A

A pari De koers is gelijk aan de contante koers.

Aandelen in portefeuille_Het gedeelte van het maatschappelijk kapitaal dat nog niet geplaatst is.

Aandelensplitsing Een boekhoudkundige handeling om het aantal geplaatste aandelen te vergroten; bijvoorbeeld, in een "3 op 1 split", worden drie nieuwe aandelen uitgegeven in ruil voor elk vroeger gehouden aandeel.

Aangroeibeginsel Transacties worden verwerkt wanneer zij zich voordoen en onafhankelijk van de onderhavige kasstroom.

Aanschafwaarde Waarde die wordt bepaald door de prijs die bij aanschaf voor een productiemiddel is betaald.

Aanwezigheidscontrole Vaststellen van de aanwezigheid via inventarisatie (b.v. ook kasgeldcontrole).

Abandonment value [afkapwaarde] Zie afkapwaarde.

A-B-C-regel Uitgangspunt inzake, gelet op de omloopsnelheid, de vertegenwoordiging van categorieën artikelen met hoge (A), middelmatige (B) en lage (C) omloopsnelheid in het voorraadbestand. De vertegenwoordiging van de categorieën A, B en C is respectievelijk 85%, 10% en 5% van de voorraadinvestering.

Accelerated depreciation [versnelde afschrijving] Zie versnelde afschrijving.

Accountant Deskundige, bevoegd tot het afgeven van verklaringen omtrent de getrouwheid van een jaarverslag, met name over vermogen en resultaat.

Accounting Een systeem, waarbinnen het transformatieproces plaatsvindt van gegevens in informatie, dat dient ter ondersteuning van de besluitvorming over de economische aspecten van organisaties of activiteiten daarvan. (Zie ook Financial accounting en Management accounting)

Accruals [lopende korte termijn schulden] Doorlopend optredende korte termijn schulden.

Achtergesteld vermogen De vreemd-vermogensverschaffers kunnen in geval van faillissement pas aanspraak op aflossing doen gelden indien alle andere schuldeisers volledig zijn terugbetaald.

Achtergestelde obligatie Obligatie waarbij geldt dat de houder ingeval van liquidatie zijn obligatie pas afgelost krijgt nadat de verplichtingen ten opzichte van alle andere schuldeisers (senior claims) volledig zijn nagekomen.

Acid test ratio Zie Quick ratio.

Actieve financiering Het aanwenden van het ter beschikking staande vermogen, financiering in ruime zin. (waarvoor is het geld nodig, hoeveel, hoelang)

Activa Bezittingen van een organisatie. De activa kan enerzijds opgedeeld worden in vaste en vlottende activa en anderzijds in materiële en immateriële activa. Vaste c.q. vlottende activa geeft aan hoe snel een bezitting in liquiditeiten is om te zetten (geld is volledig liquide, gebouwen zijn totaal niet liquide). Voor het verschil tussen materieel en immaterieel zie immateriële en materiële activa.

Activeren Het doen van uitgaven in de vermogenssfeer die daardoor tot uitdrukking komen op de debet-(actief-)zijde van de balans.

Activiteitenplan Een gedetailleerd werkplan per prestatieverantwoordelijke eenheid waarin concreet wordt omschreven welke activiteiten zullen worden uitgevoerd en welke prestaties zullen worden geleverd in de komende budgetperiode. Het activiteitenplan wordt afgeleid uit het bedrijfsplan op langere termijn, dat hierbij een richtinggevende functie vervult. Het activiteitenplan vormen de basis voor de budgetopstelling en moet daarom tenminste tot op het niveau van beheersproducten zijn gedetailleerd. Vaak zal hiertoe een meer gedetailleerde en gedocumenteerde onderbouwing nodig zijn.

Activiteitenratio's Kengetallen welke tot doel hebben inzicht te geven in de doelgerichtheid en de doelmatigheid waarmee de onderneming de tot haar beschikking staande middelen gebruikt.

Activity-based costing (ABC) Calculatiemethode welke tracht door een activiteitenanalyse meer inzicht te geven in de die factoren en elementen die kosten veroorzaken.

Administratie a) Het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens om te komen tot het verstrekken van informatie ten behoeve van het beheersen van processen en het doen functioneren van een huishouding en ten behoeve van de verantwoording die hierover moet worden afgelegd en ten behoeve van de controle op die huishouding; dit binnen de administratieve aangegeven kaders. b) Het proces van het systematisch verkrijgen, vastleggen, verwerken en verstrekken van gegevens. c) Het product van het proces van administratie in de vorm van vastgelegde al dan niet bewerkte gegevens. d) De afdeling die belast is met de uitvoering van de administratieve functie.

Administratieve functie a) Zorgen dat de voor besluitvorming benodigde financieel- en bedrijfseconomische informatie bij alle managers op ieder niveau in het bedrijf op doelmatige wijze beschikbaar komt. b) Op basis van omgevingsanalyse oordelen over en prognoses geven inzake het verloop van bedrijfseconomische, algemeen-economische en sociaal-economische variabelen in toekomstige perioden. c) Verschaffen van financiële en bedrijfseconomische criteria die nodig zijn voor de afweging van alternatief mogelijke handelswijzen die voor de te nemen beslissing beschikbaar zijn.

Administratieve organisatie [AO] a) Het geheel van procedures en functiescheiding waardoor het geheel beheersbaar en controleerbaar wordt. b) Het complex organisatorische maatregelen dat gericht is op het tot stand brengen en in stand houden van de informatieverzorging in en omtrent de organisatie. c) Beschrijving van een administratief proces waarbij: -schematisch wordt aangegeven hoe dat proces verloopt; -beschreven wordt wat er in elke stap van het proces plaatsvindt; -duidelijk wordt hoe de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden over de medewerkers zijn verdeeld.

Administratieve organisatie/informatie (AOI) Het structureren van de gegevensverzameling, -vastlegging en -verwerking, zodanig dat op de juiste plaatsen tijdig, volledig en juiste informatie kan worden verstrekt.

Afkapwaarde De geldsom die gerealiseerd kan worden door een project te liquideren voordat de economische levensduur beëindigd is.

Afloopcontrole Onderzoek of de afloop terecht is.

Afschrijving De boekhoudkundige verwerking in de jaarlijkse lasten van waardevermindering van goederen met een duurzaam nut (activa)

Afvalstoffenheffing Een vergoeding in de vorm van een belasting die gemeenten kunnen heffen voor het dekken van de kosten die zijn verbonden aan het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen

Aggregeren Een aantal zaken samenvoegen en als totaal, als geheel, beschouwen.

Aging schedule [leeftijdsopbouw vorderingen debiteuren] Een overzicht van de leeftijd van de uitstaande debiteurenvorderingen.

Agio De (termijn)koers is hoger dan de contante koers.

Agioreserve Reserve welke ontstaat wanneer aandelen worden uitgegeven tegen een prijs hoger dan de nominale waarde (boven pari).

AIBOR Amsterdam Inter Bank Offered Rate. Tarief waartegen banken onderling verrekenen.

Algemene reserve Een reserve zonder een bepaalde bestemming. De vorming van de reserve heeft zijn oorsprong in het niet uitbetalen van winst aan de aandeelhouders. (Zie ook reserve ingehouden winst.)

Algemene uitkering Uitkering vanuit het gemeentefonds die elke gemeente elk jaar ontvangt. De uitkering wordt berekend naar objectieve algemene verdeelmaatstaven. De algemene uitkering is de belangrijkste inkomstenbron van een gemeente.

Amortisatiefonds Periodieke betalingen die tegen de relevante interestvoet zullen aangroeien tot een beoogd vermogensbedrag dat zal worden aangewend voor het reduceren of volledig aflossen van een obligatie.

Amortization [aflossing] De terugbetaling van de hoofdsom van een lening in termijnen tijdens de looptijd van de lening.

Annuïteit Een reeks betalingen van een vast bedrag, rente en aflossing, gedurende een bepaald aantal jaren i.v.m. een gepleegde investering of aangegane schuld.

Annuïty [annuïteit] Zie annuïteit.

Ansoff Strategisch marketingmodel gericht op groeidenken. Per produkt/marktcombinatie wordt op de x-as de markten weergegeven (bestaand of nieuw) en op de y-as de producten (bestaand of nieuw). De vier kwadranten die daardoor ontstaan zijn productontwikkeling, verkoopbevordering, marktontwikkeling en diversificatie.

Antennefunctie Het doelmatig gericht zijn op externe informatie die voor het bedrijf aanleiding kan zijn tot het aanpassen van strategie en/of beleid.

AO Zie Administratieve organisatie.

Appreciatie Wisselkoersstijging

Arbitrage Het proces van het verkopen van overgewaardeerde en het kopen van ondergewaardeerde activa met het doel een evenwicht te realiseren, waarbij alle activa juist gewaardeerd zijn.

Arrangeur Situatie waarbij een bank als bemiddelaar optreedt bij een swaptransactie. De bank zoekt een tegenpartij voor haar cliënt en loopt zelf geen financieel risico.

Arrearage [achterstallige betaling] Achterstallige betaling: dikwijls uitgestelde dividenden op preferente aandelen.

Assignment [rechtsoverdracht] Een relatief goedkope manier om een in betalingsmoeilijkheden verkerende onderneming te liquideren zonder uitvoerige rechtsgang.

Autonoom vermogen Vermogen waarbij voor de aantrekking een beslissing en een actie van het management vereist is.

Autoritair leiderschap Managers die op basis van voortdurende controle op de activiteiten trachten medewerkers te motiveren tot bijdragen aan het bereiken van de bedrijfsdoelen, enerzijds, in situaties waarin dat mogelijk is, door bedreiging met straf en/of ontslag, anderzijds door materiële beloning voor geleverde prestaties.

B

Baatbelasting Belasting waarmee kostenverhaal kan plaatsvinden terzake van door of met medewerking van de gemeente tot stand gekomen voorzieningen waarbij in de gemeente gelegen onroerende zaken zijn gebaat.

Balans Opstelling waarmee duidelijk en stelselmatig een getrouw beeld wordt gegeven van de financiële positie (vermogen) en de samenstelling daarvan in actief- en passiefposten aan het einde van het boekjaar.

Balansfinanciering Financiering binnen de eigen balans, er hoeft geen extern vermogen te worden aangetrokken. Eis bij beoordeling financiering is het rendement ten opzichte van de gewenste/geëiste rentabiliteit over het totaal vermogen.

Balansposten Specifieke post als onderdeel van de balans. De balans is opgebouwd uit een twee soorten balansposten, te weten actiefposten en passiefposten. Een specifieke balanspost is opgebouwd uit een of meerdere grootboek(balans)rekeningen.

Balansproduct Verzameling van werkprocessen met als doel het tot stand brengen van kapitaalwerken of investeringen. Lasten voortvloeiend uit 'n investering komen ten lasten van beheersproducten en/of interne producten. Werkprocessen die verband houden met stortingen of onttrekking aan reserves/voorzieningen vallen eveneens onder balansproducten.

Balanswaarde Waarde zoals deze blijkt uit de balans.

Balloon payment [ballon betaling] De laatste aflossing op een schuld, die hoger is dan elk van de voorafgaande aflossingen.

Bankers acceptance [acceptkrediet] Een promesse afkomstig van een debiteur. Door een endossement neemt een bank de verplichting op zich om op de valutadatum te betalen. De debiteur heeft een rekening bij de bank die belast zal worden voor het bedrag plus de rente.

Baten en lasten Opbrengsten en kosten van een boekjaar welke in een jaarrekening worden opgenomen, onverschillig of zij tot ontvangsten of uitgaven in dat boekjaar hebben geleid.

BBI Zie Beleids- en beheersinstrumentarium

Bedrijfsdoelstelling Het geformuleerde, gewenste, in de toekomst te bereiken resultaat, dat richting geeft aan de activiteiten die nodig zijn om dat resultaat te bereiken.

Bedrijfsproces Een verzameling van activiteiten, welke door een bepaalde wijze van beheersing, bijdraagt aan het realiseren van één of meer bepaalde doelstellingen van het bedrijf.

Bedrijfsresultaat Winst vóór aftrek van interest en belastingen (=WVIB). Ook "net operating income" (=NOI) en "Earning Before Interest and Taxes" (=EBIT) genoemd.

Bedrijven Organisaties die goederen en/of diensten produceren.

Begroting Een door de raad vastgesteld document dat een volledig overzicht bevat van het voorgenomen gemeentelijke beleid in de vorm van een financiële vertaling van alle taken en werkzaamheden (lasten en baten) voor een bepaald jaar. De begroting wordt beschouwd als zowel een beleids- als een beheersdocument.

Begrotingswijziging Formele, door de raad goedgekeurde, wijziging van de begroting. Voor een dienst betekent dit een aanpassing van een of meerdere budgetten (inkomsten en/of uitgaven). Gemeentebreed dient een begrotingswijziging ten alle tijden budgettair neutraal te zijn (dat wil zeggen inkomsten en uitgaven in evenwicht).

Beheersproduct Verzameling van werkprocessen met als doel het realiseren van een vooraf vastgestelde doelstelling (op het niveau van afdeling en dienst). De kosten van de werkprocessen komen ten laste van de algemene middelen. De daarvoor beschikbaar gestelde middelen zijn taakstellend.

Beïnvloedbaarheid De mate waarin een prestatieverantwoordelijke eenheid (in de persoon van een afdelingshoofd) invloed kan uitoefenen op de overeengekomen prestatieomvang en op de daarmee samenhangende kosten en opbrengsten binnen de duur van de budgetperiode.

Belasting Gedwongen bijdragen van particulieren huishoudingen aan de overheid waar geen rechtstreekse individuele tegenprestatie van de overheid tegenover staat en die op grond van algemene regelen worden gevorderd.

Belastingen/heffingen "Heffingen" is een verzamelbegrip waaronder belastingen en retributies vallen. Belastingen zijn gedwongen bijdragen van particuliere huishoudingen aan de overheid waar geen rechtstreekse individuele tegenprestatie van de overheid tegenover staat en die op grond van algemene regelen worden gevorderd.

Belastingverordeningen Door de raad vastgestelde verordening waarin de publiekrechtelijke rechtsbetrekking tussen een persoon of lichaam (de belastingplichtige) en het publiekrechtelijke lichaam (de gemeente) worden geregeld. Heffing vindt plaats via een aanslag of kennisgeving (onder de daaraan verbonden specifieke vormvoorschriften). In de verordening staat uitgewerkt en toelichting op welke wijze een belastingplichtig ontstaat.

Beleids- en beheersinstrumentarium a) Project dat er op gericht om de stroom van gegevens die op alle overheidsniveaus worden geproduceerd zo in te kleden en te presenteren dat de gebruikers daaruit alleen die informatie krijgen die zij nodig hebben: niet meer dan nodig, maar ook niet minder. b) Het geheel van instrumenten en methodieken dat in de eindsituatie sturing op resultaten en concrete prestaties (output) en ook doelmatigheid- en doeltreffendheidbeoordeling mogelijk maakt.

Beleidsbepaling De vaststelling van de wijze waarop in grote lijnen de hoofdbedrijfdoelstellingen en de daaruit afgeleide doelstellingen zullen worden nagestreefd.

Beleidscyclus Het gehele proces van planning en control. Dit proces omvat alle activiteiten welke verband houden met het stellen van doelen, het bijsturen daarop en afleggen van verantwoording daarover (Doelen stellen -> Plannen uitwerken -> Plannen uitvoeren -> Resultaat evalueren -> Doelen bijstellen). Bijvoorbeeld: College programma; Voorjaarsnota; afdelingsplan; (meerjaren)Begroting ; TURAP's/MARAP's; Jaarrekening; Jaarverslag.

Beleidsplan Vertaling door het ambtelijk apparaat (onder verantwoordelijkheid van B&W) van globale doelstellingen uit het collegeprogramma in concrete werkprocessen en prestaties welke in een plan worden vastgelegd, wat wordt vastgesteld door de raad. In het beleidsplan wordt het gewenste nieuw beleid, in relatie tot de beschikbare ruimte (ingevolge de laatste bijgestelde meerjarenbegroting) en de mogelijkheden tot vergroting van de budgettaire ruimte door ombuiging van bestaand beleid en/of inkomstenverhoging, integraal afgewogen. Het beleidsplan is daarmee de basis voor de begroting c.q. meerjarenbegroting.

Beleidsproduct Samenvoeging van beheersproducten waarmee een op hoger niveau (college en gemeenteraad) vastgestelde doelstelling gerealiseerd kan worden. De kosten van de werkprocessen komen, voor zover deze niet aan derden worden doorberekend, ten laste van de algemene middelen.

Beschikkende functie Het bevoegd zijn om de organisatie tegenover derden te binden (b.v. inkoopfunctie, verkoopfunctie)

Beslissen Het kiezen van één handelswijze uit meerdere mogelijke handelswijzen op basis van beschikbare informatie en met toepassing van relevante criteria. Beslissingen zijn in te delen naar: constituerende en dirigerende beslissingen; programmeerbare en niet programmeerbare beslissingen; beslissingen onder zekerheid, risico en onder onzekerheid.

Beslissingsboom Hulpmiddel bij beslissen waarbij de beschikbare informatie onzekerheden bevat, maar de waarschijnlijkheid van de juistheid kan worden geschat en daarmee de waarschijnlijkheid van de uitkomst van de uitvoering van de beslissing. (beslissen onder risico)

Besluitvorming De motor van elk managementproces waarmee bedrijfsprocessen in gang worden gezet. (besturen is beslissen)

Bestemmingsreserve Gereserveerd bedrag op de balans, als onderdeel van het eigen vermogen, waaraan door het algemeen bestuur een bepaalde bestemming is gegeven.

Bètacoëfficiënt Meet de mate waarin de opbrengsten van een gegeven belegging of investering correleren met de effectenmarkt als geheel.

Bewarende functie Het zorgdragen voor het bewaren (opslag) van goederen en geldmiddelen. (b.v. magazijnmeester, kassier)

Bezuiniging Verlaging van uitgaven c.q. budgetten op grond van een bewuste beslissing al dan niet in samenhang met beleidsaanpassing (verlaging van de dienstverlening en/of taakstelling).

Blake en Mouton In deze theorie "managerial grid" wordt getracht de leiderschapsstijlen te kwantificeren. Hiertoe zijn cijferschalen toegepast op de assen en de volgende kernpunten gekarakteriseerd: Loos leiderschap; Autoritair leiderschap; Team leiderschap; Country club leiderschap; Status quo leiderschap.

Boekwaarde Aanschafwaarde verminderd met de cumulatieve afschrijvingen.

Bond [obligatie] Een lange termijn schuldtitel.

Book value [boekwaarde] De boekhoudkundige waarde van een activum. De boekwaarde van een aandeel is gelijk aan het eigen vermogen (aandelenkapitaal plus reserves) van de onderneming gedeeld door het aantal uitstaande aandelen.

Boston Consulting Group Strategisch marketingmodel gericht op groeidenken ook wel Portfolio genoemd. Zie verder Portfolio.

