaamde mosselbanken ontstaan doordat vele mossels zich vestigen op een harde ondergrond. Hoe idealer de plaats, hoe meer mosselen er zijn.
Leefgebied
De mossel leeft vooral aan de rotskusten. Hier moeten ze echter aan de kracht van de golven en uitdroging weerstaan. Doordat de mossel een gestroomlijnde schelp heeft, glijdt het water er makkelijk langs. Maar de mossel zou dan nog kunnen wegdrijven. Om zich hiertegen te beveiligen, verankert de mossel zich aan zijn plaats met behulp van de byssusdraden. Deze draden zijn uit eiwitten gemaakt. Ze worden als een kleverig goedje uitgescheiden door de voetklier. Na enige tijd verharden ze, ze worden taai en elastisch. Met deze draden is de mossel in staat de zwaarste stormen te overleven. De mossel leeft vooral van de getijden (eb en vloed). Bij eb staat de mossel boven water. Hij sluit zijn schelp en kan zo maximaal 6 uur verblijven in zijn 'huisje'. Duurt het opsluiten langer dan zes uur, dan sterft hij. Bij vloed staat de mossel onder water. De kleppen worden langzaam van elkaar gescheiden. Nu kunnen ze rustig eten.
Voeding
De mossel hoeft nooit eten te zoeken. Het enige wat hij hoeft te doen is 'zijn huisje' te openen. Daarna steekt de mossel twee sipho's (adempijpen) naar buiten. Één van de sipho's zuigt water naar binnen. Het water komt voorbij een rij van kieuwen. Deze halen uit het voorbijstromende water zuurstof en voedsel. Het water wordt door de kieuwen voortgeduwd door ciliën, of beweeglijke trilharen. Deze ciliën nemen het voedsel op en verplaatsen het naar een slijmlaag, die dan de voedseldeeltjes naar de maag brengt. Het voedsel van de mossel is voornamelijk plankton en brokstukjes van schelpen, die vol eiwitten zitten. Door het wegnemen van brokstukken bepalen alle mosselen de kwaliteit van het zeewater.
Vijanden
De natuurlijke vijand van de mossel is allereerst de zwartwitte scholekster. Deze waadvogel verbrijzelt de mossel of wrikt ze met zijn snavel open, en wel als het water laag staat en de mossel open. Daarnaast is de zeester ook een gevreesd roofdier. Deze valt de mossel namelijk van onderen aan, en trekt met zijn armen de twee schelpdelen van elkaar. Doordat de zeester vele spierbundels heeft, kan hij ze natuurlijk van elkaar aflossen. De mossel heeft echter maar twee spierbundels en moet zich na een tijd gewonnen geven. Ten derde vijand van de mossel is de tepelhoorn, een vleesetende slak, ook een dier die de mossel liever ziet gaan dan komen. Deze tepelhoorns boren letterlijk een gaatje in de schelp met hun tong, die bezet is met tandjes. Daarna zuigen ze de inhoud leeg, en laten de mosselschelp leeg achter. Daarnaast zijn ook de eidereend en de zeeëend een grote 'fan' van mosselen. Ook de mens is een vijand van de mossel. Vooral in België en omringende landen zijn de mosselen een gewenste maaltijd. Een nieuwe bedreiging is de Japanse oester, deze exoot maakt gebruik van hetzelfde substraat als de mossel maar filtert ook de mossellarven uit het water.
Slikmosselen
De slikmossel is een van de meestgevreesde mosselen. Deze mossel ontstaat doordat hij zich in een zandig of slikachtig strand geankerd was. De mossel die er inzit, sterft, en de schelp vult zich dan met die slik. Deze slikmosselen kunnen in de pan opengaan en de smaak van de andere mosselen bederven. Slikmossels en verzwakte mossels zijn op het eerste zicht moelijk te herkennen. Door met de vingers over de twee schelpdelen te wrijven en ze over elkaar te schuiven, kan een slikmossel of een verzwakte mossel ontdekt worden. Een verse mossel laat dit immers maar 1 keer toe, de andere blijven dat goedvinden.
