judoinformatie.

judo is 'n systeem van aanvals- en verdedegingstechnieken zonder wapens, afgeleid van de oude Japanse strijdmethoden die als geheel de naam Jioe-jitsoe dragen .Het judo, dat over de gehele wereld bekend is, ademt nog de geest van de oude strijdvormen van het Japanse boeddisme. Het wordt voornamelijk als sport bedreven: ter gelegenheid van de Olympische Spelen in Tokio van 1964 werd het ook opgenomen in het Olympische programma.

Historische ontwikkeling. Het moderne judo is ontstaan in de tweede helft van de 19de eeuw, toen het juoe-jitsoe, waarvan in die tijd ongeveer twintig scholen bestonden, in verval raakte. Een jonge student aan de Universiteit van Tokio, Jigoro Kano, die twee van deze scholen had bezocht, selecteerde de methoden en bestudeerde de geschriften van de oude meesters. Hij ontwierp een nieuw systeem, dat hij judo noemde en stichtte in 1882 de Kodokanschool.

Het judo, dat nog onveranderde vormen van het jioe-jitsoe kent, is echter vrij van enkele ruwe aspecten van het jioe-jitsoe. Het is een verbetering in esthetische zin en is door een diepgaande studie van de strijdmethode nog efficienter geworden; zo wordt veel aandacht geschonken aan het behoud van morele principes en de mystieke inzichten die eigen zijn aan het Zen-boeddhisme. Overeenkomstig deze principes en inzichten is het hoogste doel van het judo het volgen van de weg: een weg (do) die doorlopen moet worden met reinheid van de geest, met toegevendheid (ju) en met toenemende ontkenning van de inbeelding te bestaan; de weg naar de meest volmaakte harmonie waarin 'mens en kosmos tot een zijn verenigd'. Techniek van het judo. - Het judo bestaat in de eerste plaats uit tchnieken die tot doel hebben een aanval af te slaan, en bovendien uit technieken die tot doel hebben: 1. het werpen of omverwerpen van de tegenstander (nagewatsa); 2. het vasthouden van de tegenstander op de grond (oseawatsa); 3. het in bedwang houden van de tegenstander (hetzij in staande positie, hetzij liggend op de grong) door middel van grepen die ontwrichtingen teweeg kunnen brengen of die tot verlies van het bewustzijn kunnen brengen door wurging of verstikking (kwansetsoewatsa en sjimewatsa) kunnen leiden; 4. het treffen van de tegenstander met een gedeelte van de arm of het been op zeer kwetsbare plaatsen (atewatsa).

Niet alle technieken zijn tijdens wedstrijden toegestaan; in het bijzonder zijn alle atwatsa verboden. Aan deze tak wordt daarom in het algemeen minder aandacht geschonken dan aan de andere. Aan de andere kant heeft de toepassing voor militaire doeleinden tot enkele aanpassingen geleid, vooral als gevolg van het gebruik van moderne wapens (verdediging tegen bedreiging met een pistool, tegen een bajonetaanval enz.)

Naast de algemene indeling kunnen de technieken worden ingedeeld in schema's (zoals die van gokio) waarvan het belangrijkste doel is, te komen tot een volgorde in het onderricht. Zij kunnen ook ingedeeld worden in verschillende series, overeenkomende met de kata (modellen), die bestaan uit een perfecte uitvoering van de technieken onder typische omstandigheden, terwijl de hogere kata de principes van de kunst en de geestelijke gronden voorstellen.

De rationaliteit van de verdedigings- en aanvalsmethoden van het judo berust, behalve op de doeltreffendheid van de methode zelf, ook op de anathomische, fysiologische, psychologische en fysische gronden. Het principe van 'toegeven' of ook 'weerstandloosheid' uit zich voornamelijk in het zich niet direct verzetten tegen een aanval maar in het verleggen van de werkingslijn van de aanval om op die manier de aanvaller als gevolg van de traagheidswet uit zijn evenwicht te brengen; vervolgens in het handhaven van deze toestand zonder evenwicht om er daarna met een geschikte methode voordeel uit te behalen. Het is echter niet altijd mogelijk (of raadzaam) om dit principe toe te passen: het judo kent daarom ook het tegenovergestelde principe, dat van 'de grootst mogelijke weerstand'. Met deze beide principes houden respectievelijk de begrippen taisabaki (betere bewaring van het evenwicht tijdens bewegingen) en standen (stabiliteit) verband, begrippen die elkaar overigens aanvullen en die met termen worden aangeduid die ook abstracte betekenissen kunnen hebben. Er wordt bijzonder veel aandacht geschonken aan de factoren die het evenwicht nauw verband houdt met het principe van 'het zo doeltrefend mogelijk gebruiken van de energie'.

Judo wordt beoefend in een ruimte die dojo wordt genoemd (letterlijk;meditatiezaal), op een mat of een harde matras. De judoka draagt een wit kostuum van een zeer stevige stof (judogi), met een ceintuur in de kleur van de graad die hij behaald heeft. Door die graden wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de klasse van de leerlingen (kioe)en die van de experts (dan).

Als het belangrijkste cenrtum van het judo beschouwt men de Kodokan te Tokio, die meer dan 200 000 zwarte banden telt die zich kenmerkt door een doeltreffende internationale organisatie. Bij judowedstrijden word rekening gehouden met de graad van de deelnemers en met hun gewicht (sinds 1965 kent men 5 catagorieen). Tijdens deze wedstrijden zijn alle atewatsa verboden, alsmede alle andere acties die als gevaarlijk worden beschouwd of die niet sportief zijn. Een wedstrijd (individueel of tussen ploegen) duurt 3, 5, tot zelfs 20 minuten en eindigt voortijdig indien een van de partijen en punt (ippon)behaalt en daarmede de overwinning. Voor een houdgreep gedurende meer dan 20 seconden (en minder dan 25) wordt een half punt toegekend (watsa-ari), alsmede een halve punt aan de tegenpartij voor een niet geheel perfect uitgevoerde worp.

Bij beoordeling door de schiedsrechters na de wedstrijd, indien er geen winnaar volgens het scorenbord aangewezen kan worden, wordt ook met een andere, op de wedstrijdregels betrekking hebbende factoren, rekening gehouden. Zoals worpen die niet perfect uitgevoerd zijn (kinzas)  balansverstoring, en positief judo.