Break-even analyse Analytische techniek voor het bestuderen van de relatie tussen de vaste kosten, de variabele kosten en de winst. Het break-even point is die afzet of omzet die nodig is om de totale kosten te dekken. (winst vóór interest en belasting is gelijk aan nul) Berekenen van de break-even omzet kan door de vaste kosten van een periode te delen de contributiemarge.

Brutowinstmarge De winst vóór interest en belastingen gerelateerd aan de omzet.

BTW Belasting Toegevoegde Waarde. Vorm van belasting welke geheven wordt onder de naam omzetbelasting. Voor de wet als belaste prestatie aan te merken leveringen van goederen of diensten dienen te worden verhoogd met een vastgesteld percentage. De verhoging dient aan de fiscus te worden afgedragen. De door de organisatie betaalde BTW op inkopen van goederen en diensten welke betrekking op belaste prestaties kunnen bij de fiscus worden teruggevorderd.

Budget [begroting] Geprojecteerde financiële overzichten die gebruikt worden om een vergelijking te maken met de werkelijke prestaties. Doel is het stimuleren van verbeteringen in het gebruik van de middelen van de onderneming in het proces van planning en control.

Budgetfinanciering Bekostigingswijze waarbij er sprake is van periodieke betalingen van een tevoren tussen subsidiënt en gesubsidieerde overeengekomen bindend budget.

Budgethouders Functionaris die verantwoordelijk is voor het realiseren van de planningen met betrekking tot een specifiek onderdeel (beleidsterrein, functie en/of project). De planning richt zich hierbij zowel op de middelen, de prestaties als het effect (input, Throughput en output).

Budgethouderschap Overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het college van B&W naar lagere niveaus in de organisatie, waarbij B&W eindverantwoordelijke blijven tegenover de raad. Budgethouders worden verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling tegen de begrote middelen.

Budgetrecht Het recht van de raad om de inkomsten en uitgaven van de gemeente vast te stellen.

Budgettering Neerslag van de geplande activiteiten, zoals de in de operationele middellange en korte termijnplannen zijn opgenomen, en de financiële vertaling daarvan.

Budgetteringscyclus De jaarlijks terugkerende werkzaamheden die samenhangen met het opstellen, bespreken, bewaken en verifiëren van budgetten.

Business risk Het risico dat voortspruit uit de aard van de producten die door een onderneming worden verkocht uit de mate van operationele hefboomwerking.

Businessunit Onderdeel waarbij verschillende disciplines, die anders afzonderlijk werken, bij elkaar gebracht zijn. Men draagt in de businessunit gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bepaald koopkrachtgebied of een project van grote omvang.

Buyers markt [Kopersmarkt] Situatie waarbij het aanbod groter is van de vraag. De kopers beheersen in deze situatie de markt omdat de leverancier van hen afhankelijk is, leveranciers worden tegen elkaar uitgespeeld.

C

c) Kwaliteit is niet het ongebreideld streven naar perfectie, kwaliteit is wel het tijdig, helder en bondig leveren van het gevraagde, de uitleg of de oplossing.

Call premium [vervroegde aflossings- of boetepremie] Het extra bedrag dat een onderneming boven de pariwaarde moet betalen wanneer ze een waardepapier vervroegd aflost.

Call price [vervroegde aflossingsprijs] De prijs die betaald moet worden wanneer en waardepapier vervroegd wordt afgelost. De vervroegde aflossingsprijs is gelijk aan de pariwaarde plus de aflossingsprijs.

Call a) Een optie om een activum tegen een bepaalde prijs binnen een bepaalde periode te kopen. b) Het proces van vervroegd aflossen c.q. terugbetalen van een obligatie of een preferent aandeel vóór het normale aflossingstijdstip.

Calloptie [recht om te kopen] Tegenover een koper is een verkoper die, in het geval de koper zijn recht wil uitoefenen, de plicht heeft tegen de afgesproken prijs te verkopen.

Capital asset pricing model (CAPM) Een prijstheorie voor vermogenstitels volgens welke het rendement van een vermogenstitel gelijk is aan de risicovrije interestvoet plus een risicopremie die gebaseerd is op het verschil tussen het marktrendement en de risicovrije interestvoet vermenigvuldigd met het systematisch risico van de betreffende vermogenstitel.

Capital asset [kapitaalgoed] Een vermogenstitel met een looptijd van meer dan een jaar.

Capital budgetting 1) [investeringsanalyse] - Het beheersaspect rondom investeringsbeslissingen waarbij vastgesteld wordt welke bestemming zal worden gegeven aan, een aanzienlijk deel van, de geldmiddelen van een onderneming. 2) Het proces van het plannen van investeringsuitgaven inzake activa waarvan gedurende meer dan een jaar opbrengsten worden verwacht.

Capital gains [vermogenswinsten] Winsten bij verkoop van vermogenstitels die gedurende ten minste twaalf maanden zijn gehouden.

Capital losses [vermogensverliezen] Verliezen bij verkoop van vermogenstitels.

Capital market line (CML) [vermogensmarktlijn] Een grafische voorstelling van de relatie tussen het risico en de geëiste rentabiliteit van efficiënte portefeuilles.

Capital markets [kapitaalmarkten] Financiële transacties die betrekking hebben op vermogenstitels met een looptijd langer dan een jaar.

Capital rationing [vermogensrantsoenering] Een situatie waarin een beperking geldt op het totale bedrag aan investeringen of beleggingen gedurende een bepaalde periode.

Capital structure [vermogensstructuur] De financiering van de onderneming met permanent en langdurig-tijdelijk vermogen. Hiertoe worden gerekend het gewone eigen vermogen (dit bestaat uit kapitaal, agio en ingehouden winsten), het preferent aandelen kapitaal en het vreemd vermogen op lange termijn. De vermogensstructuur wordt onderscheiden van de financiële structuur die ook de schulden op korte termijn omvat.

Capitalization rate [kapitalisatie- of disconteringsvoet] Een disconteringspercentage dat gebruikt wordt de contante waarde van een reeks toekomstige ontvangsten te berekenen.

Carry-back / carry-forward Verliezen kunnen met winsten uit vroegere jaren, resp. met winsten in toekomstige jaren worden verrekend waardoor het belastbaar inkomen c.q. de belastbare winst kleiner wordt.

Cash budget [kasbegroting] Een overzicht van de kasstromen (ontvangsten, uitgaven en netto ontvangsten) van een onderneming voor een bepaald periode.

Cash cycle [kascyclus] De tijdsduur tussen de aankoop van de grondstoffen en de inning van de debiteurenvorderingen die zijn ontstaan door de verkoop van het eindproduct.

Cash flow dekking Kengetal dat aangeeft de termijn waarop lang vreemd vermogen door zelffinanciering kan worden afgelost. (cash flow ratio) De cash flow ratio kan berekend worden door het lang vreemd vermogen te delen door de cash flow en daarna te vermenigvuldigen met 1 jaar. Naarmate de resterende aflossingstermijn van het lang vreemd vermogen korter is, zal de aflossing er vanuit de cash flow meer problemen opleveren.

Cash flow ratio's Kengetallen die inzicht geven in de mate waarin voor de onderneming middelen (cash flow) ter beschikking staan voor nieuwe investeringen en aflossing van vreemd vermogen.

Cash flow De bestanddelen van de ingaande geldstromen (de nettowinst plus de afschrijvingen) die de onderneming niet onmiddellijke weer verlaten en daarmee het bedrag dat in principe beschikbaar is voor nieuwe investeringen en aflossing van vreemd vermogen.

Cash management De geldstroombesturing waaronder liquiditeiten- en het valutabeheer.

Categorie Rubrieken van de, ook in de bedrijfseconomie gangbare, indeling van baten en lasten c.q. inkomsten en uitgaven en van balansmutaties naar soorten, ongeacht hun bestemming, zoals opgenomen in de comptabiliteitsvoorschriften. Een categorie wordt ook wel een aangeduid als ECL.

Causaal verband De ene factor beïnvloedt de andere, maar niet omgekeerd.

Certainty equivalents [Zekerheidsequivalent] Het bedrag (of rendement) dat iemand "met zekerheid" zou eisen om hem/haar indifferent te doen zijn tussen deze zekere som (of dit zekere rendement) en een bepaalde onzekere riskante som (dito rendement).

Certificate of Deposit (CD) Spaardeposito dat niet voor het einde van de looptijd kan worden opgevraagd. CD's zijn evenwel verhandelbaar en worden in een levendige secundaire markt, voordat de vervaldatum aanbreekt, verkocht.

CF-stukken Aandelen, zonder dividendblad, waarvan de administratie berust bij het Centrum voor Fondsenadministratie BV.

Characteristic line [karakteristieke lijn] Een lineaire regressielijn (kleinste kwadraten) die de relatie laat zien tussen het rendement op een individueel aandeel en het rendement op de markt. De hellingshoek van de karakteristieke lijn is gelijk aan de bètafactor.

Chartist [chartisten] Technische effectenanalisten die van mening zijn dat het bestuderen van het patroon van de historische prijzen of van het rendementsgedrag kan leiden tot het ontdekken van aan- en verkoopregels om superieure beleggingsresultaten te bereiken.

Chattel mortgage [pandrecht] Een lening op basis van persoonlijk bezit (geen onroerend goed). Een lening op installaties/apparatuur is een lening op basis van pandrecht.

Cijferbeoordeling Onderzoeken van cijferreeksen, bv maandelijkse opgaven naast elkaar leggen / kengetallen.

Claim Verhandelbaar dividendbewijs op grond waarvan de houder het recht is toegekend tegen (voordelige) voorwaarden in te schrijven op een nieuwe uitgifte (emissie) van aandelen.

Claimrecht - Een bepaling in de statuten van een onderneming die aan de houders van gewone aandelen het recht toekent om bij een emissie van nieuwe aandelen (of van in gewone aandelen te converteren effecten) deze effecten naar verhouding van hun aandelenbezit te kopen. - Een optie op korte termijn om een bepaald aantal nieuwe aandelen te kopen tegen een vastgestelde inschrijvingsprijs.

Clearing Het verplicht onderling verrekenen van geldstransfers tussen partijen door een aangesteld instituut.

Coëfficiënt of varaition (VC) [variatiecoëfficiënt] Standaardafwijking gedeeld door de verwachtingswaarde.

Cognitieve dissonantie Het tot uitzondering verklaren van datgene wat men waarneemt en in strijd is met onze opvattingen.

Collateral [onderpand] Activa die gebruikt worden om zekerheid te stellen voor een lening.

Collegeprogramma Programma waarin aan het begin van de raadsperiode op een globaal niveau na te streven doelstellingen worden vastgelegd.

Collisiegevaar Botsingsgevaar, strijdigheid.

Combine leverage effect (CLE) [gecombineerd hefboomeffect] De combinatie van financiële en operationele hefboomwerking die de invloed van een gegeven omzetverandering op de winst per aandeel aangeeft.

Commercial paper (CP) [kortlopend handelspapier] Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een looptijd van enkele dagen tot maximaal twee jaar voor grote bedrijven en (semi-)overheidsinstellingen. (Dus zonder zekerheden behalve de goede naam en faam van de onderneming). Het rendement op handelspapier is meestal iets lager dan het rentetarief dat geldt voor eerste klas debiteuren.

Commerciële werkstructurering Denken in drieën (macro / meso / micro ) in plaats van het gebruikelijke denken in tweeën (beleid / uitvoering).

Commitment fee [provisie voor kredietgever] De provisie die aan een kredietverschaffer moet worden betaald voor een formele kredietlijn.

Communicatie De overdracht van gegevens (feiten, ideeën, meningen, wensen).

Communicatieproces Het proces waarin de volgende fasen zijn te onderkennen: het formuleren van de over te dragen gegevens; het transporteren van de gegevens naar de ontvanger; de ontvangst van de gegevens en de interpretatie daarvan; de reactie van de ontvanger.

Compensating balance [gecompenseerd tegoed] Het vereiste minimale saldo dat een onderneming bij een commerciële bank moet aanhouden. Dit minimum is gewoonlijk 15 tot 20 procent van het bedrag van uitstaande leningen. Compenserende tegoeden verhogen het effectieve rentepercentage op bankleningen

Composition [akkoord] Een informele methode om te reorganiseren waarbij de vorderingen van crediteuren op een debiteur vrijwillig worden teruggebracht.

Compound interest [samengestelde interest] Een rentepercentage dat van toepassing is als rente in opeenvolgende perioden niet alleen op het beginsaldo (hoofdsom) maar ook op de geaccumuleerde rente van voorafgaande perioden wordt verdiend. Samengestelde interest staat tegenover enkelvoudige interest, waarbij geen rente op rente wordt berekend.

Comptabiliteitsvoorschriften Door de Minister gestelde regels voor gemeenten (en provincies) over het inrichten van de begroting, meerjarenraming en de jaarrekening. Doel van deze voorschriften is, volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht te geven dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie en over de baten en lasten. Hiermee wordt beoogd het gemeentebestuur in zijn beleidsbepalende en beleidsuitvoerende rol te kunnen ondersteunen. Daarnaast dienen de voorschriften om andere belanghebbenden zoals burgers, de provincie, het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Rijk, in staat te stellen de begroting en rekening als informatiebron te gebruiken.

Concern Het benadrukken van het besturen van de gemeente als een geheel. De diverse diensten vormen daarbij de dochters of filialen, terwijl de moeder, het concern, een onderdeel van de bestuursdienst is.

Conditional sales contract [huurkoopovereenkomst] Een methode om nieuwe apparatuur te financieren door het betalen van termijnen gedurende één tot vijf jaar. De verkoper behoudt het eigendomsrecht tot alle betalingen hebben plaatsgevonden.

Conflict Onenigheid tussen twee of meer leden of groepen in een organisatie, voorkomend uit de omstandigheid dat zij het gebruik van schaarse productiemiddelen moeten delen of gezamenlijk activiteiten moeten ontplooien, dan wel, dat zij verschillen in status, doelstelling, waarden en opvattingen.

Consol bond [obligatie met eeuwigdurende looptijd] Eeuwigdurende obligatie oorspronkelijk ontstaan in Engeland in 1814 om bestaande schulden te consolideren. Inmiddels elke perpetuele obligatie.

Consolidated tax return [geconsolideerde belastingteruggaaf] Een teruggaaf van winstbelasting die betrekking heeft op de samengevoegde resultatenrekening van verschillende onderlinge gelieerde ondernemingen.

Constituerende beslissing Het scheppen van een kader, bouwen aan een min of meer permanente structuur.

Contante waarde De waarde van dit moment van de som van de toekomstige geldstromen rekeninghoudend met de tijd en het geëiste rentepercentage. (Een bedrag nu ontvangen is meer waard dan hetzelfde bedrag over twee maanden.)

Contigentiebenadering Verklaringen zoeken voor de bestaande situatie / beïnvloedende activiteiten / resulterende verschijnselen.

Continuïteitbeginsel Algemeen aanvaard beginsel over balanswaardering en winstbepaling waarbij ervan wordt uitgegaan dat de organisatie haar bedrijf voortzet ("going concern"-gedachte).

Continuïteitscriterium Standpunt over toekomstige winstgevendheid bij de beoordeling van rentabiliteit en ratio's.

Continuous compounding (discounting) [continue interestberekening] Staat tegenover discrete interestberekening. Interest wordt hierbij op continue basis berekend in plaats van op discrete basis.

Contractmanagement Het beheersen van een organisatie met overeenkomsten, welke worden afgesloten tussen leiding en diensten om de kwaliteit van de bedrijfsvoering te verbeteren. In de overeenkomst is gekwalificeerd en gekwantificeerd (welke prestaties met welke inzet van middelen) omschreven wat gedurende een vastgestelde periode van een bepaalde leidinggevende en zijn organisatie wordt verwacht.

Contributiemarge De bijdrage aan de dekking van de vaste kosten en de winst. De contributiemarge kan berekend worden door van het getal één, af te trekken de uitkomst van de variabele kosten gedeeld door de omzet.

Contribution margin [dekkingsbijdrage] Het verschil tussen de verkoopprijs per eenheid en de variabele kosten per eenheid.

Control Zekerstellen dat doelen worden gehaald (Als onderdeel van planning en control).

Controle Het bevorderen en toetsen van de juistheid en volledigheid van de verstrekte structurele informatie onder meer door de beoordeling van opzet en toetsing van de werking van de interne controle.

Controlling Het formuleren, interpreteren en analyseren van informatie zowel financieel als niet-financieel, kwantitatief en kwalitatief, over verleden, heden en toekomst en het op basis daarvan gevraagd en ongevraagd verstrekken van informatie aan het management ten behoeve van het kiezen van economische activiteiten en het plannen, beheersen en evalueren van de economische- en managementprestaties binnen organisaties.

Controllingfunctie Een managementondersteunende functie gericht op het bewaken en beheersen van de bedrijfsprocessen en het verbeteren van de bedrijfsvoering. functie-inhoud: planning en budgettering; voortgangsbewaking; advisering; informatievoorziening; verslaglegging; evaluatie en analyse; administratieve organisatie.

Convenant [nadere voorwaarden kredietovereenkomst] Nevenvoorwaarden in leningovereenkomsten. Convenants worden ontworpen om de vermogensverschaffers te beschermen. Voorbeelden zijn beperkingen op het aangaan van schulden, restricties op het uitkeren van dividenden, het in acht nemen van minimum waarde voor current ratio.

Conversion price [conversieprijs] De effectieve prijs betaald

Conversion ratio or conversion rate [conversieverhouding of conversievoet] Het aantal gewone aandelen dat kan worden verkregen door conversie van een converteerbare obligatie of van een converteerbaar preferent aandeel.

Converteerbare obligatie Obligatie die op wens van de houder binnen een bepaalde periode (de conversieperiode) tegen vooraf gestelde voorwaarden kan worden omgewisseld in gewone aandelen van dezelfde onderneming.

Convertibles [converteerbare effecten] Effecten (gewoonlijk obligaties of preferente aandelen) die op initiatief van de houder inwisselbaar zijn in gewone aandelen van de emitterende onderneming.

Corporate finance Het verkrijgen en behouden van toegang tot de financiële markten.

Correlation coëfficiënt [correlatiecoëfficiënt] Meet de mate van samenhang tussen twee variabelen.

Cost of capital [vermogenskosten] De disconteringsvoet die moet worden gebruikt in de investeringsanalyse of in andere waardeberekeningen.

Coupon rate [coupon rente] De nominale rente die op een obligatie wordt betaald.

Couponblad Blad met coupons waarmee op de vervaldag de interest van obligaties kan worden geïnd.

Covariance (COV) [covariantie] De correlatie tussen twee variabelen vermenigvuldigd met de standaardafwijking van elke variabele.

Creatieregister Het ter controle aantekenen van het ontstaan of verplaatsen van waardestromen.

Cultuur Het samenspel van opvattingen, normen en waarden.