Voortplanting
Mosselen kunnen van nature niet paren. Willen zich ze toch, dan storten ze op hetzelfde moment miljoenen eitjes en zaadcellen uit. Als 1 mossel paait, doen de anderen met hem mee. Zo komen alle voortplantingscellen gelijktijdig in het water terecht. De zeestromingen zorgen dan voor de bevruchting. Wanneer de eieren uitgekomen, spreken we van larven. Deze larven kunnen zwemmen en lijken dus helemaal niet op de ouders. Na enkele weken zoekt de jonge mossel een goede verankeringsplek. Heeft ze die gevonden, blijft ze daar tot haar dood. Doordat vele larven vaak geen geschikte plek vinden, sterven ze.
1998 Nederland
De mosselbodemcultuur (100 kton, 61 bedrijven) heeft af kwekerij een waarde van rond de ƒ100 miljoen, en het twee- tot drievoudige na verwerking. Ondanks de wisselvalligheid van de cultuur zijn er door de lage kostprijs goede verdiensten. Het is een goed gereguleerde op export gerichte sector. De recent ontstane mosselhang culturen (300 ton, 7 bedrijven) opereren op een niche markt. Groeimogelijkheden worden beperkt door matige geschiktheid van de inheemse mossel voor deze teelt en daarmee samenhangend locatieproblemen. De verwerking en distributie van de verse mosselen naar de traditionele markten is, mede door een goed kwaliteitsimago, goed geregeld. Een mogelijke bedreiging voor de verwerkingsindustrie zijn importen van elders uit de wereld. Men denkt nu een sterke concurrentie positie te hebben, hoewel de beoordeling hiervan verschillend is. In de toekomst is concurrentie te verwachten uit met name Aziatische landen, wanneer deze gaan voldoen aan de strikte volksgezondheidseisen van de belangrijkste markten voor verwerkte mosselen. Ook voor het verse product is concurrentie binnen de EU te verwachten. Het verwateren van mosselen in het nu nog kwalitatief schone water van de Oosterschelde is een mogelijke achilleshiel voor de industrie: de lage kostprijs en het kwaliteitsimago is voor een belangrijk deel hiervan afhankelijk.  De mosselcultuur staat onder druk vanuit natuurbehoudoverwegingen. Ofschoon natuurorganisaties van mening zijn dat mosselcultuur zich kan verdragen met behoud van natuurwaarden in de Waddenzee, is het de vraag of er op langere termijn nog op schelpdieren gevist zal mogen worden. Meer ruimte voor de teelt op het wad en in de Oosterschelde is politiek in elk geval niet aan de orde. Er zijn geen geschikte locaties buiten de huidig bestaande niet-gesloten gebieden. Het quotasysteem heeft weliswaar geleid tot een rendementsverbetering, maar innovaties in productiewijzen - vangst-, zaai- en transporttechnieken voor een beter benutting van mosselzaad lijken nodig. Er moet ernstig nagedacht worden over verbeteringen in de teelt. Onderzoek in Nederland is hier niet op gericht: men acht het marginaal werk gezien de hoge natuurlijke bestandsschommelingen. De sector lijkt innovatief in de verwerking en distributie, maar niet in productieverbetering.
>/a>
Kweek van de mossel
Mosselen worden op grote schaal geteeld in Europa. Spanje is de grootste leverancier gevolgd door Zeeland. Vooral de mosselen uit het Zeeuwse Yerseke zijn bekend. Twee van Europa´s grootste distributeurs zijn daar gevestigd. Dit zijn Zeeland's Roem en Prins & Dingemanse. Deze bedrijven leveren over heel Europa en hebben hier een goede naam.