Cumulative dividend [cumulatief dividend] Een bescherming van preferente aandelen zodat alle achterstallig dividend op preferente aandelen moet worden uitbetaald voordat op gewone aandelen dividend mag worden betaald.

Cumulative voting [methode van cumulatief stemmen] Een methode van stemmen door onderdirecteuren waarbij meerdere stemmen per directeur zijn toegestaan. Een minderheidsgroep van aandeelhouders kan hierdoor in staat worden gesteld om een stem in het beheer van de onderneming te verwerven.

Current ratio Kengetal dat de mate aangeeft waarin de schuld aan de verschaffers van het kort vreemd vermogen uit de vlottende activa kan worden voldaan. (liquiditeitsratio) De current ratio kan berekend worden door de vlottende activa te delen door het kort vreemd vermogen.

Cut-off point [afkaprentabiliteit] In het investeringsbeslissingsproces is dit de minimaal vereiste rentabiliteit om investeringsprojecten acceptabel te doen zijn.

Cybernetica Stuurkunde.

D

Debenture [schuldbrief] Een lange termijn financieringsinstrument zonder dekking door een hypotheek of specifiek onroerend goed.

Debiteuren Handelsvorderingen op binnen- en buitenlandse afnemers.

Debt ratio [schuldverhouding] - Kengetal welke aangeeft in welke mate de totale activa is gefinancierd met vreemd vermogen. (solvabiliteitsratio) De debt ratio kan berekend worden door het vreemd vermogen te delen door het totale vermogen.

Decision tree [beslissingsboom] Een middel om grafisch de relatie aan te geven tussen beslissingen en kansen.

Default [wanbetaling] Het niet nakomen van een contract. Gewoonlijk wijst default op het niet betalen van interest op vreemd vermogen of het niet terugbetalen van de hoofdsom.

Degree of leverage [mate van hefboomwerking] De procentuele toename van het bedrijfsresultaat of van de nettowinst die het gevolg is van een gegeven procentuele toename van de geldomzet. De mate van hefboomwerking kan worden berekend hetzij voor de financiële hefboom, hetzij voor de operationele hefboom, hetzij voor beide.

Dekken In de exploitatiesfeer het laten opwegen van de jaarlijkse baten tegen de jaarlijkse lasten.

Dekkingsmiddelen Gemeentelijke middelen die in totaal de uitgaven zoals die in de begroting zijn opgenomen goedmaken, er tegen op wegen, die uitgaven "dekken". Voorbeelden hiervan zijn de algemene uitkering uit het gemeentefonds eigen belastingen en retributies, specifieke uitkeringen, overige inkomsten waaronder rente van eigen kapitaal en algemene reserves.

Delegatie Delegeren van bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Raad naar het College van Burgemeester en Wethouders.

Delegeren Het overdragen van taken met de daarbij behorende bevoegdheden en de daarbij verbonden verantwoordelijkheden aan medewerkers op een lager niveau in de bedrijfsorganisatie.

Democratisch leiderschap Managers die de medewerkers volwaardige inschakelen bij besluitvorming inzake het werk en de werkomstandigheden alsmede hun zoveel mogelijk zelfstandig laat bij de uitvoering.

Deposito Bewaargeving, het tegen rente in bewaring gegeven geld.

Depreciatie Wisselkoersdaling

Detail controle Controle per individuele transactie.

Deterministisch Bepalend.

Devaluation [devaluatie] Het proces van waardevermindering van de munteenheid van een land in termen van andere valuta's.

Directe opbrengstwaarde Het bedrag dat kan worden ontvangen als een activum of een groep van activa (bijv. de totale activa van een onderneming) apart worden verkocht los van de organisatie die ze in gebruik heeft. Zie ook liquidatiewaarde.

Dirigerende beslissing Beslissingen met een eenmalig karakter die geen blijvend kader scheppen.

Disagio De koers is lager dan de contant koers.

Discontovoet De interestvoet waartegen een bank kan lenen bij De Nederlandse Bank (nationale bank).

Discount rate [disconteringspercentage] Het rentepercentage dat gebruikt wordt in het disconteringsproces; wordt soms kapitalisatievoet genoemd.

Discounted cash flow (DCF-methode) Investeringsselectiemethoden welke rekening houden met de tijdswaarde van geld. Methoden daarvoor zijn netto contante waardemethode en de interne rentevoetmethode.

Discounting of accounts recievable [krediet op onderpand van vorderingen op debiteuren] Krediet op korte termijn waarbij debiteurenvorderingen gebruikt worden als zekerheid (onderpand) voor de lening. Ook genoemd: "assigning accounts recievable" of "pledging accounts recievable".

Discounting [discontering] Het proces van het berekenen van de contante waarde van een reeks toekomstige kasstromen. Disconteren is het tegenovergestelde van samengestelde oprenten.

Dividend Yield [dividendrendement] Soms de verhouding tussen het huidige dividend en de huidige marktprijs van een aandeel. In andere gevallen het verwachte dividend over een jaar gedeeld door de huidige marktprijs van een aandeel.

Dividend Uitkering van nettowinst aan de vermogensverstrekkers als vergoeding voor het m.b.v. aandelen verkregen eigenvermogen.

Dividendblad Blad bestaande uit dividendbewijzen en coupons behorende bij een aandeel.

Dividendreserve Een reserve die wordt aangehouden met als bestemming uitkering van dividend.

Doelgerichtheid Effectiviteit.

Doelmatigheid a) Efficiency. b) Legt een relatie tussen de bereikte resultaten (output) en de ingezette middelen (input). Het geeft antwoord op de vraag of in het uitvoeringsproces sprake is van verspilling van middelen.

Doelstelling Het geformuleerde, gewenste, in de toekomst te bereiken resultaat, dat richting geeft aan de activiteiten die nodig zijn om dat resultaat te bereiken.

Doeltreffendheid Geeft de mate aan waarin de nagestreefde doelstellingen zijn bereikt als gevolg van de ingezette middelen en instrumenten. Het geeft een aanduiding voor het succes van het gevoerde beleid. (effectiviteit)

Dubieuze debiteuren Vorderingen die moeilijk of in het geheel niet te innen zijn.

Dupont system [Dupont kengetallenschema] Een methode van planning en beheer waarbij investeringen en kosten worden geanalyseerd op hun effect op het rendement, de omloopsnelheid van de activa en de winstmarge.

Dupont-analyse Analyse, schematisch weergegeven in het zogenaamde DuPont-schema, van de rentabiliteit van een onderneming waarbij het accent wordt gelegd op de samenhang van de factoren die van invloed zijn op de rentabiliteit.

Duration Berekend gewogen gemiddelde looptijd van kasstromen waardoor inzicht wordt verkregen in de rentegevoeligheid van die kasstromen als gevolg van de looptijd.

E

Ebit (Earning Before Interest and Taxes) Afkorting van: winst vóór aftrek van interest en belastingen (=WVIB). Ook "net operating income" (=NOI) = bedrijfsresultaat genoemd.

ECL Economische classificatie. (zie categorie)

Economical Order Quantity (EOQ) Optimale bestelgrootte bij voorraadbeheer. De bestelgrootte waarbij de totale kosten minimaal zijn is te berekenen door de wortel uit: tweemaal het verbruik per periode maal de bestelkosten per order gedeeld door de opslagkosten per eenheid per periode.

Edge act corporations Dochterondernemingen van Amerikaanse banken die alle vormen van internationale bankactiviteiten kunnen ontplooien, o.a. het investeren in het eigen vermogen van andere ondernemingen (=participeren).

Eeuwigdurende geldstroom Een stroom van toekomstige betalingen die naar verwachting oneindig zal doorlopen.

Eeuwigdurende obligatie Een obligatie met een oneindige looptijd. Jaarlijks wordt interest uitbetaald, oneindig lang.

Effectenbeurzen Formele organisaties op concrete, fysieke locaties. Officiële beurzen houden zich bezig met de handel in "genoteerde fondsen". De New York Stoch Exchange is een voorbeeld van een dergelijke organisatie.

Effectief rendement De verwachte effectieve opbrengst als een obligatie tot het eind van de looptijd wordt aangehouden. Bij de berekening spelen o.a. de couponrente en de prijs van de obligatie en rol.

Effectief De mate waarin een bepaald doel wordt verwezenlijkt.

Effectiviteit Zie doeltreffendheid.

Efficiency Zie doelmatigheid.

Efficiënt market hypothesis De theorie volgens welke alle historische data over prijzen of rendement en andere publiekelijk beschikbare data reeds tot uitdrukking komen in de huidige prijzen van activa of effecten, zodat deze data niet kunnen worden gebruikt voor het verdienen van méér dan normale opbrengsten.

Efficiënt Het bereiken van een gewenst einddoel met opoffering van zo weinig mogelijk middelen.

Eigen vermogen Het kapitaal plus de reserves van een onderneming - aandelen kapitaal, agioreserve, algemene reserve (= ingehouden winsten) en soms bepaalde voorzieningen. Voor sommige doeleinden wordt ook het preferente aandelenvermogen meegeteld. Gewoonlijk prefereert eigen vermogen alléén aan de positie van de gewone aandeelhouders.

Emissie met voorkeursrecht Een uitgifte van effecten waarbij de uit te geven stukken aangeboden worden aan de bestaande aandeelhouders.

Emissie Uitgifte van effecten waaraan emmisiekosten zijn verbonden.

Emissieprospectus Informatie die bij nieuwe effecten wordt verschaft aan de (mogelijk) toekomstige koper.

Enginering Productontwikkeling.

Enkelvoudige taakopdracht Begrip vanuit de organisatiekunde waarbij de taakopdracht aangeeft welk resultaat op welk tijdstip moet zijn bereikt.

Entrepreneurrol Een rol van de manager waarbij het ondernemer zijn belangrijk is.

EOE-FTA obligatie-index Index gelijk aan het gewogen gemiddelde van de noteringen van de door de FTA aangewezen Nederlandse staatsleningen.

EPS [winst per aandeel] Afkorting van "earnings per share".

Equity [eigen vermogen] Het eigen vermogen van een onderneming, bestaande uit het geplaatste aandelenkapitaal, agioreserve, winstreserve (= ingehouden winsten) en soms bepaalde voorzieningen. Het gewone eigen vermogen is dat deel van het totale vermogen dat toekomt aan de houders van gewone aandelen. Het totale eigen vermogen omvat ook het preferente aandelenvermogen. De termen "eigen vermogen" en "gewone eigen vermogen" worden vaak door elkaar gebruikt.

Eurocurrency [eurovaluta] Heeft betrekking op bankdeposito's in een bepaald land uitgedrukt in de valuta van een ander land bijvoorbeeld Amerikaanse Dollar deposito's ondergebracht bij een Franse bank.

European Option Exchange (EOE) Beurs in Amsterdam waar optie verhandeld worden.

Ex dividend date [ex dividend datum] De datum waarop het recht op het lopende dividend aan het aandeel ontvalt (voor genoteerde aandelen is de ex dividend datum vier werkdagen vóór de registratiedatum).

Ex rights [exclusieve inschrijfrechten; ex claim] De datum waarop een aandeel voor het eerst zonder inschrijfrecht noteert.

Exchange rate [wisselkoers] De koers waartegen de ene valuta kan worden geruild tegen een andere valuta.

Excise tax [accijnsbelasting] Een belasting op de productie, verkoop of consumptie van bepaald artikelen.

Executiewaarde Opbrengst van een goed bij gedwongen verkoop.

Exercise price [uitoefeningsprijs] De prijs die voor een vermogensobject moet worden betaald als een optie wordt uitgevoerd.

Expected return [verwacht rendement] De gemiddelde waarde van de kansverdeling van mogelijke rendementen.

Expliciet Uitdrukkelijk vermeld.

Exploitatieresultaat De winst uit normale activiteiten van een onderneming. Hiervan is met name uitgesloten boekwinst uit de verkoop van kapitaalgoederen.

Extension [betalingsuitstel] Een informele reorganisatie waarbij de schuldeisers vrijwillig de datum van de verlangde betaling inzake vervallen verplichtingen naar de toekomst verschuiven.

External funds [externe middelen] Financieringsmiddelen die worden verkregen door te lenen of door verkoop van nieuwe gewone of preferente aandelen.

Externe financiering Het aantrekken van vreemd vermogen ten behoeve van de organisatie.

Externe verslaggeving Systematische, vooral financiële, informatieverschaffing vanuit organisaties ten behoeve van belanghebbende en belangstellende buitenstaanders. Zie ook financial accounting.

F

Factoring Het overdragen van handelsvorderingen op zowel binnenlandse als buitenlandse afnemers aan een factoormaatschappij die de vorderingen koopt op het moment van ontstaan en incasseert voor eigen rekening en risico.

Faillissement Een wettelijke procedure om een onderneming formeel te liquideren, ten uitvoer gelegd onder de jurisdictie van de rechtelijke macht.

FCL Functionele classificatie. (Zie functie)

Federal funds [federale fondsen] Deposito's van leden-banken bij de Federale Reserve Bank teneinde te voldoen aan de verplichting om tegoeden aan te houden. Verkopen van "federale fondsen" zijn leningen van de ene lid-bank aan een andere lid-bank, gewoonlijk op dagbasis of gedurende het weekend.

Feedback besturing Regelen, bijsturen van proces aan de hand van uitvoer van dat proces. (terugkoppeling)

Feedforward besturing Regelen, bijsturen van een proces via het meten van de afwijkingen van de normwaarden van de invoer en waarop de invoer wordt gecorrigeerd. (voorwaartse koppeling)

Field warehousing [field warehousing-financiering] Een methode van voorraadfinanciering waarbij een afgescheiden magazijn wordt gecreëerd op het terrein van de lenende onderneming.

Final Assembly Scheduling (FAS) Prognose door de commerciële afdeling van wat de klanten de komende maand vragen. Aan de hand hiervan kan eenvoudig een afstemming plaatsvinden tussen de commerciële functie en de productie functie.

Financial accounting standards board (FASB) [accountantsorganisatie] Een particulieren instelling in de USA die als functie heeft het richting geven aan de ontwikkeling van accounting standaarden (verslaggeving).

Financial accounting Accounting ten behoeve van de besluitvorming door instanties/personen buiten de organisatie. (Ook wel aangeduid met externe verslaggeving)

Financial intermediation [financiële bemiddeling] Financiële transacties die spaaroverschotten en spaartekorten samenbrengen zodat de besparingen in de meest productieve aanwendingen kunnen worden herverdeeld.

Financial lease [financiële huurovereenkomst] Een lease die gewoonlijk niet voorziet in serviceverlening inzake onderhoud; die voorst niet opzegbaar is en waarbij de betalingen die uit het contract voortvloeien de aanschaffingskosten van het object volledig dekken.

Financial leverage [financiële hefboomwerking] De verhouding van het totale vreemd vermogen tot de totale activa of van het totale vreemd vermogen tot het eigen vermogen. Er zijn nog andere maatstaven van financiële hefboomwerking, o.a. de maatstaf welke de cash inflows relateert aan de vereiste cash outflows.

Financial markets [financiële markten] Transacties waarbij financiële activa en financiële passiva ontstaan respectievelijk worden overgedragen.

Financial risk [financieel risico] Het gedeelte van het totale ondernemingsrisico dat boven op het bedrijfsrisico komt en dat voortvloeit uit het financieren met vreemd vermogen.

Financial structure [financiële structuur] De gehele passiva van de balans: de wijze waarop een onderneming is gefinancierd.

Financiële criteria Criteria ten behoeve van de toetsing van financiële plannen van een onderneming. Criteria kunnen er zijn voor liquiditeit, rentabiliteit, weerstandsvermogen, flexibiliteit, continuïteit en het leiderschap van een onderneming.

Financiële flexibiliteit Het vermogen van een ondernemen om de vermogensstructuur zo in te richten dat snel en effectief op veranderende omstandigheden kan worden ingespeeld. In kwalitatieve zin door voldoende permanent vermogen te bezitten om voldoende vreemd vermogen te kunnen aantrekken en in kwantitatieve zin dat de hoeveelheid permanent vermogen maakt dat er niet voldoende snel kan worden ingespeeld op veranderende vermogensbehoeften.

Financiële hefboomwerking De mogelijkheid die een onderneming heeft om met financiering met vreemd vermogen de relatie tussen de winst vóór interest en belastingen en de winst per aandeel te beïnvloeden.

Financiële leasing Leasecontract met een lange looptijd die meestal is afgestemd op de economische levensduur van het productiemiddel. De lessee heeft zowel het economisch eigendom en ook het risico van technische veroudering van het productiemiddel.

Financiële risico De gevolgen van de onzekerheid van de wijze waarop een onderneming haar activiteiten en de daarmee samenhangende investeringen finacieert en het niveau van de toekomstige netto winst door het gebruik van vreemd vermogen.

Financieren Het kunnen betalen van de uitgaven (zowel exploitatie- als investeringsuitgaven).

Financiering Alle activiteiten, binnen het kader van de doelstellingen, welke verband houden met het aantrekken en het aanwenden van vermogen.

Fisher effect Het verschil tussen de nominale interestvoet en de reële (koopkrachtgecorrigeerde) interestvoet. Dit verschil weerspiegelt de verwachte inflatiegraad.

Fixed charges [vaste kosten] Kosten die niet variëren met de hoogte van de productie, zoals de vaste financiële lasten (interest, leasebetalingen en periodieke aflossingen).

FKT-model Strategisch denkmodel vanuit de bedrijfskunde dat uitgaat van de onderdelen: functie van een product, klanten / markt, technologie / expertise.

Flexibel budget [variabele budget] Een systeem waarbij de gebudgetteerde projecties van in- en outflows een verschillende relatie tot elkaar hebben afhankelijk van het activiteitenniveau van de eenheid.

Flexibele kosten Die vaste kosten die zijn vastgesteld per bedrijfsdrukte.

FLOAT [pijplijnbetalingen] Het bedrag dat gemoeid is met cheques die wel uitgeschreven zijn maar nog in behandeling en nog niet geïnd zijn.

Floating cost [emissiekoers] De kosten van het emitteren van nieuwe aandelen of obligaties.

Floating exchange rates [zwevende wisselkoersen] Wisselkoersen kunnen vast zijn als resultaat van overheidspolitiek of zwevend als resultaat van vraag en aanbod. Als de krachten van de markt worden vrijgelaten, is er sprake van zwevende wisselkoersen.

Floating rate bonds Obligatielening met variabele rente, die periodiek wordt aangepast aan de marktrente.

Formatieplaats De toegestane arbeidsplaats binnen de dienst. Het aantal arbeidsplaatsen van een afdeling (uitgedrukt in FTE's) staat weergegeven in het organisatieschema.

Formele controle Controle overeenkomstig de regels, cijfermatige overeenstemming.

Forward contract [termijn contract] Een op maat gesneden termijncontract tussen twee partijen tot koop of verkoop van bepaalde financiële waarden tegen een bij vastgestelde prijs met levering en betaling in de toekomst.

Fraude Het zichzelf dan wel anderen wederrechtelijk bevoordelen en wel met bedrieglijke middelen door misbruik van het in dienstbetrekking genoten vertrouwen.

Fulltime equivalent (FTE) Het aantal toegestane arbeidsplaatsen in vaste dienst op basis van fulltime bezetting. De werkelijke bezetting kan hier door deeltijders, vacatures of overbezetting van afwijken.

Fully diluted EPS [winst per aandeel op basis van volledige verwatering] De winst per aandeel als alle warrants reeds zouden zijn uitgeoefend en alle converteerbare leningen reeds zouden zijn geconverteerd vóór de verslaggevingdatum.

Functie Rangschikking overeenkomstig de indeling in de comptabiliteitsvoorschriften van de uitgaven en inkomsten naar onderwerpen van gemeentelijke zorg. Wordt ook wel aangeduid als FCL.

Functiescheiding Het creëren van belangentegenstellingen bij verschillende functionarissen met als doel het beveiligen van waarden waarover de organisatie beschikt om haar doelstellingen te bereiken.

Functionele relatie Begrip vanuit de organisatiekunde waarbij wordt aangegeven de bevoegdheden voor de leiding van hoger geplaatste lijn- en staforganen om aan niet hiërarchisch onder die leiding geplaatste afdelingen of medewerkers dwingende aanwijzingen te geven inzake de wijze waarop activiteiten moeten worden uitgevoerd.

Funded debt [gevestigde schuld] Alle aanwezige schulden op lange termijn.

Funding [consolidatiefinanciering] Het vervangen van korte termijn vreemd vermogen door vermogen op lange termijn (aandelen en/of obligaties).

Future Rate Agreement (FRA) Instrument om de rente van toekomstige opnames of uitzettingen op een bepaald moment te fixeren via een overeenkomst tussen partijen, waarbij wordt afgesproken dat een verschil tussen de nu overeengekomen toekomstige rente en de in de toekomst geldende rente te verrekenen.

Future Een standaard termijncontract voor wat betreft de hoeveelheid, kwaliteit, periode en leveringscondities tussen twee partijen tot koop of verkoop van bepaalde financiële waarden tegen een bij vastgestelde prijs met levering en betaling in de toekomst.

Fysieke-distributie-management Deel van logistiek management dat zicht richt op de fasen vanaf voorraden eindproduct tot aan de afhandeling bij de klant. (Commerciële sector)

Fysiologische behoeften Menselijk behoefteniveau in het denkkader van Maslow met de betekenis; het in stand houden van het biologisch organisme nu en in de toekomst. (voedsel, kleding, slaap, onderdak, enz.)

G

Garantie Zekerheidsstelling door gemeenten voor door derden aan te gane financiële verplichting waardoor deze onder gunstigere voorwaarden een lening kan afsluiten.

Garantievermogen Tot het garantievermogen wordt gerekend het eigen vermogen en het achtergestelde vreemde vermogen.

Geborgenheidbehoeften Menselijk behoefteniveau in het denkkader van Maslow met de betekenis; het worden opgenomen in gemeenschappen. (familie, groepen, organisatie, enz.)

Geëiste rendementspercentage Het rendementspercentage dat nodig is om een waardevermindering van een waardepapier te vermijden.

Gegevens Een voorstelling van zaken in een zodanige vorm dat overdracht en verwerking met een of ander proces kan plaatsvinden.

Geïnduceerd netto werkkapitaal Vlottende activa minus dat deel van de vlottende activa die bestaat uit geïnduceerd vermogen.

Geïnduceerd vermogen Vermogensvorm die haar ontstaansrecht ontleent aan het proces van inkoop-, productie- en verkoopactiviteiten.

Geïnduceerde financiering Financiering die ontstaat als bijproduct van gewone handelstransacties. Bijvoorbeeld handelskrediet.

Gemeenschappelijke regeling Publiekrechtelijke samenwerkingsverband tussen -hoofdzakelijk- gemeenten, ter behartiging van een of enkele specifieke belangen van die gemeenten.

Gemeente wet De wet die de belangrijkste regels voor de inrichting en het bestuur van de gemeenten bevat, de relatie tussen de gemeenten enerzijds en het rijks en provincie anderzijds bepaalt en de bevoegdheden van de gemeentelijke organen en de verhoudingen tussen hen regelt. De regels voor de gemeentelijke comptabiliteit zijn voor een deel ook in de gemeentewet opgenomen.

Gemeentefonds Fonds waaruit elk jaar de algemene uitkering aan de gemeenten wordt verstrekt.

General Electric/Mc Kinsey Strategisch marketingmodel gericht op groeidenken en de situatie van de onderneming in het keuzeproces. Per product/marktcombinatie wordt op de x-as de attractiviteit van de branche weergegeven (hoog of laag) en op de y-as de marktpositie (laag of hoog). Het model kent een negental vakken waarvan de vier hoeken genoemd zijn wild cat, star, cash cow en dog.

General purchasing power reporting [verslaggeving op basis van koopkrachthandhaving] Een voorstel van de FASB om de waarden van niet-monetaire activa in financiële verslagen aan te passen aan een algemene prijsindex.

Geplaatst kapitaal Het nominale bedrag waarvoor in feite aandelen zijn uitgegeven.

Gestort kapitaal Het bedrag dat op geplaatste aandelen is gestort.

Gewogen vermogenskostenvoet Een gewogen gemiddelde van de kostenvoet van vreemd vermogen, van het preferente en het gewone eigen vermogen. Ook wel genoemd "samengestelde vermogenskostenvoet".

Global note Een door een uitgevende instelling afgegeven schuldbekentenis voor gehele bedrag van een commercial paper aan een bank die als tussenpersoon optreedt bij de uitgifte daarvan op het moment dat de bank een of meer beleggers bereid heeft gevonden de uitgevende instelling geld te lenen.

Going concern value [going concern waarde] Het bedrag dat ontvangen wordt als een onderneming wordt verkocht als een lopende onderneming. Het surplus boven de liquidatiewaarde is de "waarde van de organisatie". Deze organisatie draagt zorg voor het functioneren van de onderneming.

Goodwill Immateriële actief van een onderneming die gevormd wordt door het verschil tussen het bedrag dat voor een lopende onderneming is betaald boven de boekwaarde.

Gouden balansregel Het permanent en het lang vreemd vermogen dienen tezamen groter of gelijk te zijn aan het totaal van de vaste activa en de vaste kern van de vlottende activa; het kort vreemd vermogen dient kleiner dan of gelijk te zijn aan het fluctuerende deel van de vlottende activa.

Grondexploitatie Gemeentelijk grondbeleid is sterk verweven met het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Via het grondbeleid kunnen nog niet bereikte, ruimtelijke doelstellingen worden verwezenlijkt. Hiervoor wordt via een grondbedrijf gronden verworven, bouw- en woonrijp gemaakt en gronden uitgeven. Daarnaast vaak nog beheer van onroerend goederen alsmede administratie en beheer van gronden en gebouwen na verwezenlijking van bebouwing (erfpacht, opstalrecht, pacht, huur)

H

Hackman Deze theorie "motivating potential" tracht inzicht te geven waaraan werk moet voldoen wil er sprake zijn van een goede arbeidssituatie. De theorie gaat uit van het volgende vijftal werkaspecten: afwisseling; afgerondheid; belangrijkheid; zelfstandigheid; terugkoppeling.

Hedging Omheinen, beperken. Hedgen is het gebruiken van de termijnmarkt als een soort verzekeringsinstituut tegen de gevolgen van prijsschommelingen.

Hefboomwerking Gevoeligheid van de winst door omzet wijzigingen. Operationele-, gevolg van de vaste kosten, komt tot uitdrukking in de breakeven-analyse waarbij wordt bepaald hoeveel producten moeten worden omgezet opdat de contributiemarge voldoende is om de vaste kosten te dekken. Financiële-, gevolg van de interestkosten, komt tot uitdrukking in de verdeling van de vergoedingen aan de vermogensverschaffers.

Heffing Verzamelbegrip waaronder belastingen en retributies vallen.

Herfinanciering Verkoop van nieuwe schuldbewijzen ter vervanging van een oude schuld.

Herinvesteringvoet Het rendementspercentage waartegen de kasstromen van een investering worden geherinvesteerd. De herinvesteringvoet kan wel of niet constant zijn van jaar tot jaar.

Herwaarderingsreserve Een reserve die ontstaat bij een waardestijging, die getoond wordt als een positieve herwaardering, van activa.

Herzberg Deze theorie "The motivation to work" gaat uit van een tweetal elementen. Het eerste element bevat onderdelen die wanneer zij aanwezig zijn voor de medewerkers die werksituatie tot een aanvaardbare maken. Het tweede element heeft zaken in zich die leiden tot stimulering van de motivatie van medewerkers.

Holder-of-record date [peildatum naamlijst aandeelhouders] De datum waarop een onderneming het aandelenregister afsluit en een lijst opmaakt van de namen van de aandeelhouders die een dividendbetaling zullen ontvangen.

Holding company [houdstermaatschappij] Een onderneming die als doel heeft het houden van de gewone aandelen van andere ondernemingen.

HPP (MPR II) Hoofd Productie Programma.

Human relation-beweging Organisatieleer waarbij binnen het technische systeem de mens wordt ontdekt als afzonderlijk aandachtsgebied. (Hawthorne, Mayo)

Human resource management (HRM) het ontwikkelen en benutten van menselijk potentieel.

Hurdle rate [afkaprentabiliteit] Het minimaal aanvaardbare rendementspercentage m.b.t. een investeringsproject. Als de verwachte rentabiliteit lager is dan de afkaprentabiliteit, wordt het project niet geaccepteerd. De afkaprentabiliteit wordt als de marginale vermogenskostenvoet.

Hypotheek Lening waarvoor aangeduid onroerende goederen en schepen als zekerheid (onderpand) dienen.

I

Immateriële activa Activa niet stoffelijk van aard en niet zijnde ongedekte tekorten. Voorbeelden zijn: kosten verbonden met het afsluiten van geldleningen en disagio; kosten van onderzoek en ontwikkeling; bijdragen aan activa en eigendom van derden; overige zaken.

Immunisatie Het ongevoelig voor rentewijzigingen maken van de actief- en passiefzijde van de balans door de duration van beide gelijk te maken.

Impliciet Stilzwijgend eronder begrepen.

Improper accumulation [oneigenlijke winstinhouding] Winst die wordt ingehouden met als doel aandeelhouders in staat te stellen inkomstenbelasting te vermijden.

Incentive Aansporing, prikkeling.

Income bond [inkomstenobligatie] Een obligatie waarop slechts rente wordt betaald indien en voor zover deze rente ook werkelijk is verdiend door een onderneming.

Incourante markt Alle faciliteiten die het mogelijk maken te handelen in niet officieel genoteerde fondsen (d.w.z. niet genoteerd op de officiële effectenbeurzen). De incourante markt (over-the-counter market) is typisch een markt waarbij de meeste handel plaatsvindt per telefoon.

Incremental budgeting [incrementele budgettering] Budgetteringsmethode waarbij jaarlijks de budgetten met een vast te stellen percentage wijzigen.

Incremental cash flow [incrementele kasstroom] Kasstromen die aan een investeringsproject moeten worden toegeschreven.

Incremental cost of capital [incrementele vermogenskosten] De gewogen gemiddelde kosten van het additionele vermogen dat in een bepaalde periode wordt aangetrokken.

Indelingskenmerk Wijze van indeling bij horizontale taakverdeling op basis van functionele aspecten, product afhankelijk of geografische aspecten. (F, P of G-indeling)

Indenture [trustovereenkomst] Een formele overeenkomst tussen de emittent van een obligatie en de obligatiehouder.

Indirecte opbrengstwaarde waarde van de activa die kan worden afgeleid uit de opbrengst van de producten die met behulp van het productiemiddel tot stand kan worden gebracht.

Indirecte opbrengstwaarde Waarde van de activa die kan worden afgeleid uit de opbrengst van de producten die met behulp van het productiemiddel tot stand kan worden gebracht. (voorraad werkeenheden)

Informatie Ontvangen gegevens die een bijdrage leveren aan het kennisbeeld van de mens.

Informatiesysteem Een voor de informatievoorziening doelbewust ontworpen en geconstrueerd (complex) systeem; mede - maar niet noodzakelijk en niet uitsluitend- gebaseerd op computer- en communicatiemiddelen.

Informatievoorziening Het geheel aan systemen, procedures en richtlijnen en al dan niet geformaliseerde processen, afspraken en dergelijk, waaruit informatie wordt verkregen met behulp waarvan een organisatie wordt bestuurd en beheerd.

Inkomensoverdrachten Het betalen van bedragen in de vorm van bijvoorbeeld een subsidie aan derden en als zodanig opgenomen in de begroting, zonder dat daar een aanwijsbare prestatie tegenover hoeft te staan.

Inkomsten De, in financiële termen vertaalde, middelen van een gemeente die kunnen worden aangewend ter dekking van de uitgaven.

Inkomstencategoriëen Rubrieken van de indeling van baten en van balansmutaties naar soorten, ongeacht hun bestemming, zoals opgenomen in de comptabiliteitsvoorschriften.

Inkooppakket Indeling van de inkopen in routine / hefboom / knelpunt / strategisch inkopen waarbij rekening wordt gehouden met de complexiteit van de inkoopmarkt alsmede de strategische kwetsbaarheid met betrekking tot de inkoop voor de organisatie.

Innovatie Vernieuwing.

Insolvency [insolventie] Situatie waarin een economisch zelfstandige onderneming niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen (Faillissement). Technische insolventie, die situatie waarin het voortbestaan van de onderneming alleen verzekerd is doordat derden haar te hulp komen waardoor van zelfstandigheid geen sprake meer is. Economische insolventie, de situatie dat de rentabiliteit van het eigen vermogen lager is dan de rente eis van de verschaffers van het eigen vermogen. (Gevolg, markt waarde eigen vermogen lager dan intrinsieke waarde).

Instructie Begrip vanuit de organisatiekunde waarbij bedoelt wordt een vanuit arbeidsstudie opgebouwde beschrijving van handelingen hoe op een efficiënte wijze bepaalde activiteiten kunnen worden uitgevoerd.

Instrumenten (beleids- en beheers-) Collegeprogramma; beleidsplan; dienst-/activiteitenplan; begroting en meerjarenbegroting; management- en tussentijdse rapportage; jaarrekening en jaarverslag.

Integrale controle Controle van alles.

Integrale kwaliteit Niet alleen de kwaliteit van de primaire output, maar alle relevante output en processen in het kwaliteitscircuit van de organisatie.

Integrale logistiek Logistieke functie die zo georganiseerd is dat voor één produkt-marktcombinatie alle logistieke activiteiten in samenhang en in nauw overleg met de belangrijkste leveranciers en afnemers wordt bestuurd.

Interactioneel verband Een tweezijdige, wederzijdse beïnvloeding.

Interdependentie Samenhang.

Interest covarage ratio Kengetal waarmee wordt aangegeven in hoeverre een onderneming aan haar verplichtingen kan voldoen door weer te geven hoeveel maal een onderneming haar interestlasten verdient. (solvabiliteitsratio) Het kengetal kan berekend worden door de winst vóór interest en belastingen te delen door de betaalde interest. Als norm geldt globaal een factor 3 tot 5.

Interest factor (IF) [rentefactor] Getallen in tabellen voor samengestelde interest en annuïteiten.

Interest rate parity theory [koopkrachtpariteittheorie] Beweert als de verhouding van de termijnkoers en de contante wisselkoers (uitgedrukt in buitenlandse geldeenheden per eenheid binnenlandse geldeenheden) gelijk zal zijn aan de verhouding van één plus de buitenlandse interestvoet gedeeld door één plus de binnenlandse interestvoet.

Interest rate swap Transactie tussen twee partijen, waarbij een vaste en een variabel interestverplichting op afgesproken hoofdsommen in een zelfde valuta gedurende een bepaalde looptijd worden geruild.

Intermediair Situatie waarbij een bank als bemiddelaar optreedt bij een swaptransactie. De bank zorgt voor de ruil van de verplichtingen en de partijen blijven onbekend voor elkaar.

Intern beheersproduct Verzameling van werkprocessen waarbij het uiteindelijke product (goederen en/of diensten) aan een andere afdeling geleverd wordt. Vooraf worden afspraken gemaakt op welke basis de kosten worden doorberekend. (voorcalculatie, vast prijs x werkelijke hoeveelheid, nacalculatie)

Internal financing [interne financiering] Financieringsmiddelen die beschikbaar komt uit de normale activiteiten van de onderneming; de interne financiering is bij benadering gelijk aan de som van de ingehouden winst plus de afschrijvingen.

Internal rate of return (IRR) [interne rentevoet] Het rendement op een investering in activa. De interne rentevoet wordt berekend als de disconteringsvoet waarbij de contante waarde van de toekomstige kasstromen gelijk is aan de kosten van de investeringen.

Interne controle Controle op bestuurlijke en technische activiteiten door of namens de leiding, die de leiding zekerheid moet geven dat alle afwijkingen van de geplande activiteiten worden gesignaleerd.

Interne financiering Het financieren van activiteiten met behulp van de inkomende geldstromen operationele geldstromen.

Interne organisatie (IO) Het geheel van verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.

Interne verslaggeving Zie management accounting.

Intrinsic value [rentabiliteitswaarde] Een waardering die ontstaat door data in te voeren in een waarderingstheorie of -model. De verkregen theoretische waarde kan worden vergeleken met de heersende marktprijs.

Intrinsieke waarde Verschil tussen balanswaarde van de bezittingen en het vreemde vermogen.

Investering Aanvraag of toekenning van een budget (krediet) dat nodig is om een goed, waarvan het gebruik zich over meerdere jaren uitstrekt, aan te schaffen. Kenmerkend aan een investering is dat de lasten verbandhoudend met de investering zich over meerdere jaren uitspreid en vaak gelijkloopt met de gebruiksduur. Lasten van een investering zijn afschrijving en rente ook wel de kapitaallasten genoemd. Het jaar volgend op de uitgaven van de investering worden de kapitaallasten doorberekend aan de producten, ongeacht van het jaar van afsluiten van het krediet.

Investeringscentra Economische eenheid binnen responsibility accounting waarbij het management behalve de verantwoordelijkheid voor de kosten en voor de opbrengsten, en daarmee de winstgevendheid, ook verantwoordelijkheid voor investeringsbeslissingen draagt.

Investment banker [kapitaalmarktbankier] Een financiële instelling die nieuw uit te geven effecten overneemt en doorverkoopt.

Involveren Als noodzakelijk gevolg hebben, met zich mee brengen.

IST-positie Het registreren van de werkelijkheid in het kader van IC.

J

Jaarrekening Boekwerk waarin het college aan het einde van een boekjaar de raad verantwoording afgelegd over het gevoerde financieel beheer. Op een zelfde soort basis als de begroting wordt er aangegeven wat er op de verschillende beheersproducten is uitgegeven en wat de bijbehorende raming was. Daarnaast wordt er inzicht gegeven in de financiële positie van de gemeente.