De kweek van de mosselen vindt plaats in ondiepe stukken zee die 'mosseltuinen' worden genoemd. De aanleg van deze mosseltuinen gebeurt volgens 2 methoden:
De mosselen worden gekweekt volgens de hangcultuur (Spanje, Italië en Neeltje Jans). Dit betekent dat er ongeveer 1 ton mosselen (= 100 kilogram) per meter aan een touw van enkele tientallen meters hangt. Deze mosselen zijn zeer populair omdat er geen zand in zit en veel romiger zijn. De aanvoer van deze mosselen is slechts 3-4% van de gehele aanvoer dus is het moeilijk om hier aan te komen.
De mosselen worden op de zeebodem uitgezaaid (Nederland).
 

De Nederlandse mosselcultuur
In Nederland wordt de tweede methode toegepast. Het uitgangspunt van de Nederlandse mosselcultuur is het cultiveren van mosselzaad. Als deze vrij in het water zwemmende larven zich als kleine schelpen aan de zeebodem vastzetten ontstaan er complete mosselzaadbanken. De stroming in de zee brengt de kleine mosseltjes bij elkaar en deze hechten zich dan aan elkaar vast. Het mosselzaad wordt 2 keer per jaar vrijgegeven voor de vangst.
Mosselkwekers mogen dit mosselzaad opvissen en op eigen kweekpercelen uitzetten. Het mosselzaad wordt eerst in ondiep water uitgezaaid tot de mosselen 3 a 4 centimeter groot zijn, dan worden ze naar dieper water overgebracht. Wanneer de mosselen 5 - 7 centimeter groot zijn worden ze met netten opgevist en naar water aan de kust gebracht. De opslag is noodzakelijk om onder andere zand wat door de vangst in de mosselen is terecht gekomen weer te verwijderen. In 2 tot 3 jaar groeit het zaad uit tot mosselen en is zij geschikt voor consumptie. Dit proces biedt een goede kwaliteit en een bijna continue levering aan afnemers in combinatie met koelmogelijkheden en transport.

 

Mosselklasse
Het is alweer lang geleden dat elke mosselhandelaar een eigen aanduiding gebruikte om de grootte van zijn mosselen aan te geven. In de loop der jaren is iedereen mosselen gaan aanduiden in grootteklassen (van groot naar klein):
Goudmerk
Jumbo
Imperial
Super 
Extra
De voorkeur van de consument voor een bepaalde mosselgrootte is volledig gebaseerd op persoonlijke smaak. Waar de een houdt van de smaak van de kleinere mossel, kan voor de ander de mossel niet groot genoeg zijn.

Mosselen eet je met vrienden
Zeeuwse mosselen worden elk jaar weer door steeds meer Nederlanders gegeten. De hoeveelheden zijn nog niet zo groot als die van onze zuiderburen, maar de Nederlanders zijn wel een flink eind op weg om ze, waarschijnlijk over zes, zeven jaar, te evenaren.

In ons land wordt het eten van mosselen nog vaak als een soort gezelschapsspel beschouwd. Mosselen eten doe je meestal samen met vrienden en familieleden. Wat dat betreft schaart men het eten van mosselen in ons land in de rij van de fondue- en gourmetparty’s. Horecabedrijven zijn de aangewezen plaatsen om met vrienden of familieleden mosselen te gaan eten.

Mosselen komen voor het overgrote deel uit de Waddenzee. Daar worden ze opgevist om ze daarna in de bijzonder schone Zeeuwse wateren (Oosterschelde) te laten verwateren waardoor de mosselen zichzelf zuiveren en zich van het zand en het slik van de Waddenzee ontdoen. Daarna worden ze opnieuw opgevist om te worden gesorteerd in verschillende gewichtsklassen. Daar worden ze ook verpakt in speciaal daarvoor ontworpen zakken of dozen. Vervolgens worden de mosselen aan de man gebracht. Dat gebeurt de laatste jaren steeds vaker via de supermarkten. Die hebben inmiddels een marktaandeel van ongeveer veertig procent van de totale verkoop van mosselen in ons land in handen. Het ziet er naar uit dat dat marktaandeel nog zal groeien. Vishandelaren die nu nog het merendeel van de mosselen verkopen zien dat met lede ogen aan en zijn bang dat de supermarkten hun marktaandeel zullen vergroten door de mosselen tegen stuntprijzen aan te bieden.