JIT-principe (Just In Time) Inkoop methode waarbij in theorie en in de meest ideale situatie wordt uitgegaan van een voorraadbuffer van nul stuks.

Judson Theorie inzake veranderingsprocessen met de onderverdeling in de fasen analyse en planning van de verandering; bespreking van de planning met de betrokken medewerkers; analyse van weerstanden en overwinning van de weerstand, verkrijgen van acceptatie door alle betrokkenen; volledig beheerste, planmatige doorvoering van de verandering; consolidatie ter verzekering van blijvende gewijzigde uitvoering.

Junk bonds Obligaties die zijn uitgegeven door ondernemingen die aan grote risico's bloot staan en waarvoor vaak een achterstellingclausule verbonden is (garantievermogen voor de onderneming).

K

Kapitaalinstandshoudingsbegrip Er is sprake van winst of verlies. Er zijn twee soorten te onderscheiden; financiële kapitaalinstandshoudingsbegrip, vermogens voor- of achteruitgang bepaald of er winst of verlies is; fysieke kapitaalinstandshoudingsbegrip, vermogens voor- of achteruitgang wordt gemeten in termen van fysieke productiecapaciteit of operationeel vermogen.

Kapitaallasten De jaarlijkse lasten die wegens afschrijving en rente zijn verbonden aan uitgaven ter verwerving van activa.

Kapitaalmarkt De markt voor financieringstransacties op langere termijn (dat is langer dan één jaar). De kapitaalmarkt moet worden onderscheiden van de geldmarkt. Dit is waar financieringsmiddelen worden ingeleend of uitgeleend voor korte perioden.

Kasgeldlening Lening van tenminste 1 miljoen, vast rentepercentage, aflossing ineens, korte looptijd

Kengetal Een relevante verhouding tussen de waarden van twee of meer factoren, die karakteristiek zijn voor een bepaald verschijnsel. Kengetallen vertegenwoordigen de karakteristieke eigenschappen en gezichtspunten van een verzameling waarden en zijn daardoor de reductie van verdichtte waarnemingen.

Kengetal Een relevante verhouding tussen de waarden van twee of meer factoren, die karakteristiek zijn voor een bepaald verschijnsel en gebaseerd op een gekozen standaard. Kengetallen vertegenwoordigen de karakteristieke eigenschappen en gezichtspunten van een verzameling waarden en zijn daardoor de reductie van verdichtte waarnemingen. Doel van een kengetal is tot uitdrukking brengen van de toestand of ontwikkeling op een beleidsterrein.

Klantenorder-ontkoppelpunt (KOOP) Het laatste belangrijke voorraadpunt in het totale goederenstroomtraject van waaruit de klantenorder in principe wordt afgehandeld. Bovenstrooms wordt de fabricage gepland en beheerst op grond van afzetprognose en stroomafwaarts geschied de productie op basis van harde klantenorders.

Klassieke organisatieleer De organisatie wordt gezien als een technisch systeem, waarbij het primair gaat om de ordening en het verdelen van werkzaamheden. (Taylor, Weber, Fayol)

Koerssteun Een activiteit van de manager van een syndicaat ter stabilisering van de markt bij het uitgeven van nieuwe aandelen. Door het herhaaldelijk plaatsen van orders om de aandelen tegen een bepaalde prijs op de markt te kopen, wordt de markt gestabiliseerd.

Koerswinst verhouding Kengetal dat aangeeft hoeveel maal op een bepaald moment en op een bepaalde beurs voor de winst per aandeel moet worden betaald om het aandeel te kunnen kopen. (rentabiliteitsratio) De Koerswinst verhouding kan worden berekend door de koers per gewoon aandeel te delen door de winst per gewoon aandeel. Snel groeiende ondernemingen of ondernemingen met een laag risico vertonen doorgaans een hogere koerswinst verhouding dan langzaam groeiende ondernemingen danwel ondernemingen met een hoog risico.

Koopkrachtcorrectie Een correctie van een financieel overzicht om het effect van algemene of specifieke prijsveranderingen tot uitdrukking te brengen (bijv. inflatiecorrectie).

Korman Dit denkmodel "Life cycle theory of leadership" is gebaseerd op het groeiproces van een mens naar psychologische volwassenheid.

Kostencentra Zie uitgavencentra.

Kostenplaats Een administratieve mogelijkheid om lasten en baten te verzamelen. Doelen van een kostenplaats kunnen zijn: het verzamelen van kosten om die met behulp van vastgestelde verdeelsleutels over de verschillende activiteiten te verdelen; het verantwoorden van activiteiten die nagenoeg budgettair neutraal verlopen en waarvoor geen bijdrage vanuit de algemene middelen nodig is; het verzamelen van kosten van activiteiten die betrekking op meerdere beheersproducten.

Kostenverdeelstaat Opstelling waarin alle kostenplaatsen zijn opgenomen en waaruit blijkt hoe de kosten met behulp van vastgestelde verdeelsleutels verdeelt worden.

Kredieten Toegekend budget met daaraan gekoppeld een te leveren prestatie.

Kritische-pad-analyse Techniek voor het plannen van complexe projecten.

Kwalitatief Naar de hoedanigheid.

Kwaliteit a) (de ISO-definitie) Het geheel van eigenschappen en kenmerken van een product (of dienst), die van belang zijn voor het voldoen aan vastgelegde of vanzelfsprekende behoeften. b) De mate waarin het geheel van de eigenschappen van een product, proces of dienst voldoet aan de eraan gestelde eisen, welke voortvloeien uit het gebruiksdoel. Kwaliteit is de maatstaf voor de geschiktheid voor gebruik van een product, proces of dienst tijdens de levensduur.

Kwaliteitsbeheersing - Acties om via controles van de output processen in het kwaliteitscircuit zodanig te corrigeren en in te stelen, dat zij aan de geldende normen blijven voldoen. - Mate waarin processen aan de geldende normen voldoen (Conformance to standards). Afhankelijke factoren daarbij is de "4 maal m".(mensen, materialen, middelen en methoden)

Kwaliteitscontrole Inspectie van de output (Halffabrikaten en eindproducten) ter vergelijking met geldende normen (Productcontroles).

Kwaliteitssysteem Het geheel van organisatiestructuur, verantwoordelijkheidsverdeling, procedures, processen en voorzieningen voor het ten uitvoer brengen van de kwaliteitszorg (NEN/ISO 9000).

Kwaliteitszorg Het geheel van specificering en normstelling, kwaliteitscontrole, kwaliteitsbeheersing en kwaliteitsgarantie inzake de primaire output.

Kwantitatief Naar de hoeveelheid.

Kwijtschelding (Afstand) van belasting is het definitief afzien van de invordering van de gehele of gedeeltelijke belastingschuld op grond van het onvermogen van belastingschuldige tot betaling.

L

Leading and lagging Versnellen van ontvangsten of vertragen van uitgaven.

Leading customer Afnemer ontwikkelt samen met leverancier een product dat daarna ook voor andere beschikbaar komt.

Leasing Huurovereenkomst onder speciale voorwaarden tussen twee partijen, lessor en lessee, inzake een roerende of onroerende goederen voor een bepaalde periode.

Leercurve Theorie waarbij er vanuit gegaan wordt dat in de tijd processen steeds doelmatiger plaatsvinden waarbij het te behalen voordeel in het begin groter is dan in latere perioden. (de productietijd neemt af naarmate de cumulatieve productie toeneemt)

Leges Vergoedingen voor administratieve en vergelijkbare diensten, door of vanwege het gemeentebestuur.

Leiderschap Het beïnvloeding van de activiteiten van een medewerker of groep van medewerkers om onder bepaalde omstandigheden bedrijfsdoelen te bereiken.

Lemniscaat Marketingtheorie die stelt dat de binnen- en buitenwereld niet los van elkaar staan. De een heeft invloed op de ander en omgekeerd. De lemniscaat (een liggend cijfer acht) brengt deze wisselwerking in beeld.

Lessee Huurder bij een lease-overeenkomst.

Lessor Verhuurder bij een lease-overeenkomst.

Levenscyclus Natuurlijk proces van elk product op de markt met daarin de fasen, aanloop, penetratie, doorgroei, verzadiging en aftakeling.

Leverage factor [hefboomwerkingfactor] De verhouding tussen het vreemd vermogen en het totale vermogen, of de verhouding tussen het vreemd vermogen en het eigen vermogen.

Lewin Deze theorie gaat er vanuit dat beloning en straf effectief kunnen zijn. Echter het houdt er ook rekening mee dat de prestatie niet verder gaat dan de straf te ontlopen of de beloning veilig te stellen.

Lewin Theorie inzake veranderingsprocessen met de onderverdeling in de fases unfreezing, moving en refreezing.

Liaisonrol Een rol van de manager waarbij samenhang en verbanden tussen zaken de aandacht krijgen.

Lien [verhaalsrecht] Een claim van een kredietverlener op activa die onderpand zijn voor een lening.

Life-cycle Weergave van een proces van ontstaan, groei, stabilisatie en neergang.

Lijnorganisatie Organisatieopbouw waarbij duidelijke gezagsverhoudingen, op meerdere management niveau, bestaan door eenhoofdige leiding.

Line of credit [kredietlijn] Een overeenkomst waarbij een financiële instelling (bank of verzekeringsmaatschappij) de verplichting op zich neemt om gedurende een bepaalde periode een bepaald maximum bedrag aan financieringsmiddelen uit te lenen.

Lions lening (Leveraged Income Obligations via New Shares) Obligatielening waarop géén interest maar aandelen worden uitgekeerd. Het rendement van de belegger is dus afhankelijk van de prijs van de aandelen.

Liquidation value [liquidatiewaarde] Het bedrag dat kan worden ontvangen als een activum of een groep van activa (bijv. de totale activa van een onderneming) apart worden verkocht los van de organisatie die ze in gebruik heeft.

Liquiditeitenbeheer Het organiseren en reguleren van de inkomende en uitgaande geldstromen, zowel giraal als chartaal.

Liquidity [liquiditeit] Heeft betrekking op de kaspositie van een onderneming en haar vermogen om aan vervallen betalingsverplichtingen te voldoen.

Listed securities [officieel genoteerde effecten] Effecten die op een officiële effectenbeurs worden verhandeld.

Local list [legale lijst] Een lijst van effecten waarin onderlinge spaarbanken, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en andere vertrouwensinstituten mogen beleggen.

Lock box plan [clearingplan] Een procedure die wordt gebruikt om de instroomsnelheid van gelden van afnemers te vergroten en tijdverliezen m.b.t. lopende betalingen te verminderen.

Logistiek a) Alle activiteiten in een organisatie die samenhangen met de goederenstroombesturing en de daaraan gekoppelde informatiestromen. b) Onder besturing wordt verstaan zowel planning als beheersing. Onder goederenstroom wordt verstaan de gehele keten van zowel grondstof en onderdelen, als halffabrikaten en eindproducten.

M

Maatschappelijk kapitaal Het maximale bedrag waarvoor volgens de statuten van de onderneming aandelen kunnen worden geplaatst. Derhalve de som van het geplaatste kapitaal en de aandelen in portefeuille.

Macht Middel waarmee een manager de activiteiten van een medewerker kan beïnvloeden. Bronnen waaruit macht kan voortvloeien zijn: macht berustend op het kunnen hanteren van bedreiging met enig leed of straf; macht berustend op het kunnen hanteren van beloningen voor geleverde prestaties; macht berustend op wettelijke of statutaire basis; macht doordat volgelingen de persoonlijke gedragsstijl van de manager willen imiteren; macht op basis van superieure kennis, kunde of vaardigheden.

Machtiging Een document dat aan een persoon de autoriteit of macht geeft om namens een ander te handelen. Normaal betreft deze machtiging de uitoefening van het aan gewone aandelen verbonden stemrecht.

Management accounting Accounting ten behoeve van de besluitvorming, door personen/instanties binnen de organisatie. (Ook wel aangeduid met interne verslaggeving)

Management by exception (MBE) Managementmethode gelijk aan MBO met daaraan gekoppeld dat voor de medewerkers de verplichting bestaat in uitzonderingsgevallen, waarin bijsturing voor hen niet mogelijk is, de manager te informeren.

Management by objectives (MBO) Managementmethode waarbij de manager en de medewerkers in een bedrijfsafdeling gezamenlijk de in en bepaalde periode te bereiken doelen formuleren, waarbij ieders verantwoordelijkheidsterrein wordt afgebakend, wat betreft de manager inzake beschikbaar te stellen middelen en informatie, wat betreft de medewerkers inzake te bereiken resultaten.

Management control a) Het zodanig beheersen van alle activiteiten die nodig zijn om een doel te bereiken opdat het resultaat aanvaardbaar is in vergelijking met de doelstellingen en uitgangspunten. b) Strategie waarbij managers de andere leden van de organisatie in een continu proces beïnvloeden om haar doelen te bereiken.

Management niveau Het middelmanagement die verantwoordelijk is voor de organisatorische (tactische) beslissingen. Deze hebben betrekking op het toewijzen van middelen welke nodig zijn om activiteiten te kunnen ontplooien.

Management Het proces van doelstellingbepaling, beleidsbepaling, planning, organiseren, inschakelen van medewerkers en procesbeheersing, dat moet leiden tot doelrealisatie.

Management-development Een proces van planmatige en systematische afstemming tussen de belangen van de organisatie en die van de medewerkers met als doel het op peil houden en/of tijdig ontwikkelen van de bestuurlijke en functiegebonden capaciteiten van managers om de doelmatigheid en doelgerichtheid van het management te garanderen.

Managementinfo Verzameling van financiële gegevens ter informatie van het management van de verschillende (vak)afdelingen.

Managementrapportage Zie Marap.

Manager Lid van een organisatie die de bepaalde doelstelling doet realiseren.

Mandateren Delegeren van bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het College van Burgemeester en Wethouders naar het ambtelijk apparaat.

Marap Managementrapportage, instrument in het beheersingssysteem waarmee de leiding van een dienst tussentijds verantwoording aflegt aan het college over de voortgang van het bedrijfsproces en informeert over afwijkingen tussen gemeentebegroting en verwachte uitkomst van de gemeenterekening.

Marginal cost [marginale kosten] De kosten van een toegevoegde eenheid. De marginale vermogenskosten zijn de kosten van extra financieringsmiddelen.

Marginal efficiency of capital [marginale rentabiliteit van vermogen] Een schema van de interne rentabiliteit van investeringsalternatieven.

Marginal revenue [marginale opbrengsten] De toename van opbrengsten door de verkoop van een extra eenheid.

Market portfolio [marktportefeuille] Het totaal van alle beleggingsmogelijkheden.

Marketing-mix De instrumenten die het management inzet om de markt op een juiste en doeltreffende manier te benaderen. De marketingmix bestaat uit de vier, vijf of zes P's. (Product, Prijs, Plaats, Promotie, Persoonlijke verkoop, Pleitbezorging)

Marktlijn De relatie tussen het geëiste rendement op een effect en het product van het risico en een genormaliseerde maatstaf voor het marktrisico. Risicorendementsrelaties voor individuele effecten of investeringen.

Marktpanorama Strategisch marketingmodel waarbij de markt (doelgroepen) wordt ingedeeld in groepen (wild cat / star / cash cow / dog) en uitgezet tegen de levenscyclus van een product.

Maslow Een denkpatroon dat inzicht kan geven in de menselijke behoeftestructuur. Onderscheiden worden de vijf behoefteniveaus: fysiologische behoeften; veiligheids behoeften; geborgenheids behoeften; waarderings behoeften; zelfverwerkelijkings behoeften.

Matching-beginsel Algemeen aanvaard beginsel ten aanzien van winstbepaling waarbij in de regel kosten slechts dan in de winst- en verliesrekening worden opgenomen als ze betrekking hebben op de transacties die in dezelfde periode als opbrengsten zijn verantwoord.

Material management Deel van logistiek management dat zich richt op de fasen inkoop t/m systeemassemblage. (Technische sector)

Materiële activa Fysieke activa, waaronder gronden en terreinen; woonruimten; bedrijfsgebouwen; grond- weg- en waterbouwkundige werken; vervoermiddelen; machines, apparaten en installaties; voorraden gebruiksgoederen en overige zaken. (dit alles in tegenstelling tot immateriële activa zoals goodwill en patenten).

Materiële controle Controleren op het bestaan van activa, controleren op de economische toelaatbaarheid.

Matrixorganisatie Begrip vanuit de organisatiekunde die een organisatie aangeeft dat naast de klassieke organisatieopbouw (lijnorganisatie) samenwerkingsverbanden toestaat waarbij medewerkers, tijdelijk, worden aangestuurd door projectmanagers. Het doel daarvan is met een meerhoofdige leiding de coördinatieproblematiek te overbruggen.

MBB (MPR I) Materiaal Behoefte Bepaling.

Mc Kinsey 7S-model Denkmodel waarbij binnen een organisatie wordt (intern) gekeken naar de sterke en zwakke kanten van die organisatie op de onderdelen structuur, strategie, sleutelvaardigheden, staf, stijl management, systemen, significante waarden.

McClelland Deze theorie "motivation profile" gaat er vanuit dat de motivatie van mensen bestaat uit een drietal onderdelen die mensen meer of minder in zich hebben. De drie motivatiefactoren zijn achievement (Motivatie, prestatie), affiliation (Saamhorigheid), en power (Macht, beïnvloeding)

McGregor De persoon gaat er vanuit dat bij de managers van organisaties twee extreme opvattingen bestaan over de werkende mens. De ene noemt hij de X-theorie de nadere de Y-theorie. De X-theorie houdt in dat de gemiddelde mens werken eigenlijk helemaal niet prettig vind en waar mogelijk inspanning zal vermijden. De Y-theorie daarentegen gaat er vanuit dat werken voor de mens even natuurlijk is als spelen en leren.

Medezeggenschap De rechten en bevoegdheden van medewerkers of hun vertegenwoordigers om invloed uit te oefenen op de vaststelling, uitvoering en controle van het bedrijfsbeleid en de besluitvorming die daarop wordt gebaseerd.

Medium Term Note (MTN) Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, in coupure van één miljoen, die voor (middel)lange termijn (een tot vijf jaar) wordt uitgegeven.

Meerjarenbegroting Onderdeel van de begroting. In de meerjarenbegroting wordt voor de komende jaren een financieel beeld geschetst. Dit geldt voor zowel de ramingen op de verschillende (sub)functies als voor de dekking en het begrotingsevenwicht. Het doel van de meerjarenbegroting is dat het ten dienste staat aan de afwegingsfunctie zoals die door de raad wordt uitgeoefend bij het vaststellen van de begroting en dat de financiële positie van de gemeente voor die jaren kan worden beoordeeld. De meerjarenbegroting omvat het door de raad vastgestelde voor de middellange termijn bepaalde beleid en de financiële vertaling daarvan.

Meerjarenraming Opstelling waarmee duidelijk en stelselmatig per jaar inzicht wordt gegeven in de omvang van alle begrote baten en lasten van dat begrotingsjaar, en ook het saldo daarvan.