De gewichtsklassen waarin men de mosselen indeelt, verschilt van leverancier tot leverancier. In werkelijkheid zijn die onderlinge verschillen niet zo groot en daardoor bijna verwaarloosbaar.

Goudmerk mosselen zijn de grootste van alle Zeeuwse mosselen. Er gaan maximaal 43 exemplaren in één kilo. Ze zijn meestal wat minder fijn van smaak dan de kleinere exemplaren. Gekookt en daarna gewikkeld in dunne plakjes bacon of ontbijtspek laten ze zich, ook op de barbecue, goed roosteren. Wanneer er 43 tot 50 mosselen in één kilo zitten, dan hebben we het over Jumbo’s. Imperialen zijn een slag kleiner. Daarvan gaan er 50 tot 60 stuks in één kilo. Nog iets kleinere zijn de Supers waarvan er 60 tot 70 in één kilo gaan. De extra’s zijn de kleinste mosselen. Daarvan gaan er altijd 70 stuks of meer in één kilo.

Mosselliefhebbers geven de voorkeur aan de Extra’s en de Supers. Weer anderen verkiezen de Jumbo’s die zich nadat ze zijn gekookt ook heel goed laten bakken. Dat geldt ook voor de Imperialen die net als de wat kleinere Supers ideaal zijn voor de in ons land meest populaire bereidingswijze van de schelpdieren: ’mosselen in ’t pannetje’.

In veel families gaat het recept voor ’mosselen in ’t pannetje’ over van de ene naar de andere generatie en verandert er weinig. Toch zien elk jaar weer nieuwe recepten voor ’mosselen in ’t pannetje’ het licht.

Biologie en kweek

De mossel is een tweekleppig schelpdier, dat in kolonies in ondiep kustwater leeft en zich met draden aan stenen of elkaar vasthecht. Mytilus edulis is zijn wetenschappelijke naam (mytilus = mossel en edulis = eetbaar). Iedereen kent de prachtig donkerblauw tot zwarte schelpen wel. Op de markt zijn ze tussen de 5 en 8 cm lang, maximaal kunnen ze ongeveer 13 cm worden.

De meeste mosselen, die we eten, komen uit Zeeland. Daar komen ze terecht als piepklein mosseltje, het z.g. mosselzaad. Dit wordt uit de Waddenzee gevist vlak voor de diertjes zich met hun byssusdraad, de mosselbaard, ergens vastzetten. Ze worden op mosselpercelen gezet, waar ze groot moeten groeien. Met een ingenieus systeem filteren ze eencelligen en andere kleine organismen uit het voedselrijke water. Alles wat niet eetbaar is en de poep komt via de uitstroom-opening onderin het perceel terecht. Tijdens hun groei worden ze een paar keer verkast om ze de ruimte te geven. Na twee tot drie jaar zijn ze geschikt voor de verkoop en worden dan verwaterd. In helder water zonder zand of modder spoelen ze zichzelf in 24 uur schoon. Veel van onze Zeeuwse mosselen worden in Denemarken gekweekt. Ze worden als ze de juiste grootte hebben naar Yerseke getransporteerd en mogen daar verwateren. Op deze wijze verdienen ze dan het predikaat "Zeeuws".

Langs de Atlantische kust van Frankrijk worden mosselen op bouchots, vaststaande palen, gekweekt. Het grote voordeel van deze methode boven de vorige is dat zeesterren, die graag een mossel lusten, er niet bij kunnen. Van de andere kant vallen ze bij ieder laag water droog, waardoor ze minder vlug groeien. De schelpen blijven klein, maar de smaak schijnt uitmuntend te zijn.
De Spanjaarden hebben weer een andere methode ontwikkeld. Aan de kust voor Galicië in het noord westen laten ze lange touwen onderaan vlotten hangen. Daar worden jonge mosseltjes aan vastgebonden. In het voedselrijke oceaanwater groeien ze snel. Zeeland heeft tegenwoordig ook zijn "hangcultuur".
Het is natuurlijk heel verleidelijk tijdens de vakantie zelf een maaltje mossels te plukken. Ze zitten echter vlug vol met allerlei ziekteverwekkers, zeker als het water waarin ze leven vervuild is. Voorzichtig dus!

We eten het weke deel van het dier. De mossel houdt met spieren de schelphelften stevig tegen elkaar. Bij het koken verslappen ze: de mossel gaat open. We zien dan de mantel met aan de voorkant de gelobde in- en de gladde uitstroom-opening. Tussen de mantelhelften ligt de voet met de mosselbaardklier, de kieuwen en de rest van het lichaam.
Let bij het kopen van mossels vooral op de verpakkingsdatum. Ze moeten nog leven. De beste kwaliteit krijgt men als men een zak aanschaft die dezelfde dag ingepakt is: hét teken van absolute versheid. Vóór het koken worden de schelpen goed schoon gespoeld. Open dieren, die zelfs na een tik niet sluiten, zijn niet meer vers en kunnen beter worden weggegooid.

 Nederland is de grootste mosselleverancier van Europa. De teelt van mosselen vindt plaats in de Oosterschelde en de Waddenzee.Voordat van de schelpdieren kan worden genoten, is er door de mosselkwekers en -handelaren bergen werk verzet. In mei beginnen we met het mosselzaad op te vissen. De kleine mosseltjes worden in dieper water uitgezaaid, waar ze tot halfwas opgroeien. Daarna worden de halfwas nogmaals opgevist, en naar percelen gebracht waar ze opgroeien tot consumptiemosselen. De percelen worden door de overheid verpacht. De percelen zijn afgebakend met lange takken (bakens). De opziener der Visserijen plaatst houten proppen op een hoog deel van de bank en vandaar zet de kweker in een lijn de bakens uit. Vanwege de risico's is het belangrijk zowel op het Wad als de Oosterschelde percelen te bezitten. Bij zuidwesterstorm kunnen hele mosselpercelen leegspoelen en ook ijsgang kan op het Wad schade veroorzaken. Voordeel van de Waddenzee is echter wel dat de mosselen er sneller groeien. Nadat de volwassen mosselen zijn opgevist, worden ze door de mosselkwekers op de veiling van Yerseke (de enige in Nederland) aangeboden aan de mosselhandelaren. De mosselen hebben echter bij het opvissen veel zand en slib naar binnen gekregen, en om dat eruit te krijgen worden de schelpdieren door de mosselhandelaren weer in de Oosterschelde op beschutte plaatsen uitgezet. De mosselen kunnen dan tot rust komen en hebben de gelegendheid zich van zand en slib te ontdoen. De mosselhandelaren gebruiken deze z.g. verwaterplaatsen ook als natte pakhuizen.
De meeste mosselen, die we eten, komen uit Zeeland. Daar komen ze terecht als piepklein mosseltje, het z.g. mosselzaad. Dit wordt uit de Waddenzee gevist vlak voor de diertjes zich met hun byssusdraad, de mosselbaard, ergens vastzetten. Ze worden op mosselpercelen gezet, waar ze groot moeten groeien. Met een ingenieus systeem filteren ze eencelligen en andere kleine organismen uit het voedselrijke water. Alles wat niet eetbaar is en de poep komt via de uitstroom-opening onderin het perceel terecht. Tijdens hun groei worden ze een paar keer verkast om ze de ruimte te geven. Na twee tot drie jaar zijn ze geschikt voor de verkoop en worden dan verwaterd. In helder water zonder zand of modder spoelen ze zichzelf in 24 uur schoon. Veel van onze Zeeuwse mosselen worden in Denemarken gekweekt. Ze worden als ze de juiste grootte hebben naar Yerseke getransporteerd en mogen daar verwateren. Op deze wijze verdienen ze dan het predikaat "Zeeuws".