Merger [fusie] Een combinatie van twee of meer voorheen zelfstandige ondernemingen tot één onderneming.

Mezzanine vermogen Vermogen verkregen via een onderhandse lening.

Mintzberg Persoon die een organisatieontwikkelingsmodel heeft ontworpen. Indelingskenmerken die hij daarbij gebruikt zijn; belangrijkste basisorgaan; voornaamste coördinatiemechanisme; kenmerken organisatiestructuur; kenmerken situatie. Op basis van deze indeling kunnen de volgende typologieën ontstaan: simpele structuur; machine bureaucratie; professionele bureaucratie; divisiestructuur; adhocratie.

Money market [geldmarkt] Financiële middelen waarin financieringsmiddelen worden ingeleend of uitgeleend voor korte perioden (dat is minder dan één jaar). De geldmarkt moet worden onderscheiden van de kapitaalmarkt. Dit is de markt voor financieringstransacties op langere termijn.

Monte Carlo methode Een gevoeligheidsanalyse van de invloed van willekeurig gekozen combinaties van kansen m.b.t. twee of meer factoren op de uitkomsten van ondernemingsbeslissingen.

Mortgage Zie hypotheek

Motivatie De instelling van medewerkers in een bedrijf dat meebrengt dat bewust en uit eigen wil wordt meegewerkt aan het nastreven van bedrijfsdoelen. Medewerkers zullen slechts bereid zijn zich uit zichzelf in te zetten voor het bereiken van bedrijfsdoelen als zij daarmee eigen individuele behoeften kunnen bevredigen.

Motiverende werksituatie Die situatie rondom werk en werkomstandigheden, die voor de medewerker mogelijk maakt voldoening te vinden van behoeften, die voortvloeien uit hogere behoeftecategorieën. (zie Maslow)

Motiveringsmiddelen Middelen waarmee de managers het gedrag van de individuele medewerker kan beïnvloeden zoals dwang (bedreiging met straf, leed of nadeel); geld en andere materiële voordelen; opbouwen van werkomstandigheden gericht op een motiverende werksituatie.

MRP I (MBB) Material requirments planning. Materiaalbehoefte per periode wordt afgeleid uit het productieplan.

MRP II (HPP) Manufacturing resources planning. Systeem voor geïntegreerde beheersing van goederenstromen en capaciteit. (Koppelt planning en besturing op verschillende termijnen / koppelt verschillende afdelingen in het bedrijf / geeft mogelijkheden voor een goed samenspel tussen mensen en computers)

Multiple sourcing Inkoop van een bepaald goed vindt plaats via meerdere leveranciers.

N

Negatieve controle Controle of het volledig is (kijken in een andere waardestroom op juistheid).

Net operating income (NOI) [bedrijfsresultaat] Zie bedrijfsresultaat.

Net present value (NPV) [netto contante waarde methode] Zie netto contante waarde methode.

Net worth [eigen vermogen] Zie eigen vermogen.

Netting Tekorten op bank en giro opheffen met overschotten op andere rekeningen van dezelfde onderneming

Netto contante waarde methode (NCW) De NCW is gelijk aan de contante waarde van toekomstige opbrengsten, gedisconteerd tegen de marginale vermogenskostenvoet minus de contante waarde van de investeringsuitgaven.

Nettowerkkapitaal Kengetal dat aangeeft het hoe de liquiditeit van de onderneming is. (liquiditeitsratio) Het nettowerkkapitaal kan berekend worden door het kort vreemd vermogen van de vlottende activa af te trekken. Een andere berekeningswijze is de vast activa af te trekken van het eigen vermogen plus het lang vreemd vermogen.

Nettowinstmarge De nettowinst (na belasting) gerelateerd aan de omzet.

Nominal interest rate [nominale interestpercentage] Zie nominale interestpercentage.

Nominale interestpercentage Het overeengekomen of geldende rentetarief, niet gecorrigeerd voor veranderingen in het prijsniveau.

Nominale waarde De waarde zoals de aangegeven staat op een aandeel of obligatie.

Norm Kwantitatief de grootheid die de toelaatbare geachte besteding of de bereikbaar geachte prestatie aangeeft. Kwalitatief het kader (voorschriften, instructies, procedures) dat moet worden nageleefd respectievelijk opgevolgd.

Normal probability distribution [normale kansvergelijking] Zie normale kansvergelijking.

Normale kansvergelijking Een symmetrische klokvormige waarschijnlijkheidsverdeling.

O

Objective probability distributions [objectieve kansverdeling] Waarschijnlijkheidsverdelingen bepaald door relatieve frequenties.

Obligatie Schuldbewijs, meestal aan toonder, dat is uitgegeven door een overheidslichaam of ander rechtspersoon met een vaste interestvergoeding. Aflossing vindt plaats volgens een vooraf opgesteld aflossingsschema.

Obligatiefuture (FTO) Contract om obligaties tegen een op dit moment afgesproken prijs te kopen of te verkopen op een in de toekomst gelegen moment waarbij de waarde van een future wordt uitgedrukt in een index die wijzigt door renteveranderingen.

Omloopsnelheid totale activa Kengetal dat aangeeft het aantal malen dat de totale activa in een bepaalde periode is omgezet. (activiteitsratio) De omloopsnelheid van de totale activa kan berekend worden door de omzet te delen door de totale activa.

Omloopsnelheid vaste activa Kengetal dat aangeeft de mate waarin met de ter beschikking staande vaste activa omzet wordt gegenereerd. (activiteitsratio) De omloopsnelheid van de vaste activa kan berekend worden door de omzet te delen door de vaste activa.

Omlooptijd debiteuren Kengetal dat aangeeft de snelheid waarmee de onderneming haar leveranciers betaalt. (activiteitsratio) De omlooptijd van de crediteuren kan berekend worden door het crediteurensaldo te delen door de inkopen op rekening in een periode en de uitkomst daarvan te vermenigvuldigen met het aantal dagen van die periode.

Omlooptijd debiteuren Kengetal dat aangeeft de tijd die gemiddeld verstrijkt tussen het ontstaan van een vordering op afnemers en het innen daarvan. (activiteitsratio) De omlooptijd van de debiteuren kan berekend worden door het debiteurensaldo te delen door de omzet op rekening in een periode en de uitkomst daarvan te vermenigvuldigen met het aantal dagen van die periode.

Omlooptijd voorraden Kengetal dat aangeeft hoelang de totale voorraad gemiddeld genomen in de onderneming aanwezig is. (activiteitsratio) De omlooptijd van de voorraden kan berekend worden door waarde van de voorraden te delen de kostprijs van de omzet in en periode en de uitkomst daarna te vermenigvuldigen met het aantal dagen van die periode.

Omspanningsvermogen Het aantal directe medewerkers van wie de manager de activiteiten doelmatig kan coördineren.

Onderhandse plaatsing Het verkrijgen van financieringsmiddelen direct vanuit de bron, zonder gebruik te maken van een intermediair zoals een investment banker.

Onderneming Een bedrijf dat winst maken als doel nastreeft.

Ondernemingsrisico De onzekerheid omtrent het niveau van de toekomstige winst vóór interest en belastingen zoals onzekerheid over afzet, toekomstige producten, verkoopprijzen, inkoopprijzen, variabele kosten vaste kosten, concurrentie, regelgeving, enz.

Ondernemingstype Uitgangspunt bij marketing waarbij slechts drie ondernemingstypen worden onderkend te weten: productiebedrijf, capaciteitsbedrijf en de professionele onderneming.

Oninbaarverklaring Het geheel of gedeeltelijk staken van pogingen tot invordering.

Onroerende-zaakbelasting De belasting die jaarlijks wordt geheven van de eigenaren en van de gebruikers van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken.

Ontstaanscontrole Controle op logica, op basis van negatieve controle.

Onvoorziene uitgaven Niet (of niet volledig) in de begroting geraamde uitgaven, die tussentijds het begrotingsevenwicht verstoren, welk evenwicht wordt hersteld door kredietoverschrijving uit de daarvoor geraamde post voor onvoorziene uitgaven.

Operating lease [operationele leasing] Zie operationele leasing.

Operating leverage [operationele hefboomwerking] Zie operationele hefboomwerking.

Operationeel niveau Het niveau van het lagere management dat verantwoordelijk is voor het bereiken van de vastgestelde doelstellingen met in achtneming van de daarbij geldende voorschriften.

Operationele hefboomwerking De mogelijkheid die een onderneming heeft om door afzet of omzet winst vóór interest en belastingen te genereren. (De mate waarin vaste kosten verbonden zijn aan de ondernemersactiviteiten.)

Operationele leasing Leasecontract met, vaak, een korte looptijd. De lessor blijft zowel juridisch als economisch eigenaar van het productiemiddel en is daardoor de risicodrager van technische veroudering. Daarnaast heeft de lessee het recht de huur op te zeggen zonder dat er sprake is van wanbetaling.

Opgaven van derden Wijze van controle via het opvragen van saldobevestiging bij derden (positieve controle).

Opgevraagd kapitaal Het nog niet gestorte deel van het geplaatste kapitaal waarvoor een verzoek tot storting aan de aandeelhouders van niet-volgestorte aandelen is gedaan.

Opportunity cost Het rendements(percentage) van de beste alternatieve investering of belegging die voorhanden is. Het is het hoogste rendement dat niet behaald zal worden als de middelen worden geïnvesteerd in een bepaald project. De opportuniteitskosten van het niet beleggen in obligatie A die een rendement van 8% oplevert, is bijvoorbeeld de 7,99% die op obligatie B kan worden verdiend.

Optical pricing model (OPM) [optie waarderingsmodel] Een formule voor de waardering van een optie waarin de risicovrije interestvoet, de huidige waarde van het object, de variatie van het rendement, de uitoefenprijs en de looptijd van een optie zijn uitgedrukt.

Optie Het recht c.q. contract gedurende (Amerikaanse optie) of aan het eind van (Europese optie) een bepaalde tijd (De looptijd) een vastgestelde hoeveelheid tegen een vastgestelde prijs (De uitoefenprijs) van een onderliggende waarde te verkrijgen (Call-optie) of verkopen (Put-optie).

Ordinary income [exploitatieresultaat] Zie exploitatieresultaat.

Organisatie Samenwerkingsvormen van mensen die gemeenschappelijke doelen nastreven.

Organisatieontwikkeling Organisatieleer waarbij de organisatie wordt gezien als een sociaal, technisch en economisch systeem dat voortdurend veranderd, zich ontwikkeld en waarbij moet worden geleerd om te gaan met de door de organisatie zowel van buitenaf als van binnenuit heen spelende krachten. (Lievegoed)

Organisatiestructuur De wijze waarop taken met de daarbij behorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn verdeeld over organen en personen en ook de wijze waarop de organen en personen tot elkaar in relatie staan voor zover deze relatie betrokken zijn op het bereiken van de bedrijfsdoelstellingen.

Organized security exchanges, [officiële effectenbeurzen] Zie effectenbeurzen.

Overdraft system [rekening courant krediet] Zie rekening courant.

Overhead valeu analysis Budgetteringssysteem naast het reguliere beheersingssysteem waarbij alle van managementbeslissings afhankelijke kosten eenmalig aan een kritisch onderzoek worden onderworpen.

Overhead Kosten waarvan de relatie met de productie of dienstverlening niet of nauwelijks is vast te stellen.

Oversubscription privilege [bijkooprecht aandelen] Het recht dat bij een claimemissie aan de inschrijvende aandeelhouders wordt toegekend om op pro ratobasis de aandelen die niet geplaatst werden bij de eerste aanbieding te mogen bijkopen.

Over-the-counter market [incourante markt] Zie incourante markt.

P

Par value [nominale waarde] Zie nominale waarde.

Pareto analyse Onderzoek wijst vaak uit dat 80 % van de omzet gerealiseerd wordt met 20% van de artikelen. Deze 80/20 regel is vaak op meerdere plekken en situaties van toepassing.

Passerelle Begrip vanuit de organisatiekunde waarbij binnen een organisatorische opbouw wordt aangegeven dat onder bepaalde voorwaarden horizontale contacten worden toegestaan.

Passiefposten Overzicht van de reserves en schulden van een organisatie per ultimo opgebouwd uit individuele grootboek(balans)rekeningen.

Passieve financiering Alle activititeiten die samenhangen met het aantrekken van vermogen. (financiering in enge zin)

Passiva Het totaal van de schulden van de organisatie opgebouwd uit: eigen vermogen bestaande uit de reserve, voorzieningen en saldo van de rekening van baten en lasten; de gewaarborgde leningen; de schulden per ultimo.

Payback period [terugverdienperiode] Zie terugverdienperiode.

Payout ratio [winstuitkeringspercentage] Zie winstuitkeringspercentage.

Pegging [koerssteun] Zie koerssteun.

Percent-of-sales Eenvoudige manier om een geprognosticeerde winst- en verliesrekening op te stellen die uitgaat van een schatting van de omzet over de planperiode.

Perceptie De manier waarop we tegen situaties en mensen aankijken.

Perpetual bond [eeuwigdurende obligatie] Zie eeuwigdurende obligatie.

Perpetuity [eeuwigdurende geldstroom] Zie eeuwigdurende geldstroom.

Personeel Alle personen die krachtens ambtelijke aanstelling of op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht bij de gemeente werkzaam zijn.

Personeelsmanagement Dat deel van het totale bedrijfsbeleid dat, rekening houdend met maatschappelijke ontwikkelingen, zich richt op alle aspecten die het personeel betreffen. Dit zowel uit oogpunt van effectief functioneren van het bedrijf als uit oogpunt van de verwachtingen die bij de medewerker leven.

Personeelsplan de kwalitatieve, kwantitatieve en allocatieve behoeften aan menskracht op korte, middellange en lange termijn en in die behoefte te proberen te voorzien.

PERT-methode Netwerkschema waarin de activiteiten, de doorlooptijden en de samenhang zichtbaar worden gemaakt. (Program Evaluation and Review Technique)

Planning en control Integraal concept dat rekening houdt met de algemene doelstellingen en bestaat uit plannen, normeren en rapporteren. Het geheel bestaat uit en drietal fasen: strategische planning; management control; task control.

Planning en control Integraal concept dat rekening houdt met de algemene doelstellingen en bestaat uit plannen, normeren en rapporteren. Het geheel bestaat uit en drietal fasen: strategische planning; management control; task control.

Planning Uitgaande van de feiten en omstandigheden van een bestaande situatie, op basis van veronderstellingen met betrekking tot relevante toekomstige ontwikkelingen, formuleren van op enig tijdstip in de toekomst gewenste resultaten en vaststellen welke activiteiten nodig zijn om die resultaten te bereiken. Kortweg, beslissen wat te doen.

Planning Uitgaande van de feiten en omstandigheden van een bestaande situatie, op basis van veronderstellingen met betrekking tot relevante toekomstige ontwikkelingen, formuleren van op enig tijdstip in de toekomst gewenste resultaten en vaststellen welke activiteiten nodig zijn om die resultaten te bereiken. Kortweg, beslissen wat te doen.

Pledging of accountants receivable [het in onderpand geven van debiteurenvorderingen] Het opnemen van krediet op korte termijn bij financiële instellingen gaat soms gepaard met een zekerstelling in de vorm van debiteurenvorderingen. De kredietgever behoudt echter het regresrecht t.o.v. de kredietnemer, als de debiteur niet aan zijn verplichtingen voldoet. Ook wel genoemd: " Discounting of Accounts Receivable".

Pooling of interest [gecombineerde jaarrekening] Een boekhoudkundige methode voor het combineren van de balansen van fuserende ondernemingen. Hierbij worden de activa van de gefuseerde ondernemingen eenvoudig opgeteld ter verkrijging van de balans van de nieuw gevormde onderneming.

Portefeuillehouders Wethouder die verantwoordelijk is voor een specifiek beleidsveld. Deze beleidsvelden komen overeen met de binnen de comptabiliteitsvoorschriften voorgeschreven functies.

Porter Strategisch marketingmodel gericht op groeidenken en rekening houdt met de concurrentie. Het resultaat is een keuzemodel tussen kwantitatieve en/of kwalitatieve doelstellingen. Per produkt/marktcombinatie wordt op de x-as het strategische voordeel weergegeven (unieke eigenschappen of positie van lage kosten) en op de y-as het strategische doel (bepaald segment van de bedrijfstak of de gehele bedrijfstak). Het model kent een viertal kwadranten differentiatie en kostprijsleiderschap bovenin en concentratie onderin waar kwadranten zijn samengevoegd.

Portfolio theory Betreft de selectie van officiële portefeuilles. Dat zijn de portefeuilles die bij een gegeven risicograad de hoogst mogelijke opbrengst geven.

Portfolio a) Strategisch marketingmodel gericht op groeidenken. Per produkt/marktcombinatie wordt op de x-as het relatieve marktaandeel weergegeven (hoog of laag) en op de y-as de marktgroei (laag of hoog). De vier kwadranten die daardoor ontstaan worden genoemd wild cat, star, cash cow en dog. b) Het combineren van activa om het risico door diversificatie te verminderen.

Positieve controle Controle op juistheid.

Precariobelasting Gemeentelijke belasting die geheven kan worden ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond of -water, voor de openbare dienst bestemd.

Pre-emtive [claimrecht/voorkeursrecht] Zie claimrecht.

Preferent aandeel Aandeel waaraan, ten opzichte van de gewone aandelen, bepaalde financiële voorrechten zijn verbonden.

Present value (PV) [contante waarde] Zie contante waarde.

Prestatie Direct resultaat van de uitvoering van een productie- of werkproces. Middel om de doelstelling te realiseren.

Prestatie-eenheid De maatstaf waarin output van een beheersproduct wordt uitgedrukt. Deze output kan zowel kwantitatief als kwalitatief worden gedefinieerd. Indien geen sprake is van een eenduidig te formuleren uitkomst wordt een indicator gezocht, die de prestatieomvang van de desbetreffende beheersproduct zo goed mogelijk weergeeft. De som van de prestaties per beheersproduct vormt het instelniveau. Prestatie-eenheden moeten eenduidig zijn geformuleerd, homogeen en kwantificeerbaar zijn en als representatief door de betrokkenen worden ervaren.

Prestatiegegevens Indicatoren dien in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin de fysieke effecten aangeven van (overheid)activiteiten. Gerelateerd aan een begroting leidt dit tot een prestatie- of productbegroting. Gehanteerd als vergelijkingsmateriaal of normering worden het kengetallen.

Prestatieomvang De omvang van het aantal prestatie-eenheden per beheersproduct, dat een prestatieverantwoordelijke eenheid gedurende de budgetperiode moet leveren.

Prestatieverantwoordelijke eenheid (PVE) Een organisatieonderdeel dat verantwoordelijk kan worden gesteld voor het bereiken van vooraf overeengekomen prestaties (productiedoelstellingen) binnen de grenzen van het daartoe beschikbaar gestelde budget. Deze prestaties kunnen bijvoorbeeld worden uitgedrukt in kosten, opbrengsten, resultaten of productieomvang van een bepaalde kwaliteit. In plaats van een prestatieverantwoordelijke eenheid wordt ook wel gesproken over een resultaatverantwoordelijke eenheid.