Langs de Atlantische kust van Frankrijk worden mosselen op bouchots, vaststaande palen, gekweekt. Het grote voordeel van deze methode boven de vorige is dat zeesterren, die graag een mossel lusten, er niet bij kunnen. Van de andere kant vallen ze bij ieder laag water droog, waardoor ze minder vlug groeien. De schelpen blijven klein, maar de smaak schijnt uitmuntend te zijn.
De Spanjaarden hebben weer een andere methode ontwikkeld. Aan de kust voor Galicië in het noord westen laten ze lange touwen onderaan vlotten hangen. Daar worden jonge mosseltjes aan vastgebonden. In het voedselrijke oceaanwater groeien ze snel. Zeeland heeft tegenwoordig ook zijn "hangcultuur".
Het is natuurlijk heel verleidelijk tijdens de vakantie zelf een maaltje mossels te plukken. Ze zitten echter vlug vol met allerlei ziekteverwekkers, zeker als het water waarin ze leven vervuild is. Voorzichtig dus!

We eten het weke deel van het dier. De mossel houdt met spieren de schelphelften stevig tegen elkaar. Bij het koken verslappen ze: de mossel gaat open. We zien dan de mantel met aan de voorkant de gelobde in- en de gladde uitstroom-opening. Tussen de mantelhelften ligt de voet met de mosselbaardklier, de kieuwen en de rest van het lichaam.
Let bij het kopen van mossels vooral op de verpakkingsdatum. Ze moeten nog leven. De beste kwaliteit krijgt men als men een zak aanschaft die dezelfde dag ingepakt is: hét teken van absolute versheid. Vóór het koken worden de schelpen goed schoon gespoeld. Open dieren, die zelfs na een tik niet sluiten, zijn niet meer vers en kunnen beter worden weggegooid.

 Nederland is de grootste mosselleverancier van Europa. De teelt van mosselen vindt plaats in de Oosterschelde en de Waddenzee.Voordat van de schelpdieren kan worden genoten, is er door de mosselkwekers en -handelaren bergen werk verzet. In mei beginnen we met het mosselzaad op te vissen. De kleine mosseltjes worden in dieper water uitgezaaid, waar ze tot halfwas opgroeien. Daarna worden de halfwas nogmaals opgevist, en naar percelen gebracht waar ze opgroeien tot consumptiemosselen. De percelen worden door de overheid verpacht. De percelen zijn afgebakend met lange takken (bakens). De opziener der Visserijen plaatst houten proppen op een hoog deel van de bank en vandaar zet de kweker in een lijn de bakens uit. Vanwege de risico's is het belangrijk zowel op het Wad als de Oosterschelde percelen te bezitten. Bij zuidwesterstorm kunnen hele mosselpercelen leegspoelen en ook ijsgang kan op het Wad schade veroorzaken. Voordeel van de Waddenzee is echter wel dat de mosselen er sneller groeien. Nadat de volwassen mosselen zijn opgevist, worden ze door de mosselkwekers op de veiling van Yerseke (de enige in Nederland) aangeboden aan de mosselhandelaren. De mosselen hebben echter bij het opvissen veel zand en slib naar binnen gekregen, en om dat eruit te krijgen worden de schelpdieren door de mosselhandelaren weer in de Oosterschelde op beschutte plaatsen uitgezet. De mosselen kunnen dan tot rust komen en hebben de gelegendheid zich van zand en slib te ontdoen. De mosselhandelaren gebruiken deze z.g. verwaterplaatsen ook als natte pakhuizen.

Zijn mosselen gezond ?
Mosselen zij rijk aan hoogwaardige voedingsstoffen, zoals mineralen, vitaminen A,B,C,D en vooral eiwitten. Verder bevatten ze nauwelijks vet. Dit vet is overigens rijk aan meervoudig onverzadigde vetzuren, die cholesterolverlagend werken. Op zich bevatten mosselen zelf ook relatief veel cholesterol. Vroeger werd daarom geadviseerd niet te vaak mosselen te eten. Recente studies hebben dit advies echter achterhaald. Het cholesterol dat wij via onze voeding binnenkrijgen, leidt niet tot een verhoging van ons cholesterolgehalte. Bepalend voor de hoogte hiervan is het vetzuur dat wij innemen. Hierbij gaat duidelijk de voorkeur uit naar meervoudig-onverzadigde vetzuren. Bij de keuze voor mosselen zitten we dus goed.

 
 

 


Copyright © 2006 SiejoKee