Price-earning ratio (P-E) [koers-winstverhouding] Zie Koerswinst ratio.

Price-level adjustment [koopkrachtcorrectie] Zie koopkrachtcorrectie.

Primair proces Alle werkzaamheden die direct moeten worden verricht om de maatschappelijke functie van de desbetreffende organisatie te verwezenlijken.

Primary EPS [ongecorrigeerde winst per aandeel] De winst beschikbaar voor de gewone aandeelhouders gedeeld door het aantal werkelijk uitstaande aandelen met andere woorden zonder rekening te houden met nog niet uitgeoefende warrants of nog niet geconverteerde effecten.

Prime rate [rentetarief eersteklas debiteuren] De rentevoet die de commerciële banken in rekening brengen aan hun meest kredietwaardige klanten.

Primitive security [primitief of zuiver waardepapier] Zie zuiver waardepapier.

Prioriteitsaandeel Aandeel die de houder een bevoorrechte machtspositie binnen de onderneming verschaft.

Private placement [onderhandse plaatsing] Zie onderhandse plaatsing.

Privatisering Een bij de overheid verrichte activiteit vervolgens doen verrichten in of overlaten aan de particuliere sector.

Pro forma Een projectie, geprognosticeerd. Een pro forma financieel overzicht laat zien hoe een financieel overzicht er uit ziet onder bepaalde veronderstellingen. Pro forma overzichten kunnen historische relatie of toekomstige projecties weerspiegelen.

Probabilistisch Waarschijnlijk.

Procesbeheersing Het bewust opbouwen en structureren van het bereiken van bedrijfsdoelen door het zeker stellen van een effectief verloop van bedrijfsprocessen.

Procesbeheersingmethode Essentiële elementen van een procesbeheersingmethode zijn: systematische opbouw; geformuleerde en uitgewerkte plannen; hantering van normen en standaards inzake hoeveelheid, tijd, kwaliteit en/of kosten; informatieterugkoppeling inzake het verloop van de uitvoering naar de betrokkenen; op bepaalde meetpunten vergelijken van plan en uitvoeringsverloop om afwijkingen vast te stellen; toetsen van vastgestelde afwijkingen aan de toelaatbare maximale afwijking; bijsturen bij overschrijdingen van toelaatbare afwijkingen met het oog op zekerstelling van doelrealisatie.

Processoorten Indeling van alle bedrijfsprocessen in vier groepen (primair, onderhoud, innovatie en facilitair) waarbij er vanuit wordt gegaan dat elk bedrijfsactiviteit binnen een van deze vier groepen valt.

Productbegroting Een gemeentebegroting waarin door de gemeente te verrichten taken en de te verlenen diensten zijn gedefinieerd in termen van te vervaardigen producten.

Productiecontrol Het regelen van de productie via calculatie, werkvoorbereiding, planning en voortgangscontrole.

Productkwaliteit - Mate waarin eigenschappen en kenmerken van een product voldoen aan gestelde normen (Conformance to specifications). - Mate waarin een product blijft voldoen aan gebruikerseisen en -behoeften (Customer satisfaction, fitness to use).

Profit center [winstcentra] Zie winstcentra.

Profit on sales margin [winst marge van de omzet] De winstmarge is het percentage van de nettowinst van de omzet.

Profit planning [winstplanning] Zie Break-Even analyse.

Profitability index (PI) [Winstgevendheidindex] Zie winstgevendheidindex.

Progressieve belasting Een vorm van belastingheffing waarbij een hoger percentage moet worden betaald naarmate het inkomen of winst hoger is.

Progressive tax [progressieve belasting] Zie progressieve belasting.

Project Eenmalige set van activiteiten, vallend buiten de normale activiteiten, met een zodanig gespecificeerd eindresultaat dat het interessant is voor het management.

Projectfinanciering Financiering waarbij de vermogensmarkt dient te worden aangesproken. Eis bij beoordeling financiering is het rendement ten opzicht van kosten vermogensmarkt.

Projectie Het verschijnsel dat mensen hun omgeving (Waaronder andere mensen) zien "in het licht" van hun eigen gevoelens, behoeften, instelling.

Projectnummer Boekingsnummer waar een verzameling van kosten voor een specifiek onderdeel van een activiteit of product op plaatsvindt.

Prospectus [emissieprospectus] Zie emissieprospectus.

Proxy [machtiging] Zie machtiging.

Psychografische segmentatie van Rogers Het aanbod van producten/diensten dient gericht te zijn op bepaalde typen van mensen: innovaters, ealry adopters, ealry majority, late majority, non-adoptors.

Psychologie Het vakgebied dat zich bezighoudt met het gedrag en de beleving van mensen in relatie tot hun omgeving.

Purchase accounting [goodwill-activering] Een boekhoudmethode, waarbij de in een transactie begrepen goodwill van een onderneming (positieve of negatieve goodwill) als een actief wordt opgevoerd in de boeken van de overnemende onderneming.

Pure security [zuiver waardepapier] Zie zuiver waardepapier.

Put-optie [recht om te verkopen] Tegenover een koper is een verkoper die, in het geval de verkoper zijn recht wil uitoefenen, de plicht heeft tegen de afgesproken prijs te kopen.

Q

Quasi-goederen Creëren van een kunstmatige goederenbeweging wegens het ontbreken van een echte goederenbeweging. De fysieke goederen (kaartje / ticket / plaatsbewijs) vertegenwoordigen de te leveren diensten. Kenmerk van een quasi-goed is daarom dat de intrinsieke waarde laag en de nominale waarde hoog is.

Quick ratio Kengetal dat de mate aangeeft waarin de schuld aan de verschaffers van het kort vreemd vermogen uit de vlottende activa minus de voorraden kan worden voldaan. De voorraden worden uitgesloten omdat deze vaak niet snel liquide zijn te maken. (liquiditeitsratio) De current ratio kan berekend worden door voorraden van de vlottende activa af te trekken en daarna te delen door het kort vreemd vermogen.

R

Rate of return [rentabiliteitspercentage] Zie rentabiliteitspercentage.

Ratio [Financieel kengetal] Berekende waarde tussen verschillende grootheden waarmee een indicatie wordt gegeven over de verhouding tussen die verschillende grootheden.

Realisatiebeginsel Algemeen aanvaarde beginselen ten aanzien van winstbepaling waarbij winsten slechts in de winst- en verliesrekening worden verwerkt voor zover ze verwezenlijkt zijn en verliezen in de W&V-rekening worden verwerkt zodra ze bekend en/of vastgesteld zijn.

Recourse arrangement [regresovereenkomst] Zie regresovereenkomst.

Rediscount rate [discontovoet] Zie discontovoet.

Refunding [herfinanciering] Verkoop van nieuwe schuldbewijzen ter vervanging van een oude schuld.

Regelgrens Een margegrens die de vrijheid van handelen aangeeft voor de verantwoordelijke budgethouder binnen het overeengekomen budget. Regelgrenzen kunnen betrekking hebben op kosten, opbrengsten, instelniveau en kengetallen. Bij onder- of overschrijding van de regelgrens is vooraf toestemming nodig van het hiërarchisch hogere niveau; deze afwijking kan leiden tot bijstelling van de afspraken. Bij afwijkingen binnen de gestelde regelgrens is geen voorafgaande toestemming nodig van het hiërarchisch hogere niveau, maar kan worden volstaan met het achteraf afleggen van verantwoording over de afwijkingen.

Regelkringprincipe Principe vanuit de stuurkunde waarbij een blijvende aansluiting wordt bewerkstelligd tussen de uitvoer van een proces èn het gewenste doel, tussen verkregen resultaat èn gewenste resultaat of norm. De aansluiting vindt plaats via feedback besturing of feed-forward besturing.

Regresovereenkomst Een term die wordt gebruikt in samenhang met het financieren van debiteurenvorderingen. Als een onderneming haar debiteurenbestand verkoopt aan een financiële instelling onder een "regresovereenkomst" (resource agreement), dan is de verkopende onderneming verplicht de vordering op debiteuren terug te kopen wanneer de door de financiële instelling niet kan worden geïnd.

Regressie-analyse Een statistische procedure voor het voorspellen van de waarde van een variabele (afhankelijke variabele) op basis van de kennis van een of meer variabele (onafhankelijke variabele).

Reinvestment rate [herinvesteringvoet] Zie herinvesteringvoet.

Rekening Zie jaarrekening.

Rekening courant Een systeem waarbij een depositohouder cheques mag uitschrijven die zijn tegoed overschrijden en waarbij de bank een lening verschaft om het tekort te dekken.

Rekeningschema Een samenstel van doelmatig gekozen en systematisch ingedeeld grootboekrekeningen.

Rendement De opbrengst van een investering: "het interne rendement".

Rentabiliteit De mate van winstgevendheid van vermogen.

Rentabiliteit eigen vermogen Kengetal dat de winstgevendheid van het eigen vermogen van een onderneming weergeeft. (rentabiliteitsratio) De rentabiliteit van het totale vermogen kan worden berekend door de netto winst (na aftrek van interest) te delen door het eigen vermogen en de uitkomst te vermenigvuldigen met honderd procent.

Rentabiliteit totaal vermogen Kengetal dat de winstgevendheid van het totale vermogen van een onderneming weergeeft. (rentabiliteitsratio) De rentabiliteit van het totale vermogen kan worden berekend door de winst vóór interest en belasting te delen door het totale vermogen en de uitkomst te vermenigvuldigen met honderd procent.

Rentabiliteitspercentage Het interne rendement van een investering.

Rentabiliteitsratio's Kengetallen die de relatie weergeven tussen de behaalde winst over een bepaalde periode en het geïnvesteerde vermogen waarmee die winst is behaald.

Rentabiliteitswaarde Waarde van de onderneming afgeleid uit de indirecte opbrengstwaarde van de activa en de schulden.

Rente De prijs die moet worden betaald voor het tijdelijk beschikbaar stellen (uitlenen) van geld, uitgedrukt in een percentage van het uitgeleende bedrag op jaarbasis.

Renteomslag percentage Een vastgesteld rentepercentage waarmee binnen de gemeente gerekend wordt. Het renteomslag percentage komt tot stand door de kosten en opbrengsten van geldleningen te bezien en een gemiddeld percentage vast te stellen. Via dit percentage worden de totale rentekosten over alle activiteit waar rente van toepassing is op een zelfde wijze doorbelast.

Reorganisatie Als en onderneming die in financiële problemen verkeert een financiële reorganisatie ondergaat, worden haar activa geherwaardeerd tot de actuele marktwaarde, en wordt haar financiële structuur aangepast doordat de afboekingen aan de activazijde van de balans doorwerken aan de passivazijde van de balans. Bij een reorganisatie blijft de onderneming bestaan; dit in tegenstelling tot een faillissement waarbij de onderneming wordt geliquideerd en ophoudt te bestaan.

Replacement cost accounting [waardering tegen vervangingswaarde] Zie vervangingswaarde.

Required rate of return [geëiste rendementspercentage] Zie geëiste rendementspercentage.

Reserve ingehouden winst Het gedeelte van de winst dat niet in de vorm van dividend wordt of is uitbetaald aan de aandeelhouders.

Reserve Gereserveerd bedrag op de balans als onderdeel van het eigen vermogen. Reserves zijn onder te verdelen in algemene reserves en bestemmingsreserves.

Residual value [restwaarde] Zie restwaarde.

Responsibility accounting Tactisch stuurinstrument voor het management met als doel de bewaking van een doelmatige en doeltreffende verwerving en inzet van productiefactoren in situatie, waarin sprake is van decentralisatie van beslissingsbevoegdheden.

Restwaarde a) Waarde van een kapitaalgoed aan het eind van de economische levensduur. In een investeringsprobleem is het de actuele marktprijs (directe opbrengstwaarde) van een actief met het oog op eventuele vervanging. b) Waarde van een geleasd object aan het eind van de huurperiode.

Retained earnings [algemene reserve; reserve ingehouden winst]

Retributies Prijs voor een door de gemeente aan een individuele afnemer geleverde prestatie, welke prijs wordt gevorderd als ware hij een belasting.

Revisionisme Theorie vanuit de organisatieleer die als uitgangspunt heeft dat zowel bedrijfsproductiviteit (Zuiver technisch-economische uitgangspunten) als arbeidssatisfactie (Uitsluitend sociaal-psychologische en psychologische uitgangspunten) in het bedrijfsbeleid een centrale plaats behoren in te nemen. (Argyris, McGregor, Herzberger, Blake en Mouton, Likert)

Right [claimrecht] Zie claimrecht.

Right offerings [emissie met voorkeursrecht] Zie emissie.

Risico a) Het gevaar van schade of verlies. b) De mate van spreiding van de toekomstige opbrengsten rondom de gemiddelde de (verwachte) waarde, gemeten door de variatie, de standaarddeviatie of de variatiecoëfficiënt over mogelijke toekomstige opbrengsten.

Risico kapitaal - Durfkapitaal, extreme vorm van risicodragend kapitaal. - De financiering van een onderneming waarvan de toekomstige opbrengsten zeer onzeker zijn. Een voorbeeld hiervan is de financiering van een nieuwe kleine onderneming voordat deze enig kwaliteitsbewijs heeft geleverd.

Risicobeheer Het systematisch onderzoek naar de risico's die de gemeente loopt bij het uitoefenen van haar taken en de formulering van een beleid waarmee de financiële gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk kunnen worden beperkt.

Risicogecorrigeerde discontovoet is het discontopercentage die van toepassing is op een bepaalde riskante (onzekere) inkomensstroom. Deze disconteringsvoet bestaat uit het risicovrije interestpercentage plus een risicopremie die is afgestemd op het risiconiveau van de bepaalde inkomensstroom.

Risicoparagraaf Overzicht van gevaar voor schade of verlies door interne en/of externe omstandigheden. Voor deze risico's zijn geen voorzieningen gevormd omdat redelijkerwijs geen schatting te maken is van de omvang van het bedrag van de schade of het verlies.

Risicopremie Het verschil tussen geëiste rendementspercentage op een bepaalde riskante belegging en het rendementspercentage op een risicovrije belegging met dezelfde verwachte looptijd.

Risk [risico] Zie risico.

Risk premium [risicopremie] Zie risicopremie.

Risk-adjusted discount rate [risicogecorrigeerde disconteringsvoet] Zie discontovoet en risicogecorrigeerde discontovoet.

Risk-free rate [risicovrije rentepercentage] In het algemeen is dit het rendement op kort lopende U.S. Treasury waardepapieren (effecten), waarbij slechts een kleine kans op waardefluctuaties of wanbetaling aanwezig is.

Risk-return trade-in function [risico-rendementsrelatie] Zie marktlijn.

S

Safety stock [veiligheidsvoorraad] Zie veiligheidsvooraad.

Sale en lease back Speciale vorm van financiële leasing waarbij de lessee een productiemiddel verkoopt aan de leasemaatschappij en dit meteen weer voor de lange termijn terug huurt.

Salvage value (restwaarde) Zie restwaarde.

Samengestelde taakopdracht Begrip vanuit de organisatiekunde waarbij de taakopdracht de medewerker gedetailleerd voorschrijft hoe en met welke middelen de opdracht moet worden uitgevoerd.

Samengestelde vermogenskostenvoet Zie gewogen vermogenskostenvoet.

Schuldenlastdekking Kengetal waarmee inzicht wordt verkregen in welke mate de interest en de aflossing van het vreemd vermogen uit de cash flow kan worden betaald. (cash flow ratio) De schuldenlastdekking kan worden berekend door de cash flow te delen door de som van de interest plus de aflossingen. Als norm wordt over het algemeen minimaal 1 aangehouden.

Scientific management Organisatieleer dat zich richt op bewegings- en tijdstudies. Er wordt een onderscheid gemaakt naar werkvoorbereiding, uitvoering en controle.

Securities and exchange commission (SEC) Een federaal overheidslichaam waarbij nieuwe effecten geregistreerd kunnen worden en dat toezicht houdt op de beurshandel en aanverwante aspecten.

Securities; junior [achtergestelde efecten] Effecten met een lagere rangorde, gemeten naar de claims op activa en inkomen, dan andere (senior-) effecten. Bijvoorbeeld, preferente aandelen zijn junior t.o.v. obligaties, maar obligaties zijn op hun beurt achtergesteld bij hypothecaire leningen. Het gewone aandeel is meest "junior" van alle door de onderneming uitgegeven effecten.

Securities; senior [bevoorrechte effecten] Effecten waaraan claims op inkomen en activa zijn verbonden die hoger reiken dan bepaalde andere (junior-) effecten. Bijvoorbeeld, hypothecaire obligaties zijn bevoorrecht t.o.v. obligaties, maar obligaties zijn bevoorrecht t.o.v. gewone aandelen.

Security agreement [zekerheidsdocument] Zie zekerheidsdocument.

Security business margin [effectenhandel op basis van prolongatiekrediet] Het kopen van aandelen of obligaties op krediet, bekend als 'buying in margin'(=prolongatiekrediet).

Security market line (SML) [marktlijn] Zie marktlijn.

Selectieve perceptie Het bewust of onbewust filteren van alles wat men waarnemen waardoor slechts een bepaald gedeelte bewust tot ons doordringt.

Sellers markt (Verkopers markt) Situatie waarbij de vraag het aanbod overtreft. De verkopers beheersen de markt omdat de afnemer van hen afhankelijk is.

Selling group [verkoopsyndicaat] Een groep van effectencommissionairs of -makelaars geformuleerd met het doel nieuwe effecten te plaatsen. Maakt deel uit van de effectenindustrie.

Sensitivity analysis [gevoeligheidsanalyse] Simulatieanalyse waarin de waarde van causale variabele worden veranderd om de mate te bepalen waarin de resultaten gerelateerd zijn aan het gedrag van individuele variabelen.

Short selling Het verkopen van effecten die niet in het bezit van de verkoper zijn op het moment van verkoop. De verkoper leent het effect van een commissionairshuis en moet dit op een bepaald moment aan het commissionairshuis teruggeven door het effect te kopen op de openbare markt.

SIC Statistical Inventory Control. Voorspellingen van benodigde voorraden gebaseerd op statistische methode (kansberekeningen).

Simulation [simulatie] Analyse van samenhang door in een model veronderstellingen te maken over de waarden van sommige van de variabelen waarna de effecten op de uitkomst en de resultaten worden bestuurd.

Single sourcing Inkoop van een bepaald goed vindt plaats via één leverancier. Het beoogde voordeel hierbij is de leercurve en JIT.

Sinking fund [amortisatiefonds] Zie amortisatiefonds.

Situationeel management Management waarbij de contingentiebenadering toegepast wordt.

Skinner Deze theorie "behaivor modification" is gebaseerd op het feit dat mensen leren door herhalen. Het beoogde effect is gedragsverandering/aanpassing.

SOLL-positie Het vaststellen van normen zoals instructies, budgetten, rendementen en kengetallen in het kader van IC.

Solvabiliteit Het vermogen van een onderneming om aan alle financiële verplichtingen te kunnen voldoen.

Solvabiliteits ratio I Kengetal dat aangeeft hoe groot het eigen vermogen is ten opzichte van het totale vermogen. (solvabiliteitsratio) De solvabiliteits ratio I kan berekend worden door het eigen vermogen te delen door het totale vermogen. Als minimumnorm geldt vaak een waarde tussen 0,25 en 0,50, afhankelijk van de directe opbrengstwaarde van de activa.

Solvabiliteits ratio II Kengetal dat aangeeft in welke mate de onderneming uit de totale waarde van de activa alle schulden kan voldoen. (solvabiliteitsratio) De solvabiliteits ratio II kan berekend worden door de totale activa te delen door het vreemd vermogen. Hoe hoger het kengetal is, hoe solvabeler de onderneming.

Solvabiliteits ratio's Kengetallen die de verhoudingen tussen de verschillende vermogenscomponenten uit de balans weergeven om inzicht te geven in de vermogensstructuur van de onderneming. Soms ook als verhoudingen tussen componenten uit de winst- en verliesrekening om inzicht te geven in hoeverre de onderneming in staat is additionele financiële verplichtingen aan te gaan.

Spanwijdte Het aantal directe medewerkers van wie de manager de activiteiten moet coördineren.

Specifieke uitkering Uitkeringen uit 's Rijks kas aan gemeenten, waarvan de bestedingsrichting vooraf is aangegeven, of die worden verstrekt voor de dekking van de kosten van bepaalde taken of activiteiten.

Speculatiemotief Het aanhouden van kasgeld met als doel op een later tijdstip tegen een gunstigere prijs grondstof in te kunnen kopen.

Spontaneus financing [geïnduceerde financiering] Zie geïnduceerde financiering.

Staat van herkomst en besteding der middelen (SHBM) Overzicht waarmee inzicht wordt gegeven in de wijze waarop veranderingen in de liquide middelen over de beschouwde periode hebben plaatsgevonden.

Stafreleatie Begrip vanuit de organisatiekunde waarbij wordt aangegeven de relatie tussen een manager in de lijn en aan hem toegevoegde staffunctionarissen.

Standaard afwijking [standaard deviatie] Een statistische term die de spreiding van een set van waarnemingen rond het gemiddelde van de verdeling meet.

Standaardkostencentra Economische eenheid binnen responsiblity accounting waarbij sprake is van duidelijk identificeerbare en meetbare output en dat deze gestandaardiseerd verlopen.

Standenregister De som van stand per ultimo en de mutaties geeft de nieuwe stand weer.

State-preference model (SPM) Een benadering ter verwerking van de onzekerheid door te beschrijven wat er zal gebeuren in elke set van mogelijke toekomstige dataconstellaties.

Statutaire reserve Een reserve die moet worden aangehouden voor een in de statuten opgenomen bestemming.

Steekproef controle Controle via een deelwaarneming (willekeurig / kritisch / mathematisch).

Stochastisch Op kansberekening gebaseerde voorspellingen.

Stock split [aandelensplitsing] Zie aandelensplitsing.

Stockdividend Dividend uitgekeerd in de vorm van aandelen in plaats van in contanten waardoor de liquiditeitspositie van de onderneming niet wordt aangetast en het geplaatste aandelenkapitaal zich uitbreidt.

Strategie Met het oog op de grote beweging.

Strategiebepalende functie Functie van het management dat omvat doelstellingbepaling en beleidsbepaling.

Strategieverwezenlijkende functie Functie van het management dat omvat planning, organiseren, inschakelen en activeren medewerkers en procesbeheersing.

Strategisch niveau Het niveau van het topmanagement die zich richt op doelstellingbepaling en de relatie met de omgeving.

Subfunctie Een door het algemeen bestuur verbijzonderd onderdeel van een functie.

Subjective probability distributions [subjectieve waarschijnlijkheidsverdelingen] Waarschijnlijkheidsverdelingen gebaseerd op schattingen die niet uitsluitend steunen op empirisch materiaal zoals relatieve frequenties.

Suboptimalisatie Beslissing, in het kader van transfer pricing, lijkt gunstig voor één resposibility center maar blijkt voor het concern als geheel ongunstig.

Subordinated debenture [achtergestelde obligaties] Zie achtergestelde obligaties.

Subsidie Het bestuursinstrument waarmee derden, op grond van vooraf bepaald beleid, (direct en indirect) financiële steun uit de gemeentekas wordt verleend.

Surcéance van betaling Situatie waarin de onderneming stopt is met het betalen van crediteuren.

Swap Overeenkomst tussen twee partijen, waarbij gedurende een bepaalde periode verplichtingen gebaseerd op eenzelfde hoofdsom worden geruild. Soms de hoofdsommen zelf ook.

SWOT-analyse Analyse van Sterkte en Zwakte / Kansen en Bedreigingen. Strong, Weak, Opportunity, Treats.

Synergetisch Het totale effect van de gecombineerde activiteiten/invloeden is meer dan de som van de individuele activiteiten/invloeden.

Systeem Een verzameling van elementen of objecten met bepaalde eigenschappen waarbij onderlinge relaties tussen deze elementen bestaan. Open of gesloten systeem, wel of niet beïnvloedbaar door omgevingsfactoren. Dynamisch of statisch systeem, onderlinge relaties kunnen wel of niet wijzigen.

Systeemdenken Organisatieleer waarbij de organisatie niet meer statisch wordt gezien maar als een bewegend geheel, een raderwerk waarvan de onderdelen één geheel vormen en een samenwerkingsverband tonen van een hogere orde. (Boulding, Gerard)

Systematic risk [systematisch risico] Dat deel van het risico van een vermogenstitel dat niet kan worden geëlimineerd door diversificatie.

T

Taakroulatie Het rouleren van medewerkers langs een aantal, ongeveer gelijkwaardige, werkzaamheden.

Taakstelling Datgene wat met het budget aan prestaties en werkprocessen -uitgedrukt in kwantitatieve- en kwalitatieve omschrijving- moet worden gerealiseerd.

Taakverrijking Die situatie waarbij de taak wordt uitgebreid met elementen van planning en procesbeheersing, alsmede administratieve en onderhoudstaken.

Taakverruiming Die situatie waarbij een taak, die is opgebouwd uit een zo eenvoudig mogelijke werkzaamheid, wordt uitgebreid met gelijksoortige werkzaamheden.

Tactisch Met beleid.

Talon Coupon van een aandeel waarmee tegen inlevering nieuwe dividendbladen of coupons kunnen worden verkregen.

Tangible assets [materiele activa] Zie materiele activa.

Task control Proces van zekerstellen dat specifieke taken op een efficiënte en effectieve wijze worden uitgevoerd.

Taylors functionele organisatie Organisatievorm waarbij iedere medewerker meerdere bazen heeft die elk voor een specifiek deel van de uitvoering verantwoordelijk zijn. De bazen staan naast elkaar met elk dezelfde bevoegdheden ten opzicht van de uitvoerenden.

Termijncontract Overeenkomst tussen partijen, waarbij op een moment in de toekomst tegen een nu afgesproken prijs moet worden geleverd (Short positie) of moet worden afgenomen (Long positie).

Terugverdienperiode De tijd die nodig is om uit de netto ontvangsten van een investering de investeringsuitgaven terug te verdienen.

Tijdbrief Document waarmee medewerkers en tractie een verbijzondering van de loon- en tractiekosten per project weergeven. Daarnaast geldt dat met behulp van de tijdbrief daarbij inzicht wordt gegeven in de productiviteit.

Totalen controle Controle van de som van een aantal gelijkwaardige transacties.

Tractie Productiemiddel waarvan de kosten middels tijdverantwoording op de verschillende producten worden doorbelast.

Transactie motief Het aanhouden van kasgeld om als onderneming in staat te zijn de gewone bedrijfsactiviteiten uit te voeren zoals het betalen van facturen, salarissen, belastingen, enzovoort.

Transactierisico Koersverschillen als gevolg van inkopen en verkopen van goederen en diensten

Transfer pricing Prijs welke wordt berekend bij interne, onderlinge leveringen tussen verschillende budgethouders.

Transformatieproces Een groepering van gelijkgerichte activiteiten waarbij de input (grondstoffen, hulpstoffen, energie) wordt omgezet, getransformeerd (prestaties DPM, denkkracht medewerkers, werkkracht medewerkers), naar output (diensten, producten).

Translatierisico Koersverschillen door consolidatie van buitenlandse dochters

Treasury Het geheel van corporate finance en cash management waaraan afhankelijk van aard en omvang van de organisatie vaak ook toegevoegd worden fiscale, assurantie- en pensioenbeleid.

TURAP Tussentijdse rapportage, instrument waarmee het college tussentijds verantwoording aflegt aan de raad over de voortgang en informeert over afwijkingen.

U

Uitbesteden Het uit economisch oogpunt danwel door bezettingsproblemen laten vervaardigen of bewerken van producten of halffabrikaten door derden.

Uitgavencategoriëen Rubrieken van de indeling van lasten en van balansmutaties naar soorten, ongeacht hun bestemming, zoals opgenomen in de comptabiliteitsvoorschriften.

Uitgavencentra Economische eenheid binnen responsiblity accounting waarbij geen causale verbanden zijn tussen output van de activiteiten en de output van de organisatie, de output van dergelijke centra niet meetbaar is in termen van de doelstellingen, er geen sprake is van een duidelijke technologie bij de uitvoering van de activiteiten.

Uitvoerend niveau Daar waar de (technische) activiteiten daadwerkelijk uitgevoerd worden. (transaction processing)

Utility theory [nutstheorie] Een theorie die zich bezighoudt met de relaties tussen geldinkomen, nut (of tevredenheid), en de bereidheid om risico's te accepteren.

V

Value additivity principle (V.A.P.) [waarde-opstelings-principe] Noch het fragmenteren noch het combineren van cash flows beïnvloedt de resulterende waarde van de cash flows.

Value chain Schematische weergave de waardeketen van een onderneming door alle activiteiten van de onderneming weer te geven. De waardeketen maakt duidelijk dat ondersteunende en primaire activiteiten gezamenlijk voor de toegevoegde waarde kunnen en dienen te zorgen.

Variabele kosten Die kosten die variëren met de bedrijfsdrukte.

Variable budget [flexibel budget] Zie flexibel budget.

Vaste kosten Die kosten die per periode of per activiteit gelimiteerd zijn tot een bepaald bedrag ongeacht de bedrijfsdrukte.

Veiligheidsbehoeften Menselijk behoefteniveau in het denkkader van Maslow met de betekenis; het verkrijgen van een voorspelbare situatie en van toekomstige bestaanszekerheid. (orde, regelmaat, enz.)

Veiligheidsvoorraad Een extra voorraad bij wijze van voorzorgsmaatregel in verband met onzekere levertijden en onzeker verbruik en rekening houdend met de kosten van neen-verkoop.

Vendor Plant Survey Doorlichtingsmethode van leveranciers op o.a. technische knowhow, productieapparaat, financiële stabiliteit en kwaliteit van het management.

Vendor rating Systematisch beoordelingssysteem van leveranciers op kwaliteitsbetrouwbaarheid, leveringsbetrouwbaarheid en prijsniveau.

Venture capital [risico kapitaal] Durfkapitaal, extreme vorm van risicodragend kapitaal.

Verbandscontrole Onderlinge verbanden vaststellen tussen vaste relatie.

Verdeelsleutels Een vastgestelde verrekeningswijze op basis waarvan verzamelde kosten verdeeld worden over diverse kostendragers. De vaststelling kan plaatsvinden op basis van feitelijkheden of van fictieve uitgangspunten.

Vermogenskostenvoet De kostenvoet van vreemd vermogen, van het preferente en het gewone eigen vermogen.

Verplichtingen Een afgezonderd deel van een budget waarvoor aan een derde een formele opdracht is verstrekt.

Versnelde afschrijving Afschrijvingsmethode die de waarde van een activum sneller afschrijven dan de lineaire afschrijvingsmethode. De drie belangrijkste methoden vervroegd afschrijven zijn: sum-of-year digits; double declining balance; units of production.

Vervangingswaarde Waarde die voor de vervanging van een productiemiddel dat dezelfde functie vervult, moet worden opgeofferd.

Voortgezette controle Negatieve controle in nieuwe periode ter beoordeling oude periode.

Voorzichtigheidsbeginsel Algemeen aanvaard beginsel over balanswaardering en winstbepaling waarbij bezittingen niet hoger en schulden niet lager gewaardeerd worden dan hun daadwerkelijke waarde voor de onderneming.

Voorziening Bedrag gereserveerd voor verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, maar redelijkerwijs te schatten of risico's van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten.

Voorzorgsmotief Het aanhouden van kasgeld als buffer voor onvoorziene omstandigheden.

Vroom Deze verwachtingstheorie "Valentie-Instrumentaliteits-Expectantietheorie" zegt dat mensen met hun gedrag uitkomsten nastreven die een bepaalde waarde (Valentie) voor hun vertegenwoordigen. Mensen gaan daarbij vanuit dat het gedrag dat ze vertonen bijdraagt aan het bereiken van het nagestreefde doel, dat het daar instrumenteel voor is. Als de verwacht (Expectantie) dat een prestatie zal leiden tot een gewaardeerde uitkomst, zal hij zich inspannen om die prestatie te leveren. Het gaat dus om twee verwachtingen, verwachting dat de prestatie tot het beoogde doel leidt, verwachting dat je in staat bent de daarvoor vereiste prestaties te leveren.

W

Waarderingsbehoeften Menselijk behoefteniveau in het denkkader van Maslow met de betekenis; het verkrijgen van waardering van anderen en gevoel van eigenwaarde.

Waarderingsgrondslagen Wijze van bepaling van de waarde van balansposten. Gebruikelijke waarderingsgrondslagen zijn: verkrijgingspijs of vervaardigingsprijs; vervangingswaarde; directe opbrengstwaarde; marktwaarde; nominale waarde.

Warrant Koopoptie bij een obligatie met het recht gedurende een vooraf bepaalde periode een of meer aandelen te kopen tegen vooraf gestelde voorwaarden.

Weight cost of capital [gewogen vermogenskostenvoet] Zie gewogen vermogenskostenvoet.

Werken voor derden Werkzaamheden die door de dienst aan derden (bedrijven en/of particulieren) worden geleverd en tegen een vast tarief of op basis van werkelijke kosten worden doorberekend.

Werkkapitaal Dit heeft betrekking op de investeringen van een onderneming in vlottende activa (liquide middelen, effecten, debiteuren en voorraden). Bruto werkkapitaal is gedefinieerd als de vlottende activa van een onderneming. Netto werkkapitaal is gedefinieerd als het verschil tussen vlottende activa en de vlottende passiva.

Werkoverleg Het verplichte, regelmatige, directe overleg van het betreffende managementniveau met de groep medewerkers, waarbij het werk en de werkomstandigheden van de afdeling zodanig worden besproken, dat de medewerkers de besluitvorming daarover kunnen beïnvloeden.

Werkprocessen Samenstelling van met elkaar samenhangende activiteiten die in voldoende mate voorkomen om als basis voor normontwikkeling te kunnen dienen en waarvoor meetbare en homogene prestatie-eenheden kunnen worden gevonden.

Werkstructurering Systematische managementmethode gericht op efficiënte beheersing van bedrijfsprocessen via het verbeteren van werkomstandigheden, taakroulatie, taakverrijking, taakverruiming en autonome werkgroepen.

Werkzaam vermogen Vaste activa plus het geïnduceerde netto werkkapitaal voor de debetzijde van de balans; autonoom vermogen voor de creditzijde van de balans.

Wettelijke reserve Een door de wet verplichte reserve. Een wettelijke reserve staat niet vrij ter beschikking voor uitkering aan de aandeelhouders.

Window-dressing Het vlak voor eindbalans datum bewust beïnvloeden van posten opdat het beeld van de onderneming in de balans, resultatenrekening en ratio analyse gunstig wordt beïnvloed.

Winst per gewoon aandeel Kengetal dat aangeeft welke (gecorrigeerd) netto winst ten goede komt aan de vermogensverschaffers. (rentabiliteitsratio) De winst per gewoon aandeel kan worden berekend door de gecorrigeerde winst (netto winst minus bijzondere uitkeringsrechten zoals dividendpreferenties) te delen door het aantal geplaatste gewone aandelen.

Winstcentra Economische eenheid binnen responsiblity accounting waarbij het management behalve de verantwoordelijkheid voor de kosten ook een verantwoordelijkheid voor de opbrengsten en daarmee de winstgevendheid draagt.

Winstgevendheidindex De contante waarde van de toekomstige opbrengsten gedeeld door de contant waarde van de investeringen.

Winstmarge Kengetal dat de relatie weergeeft tussen de behaalde winst en de omzet. (rentabiliteitsratio) De brutowinstmarge kan berekend worden door de winst vóór interest en belastingen te delen door de omzet en de uitkomst daarvan te vermenigvuldigen met honderd procent. De nettowinstmarge kan berekend worden door de nettowinst (na aftrek van interest) te delen door de omzet en de uitkomst daarvan te vermenigvuldigen met honderd procent.

Winstuitkeringspercentage Het percentage van de winst dat wordt uitgekeerd in de vorm van dividend.

Working capital [werkkapitaal] Zie werkkapitaal.

X

Y

Yield to maturity [effectief rendement] De verwachte effectieve opbrengst als een obligatie tot het eind van de looptijd wordt aangehouden. Bij de berekening spelen o.a. de couponrente en de prijs van de obligatie en rol.

Yield [rendement] De opbrengst van een investering: "het interne rendement".

Z

Zekerheidsdocument Een standaard document of formulier dat een beschrijving bevat van de specifieke activa die in onderpand zijn gegeven voor een lening met zekerheidsstelling.

Zelfcontrole Op eigen initiatief gedane controle door een functionaris van de eigen werkzaamheden met als doel een foutloos product te leveren.

Zelfverwerkelijkingbehoeften Menselijk behoefteniveau in het denkkader van Maslow met de betekenis; het tot stand brengen van iets dat betekenis heeft naar eigen en andermans opvatting.

Zero base budgetting Wijze van budgetteren waarbij een zeer kritische opstelling is ten opzicht van het nut en de kosten van alle activiteiten met een min of meer permanente basis.

Zero coupon bonds Obligaties waarop gedurende de looptijd geen interest wordt betaald. Een zero coupon bond wordt bij uitgifte (emissie) ver beneden de nominale waarde aangeboden.

Zuiver waardepapier Een waardepapier waarop $ 1 wordt uitbetaald bij een bepaalde dataconstellatie en waarop niets wordt uitbetaald bij alle andere dataconstellatie.

© MTR consultancy De database bevat 826 items, voor het laatst bijgewerkt op 8 februari 2001.