Enkele tips over het kweken van Fuchsia's.......


Als we fuchsia's horen noemen, dan denken we meestal dat we hier te maken krijgen met een z.g. “ouderwetse plant” en komt soms het vertrouwde beeld voor de geest van dikke rood paarse bloemen, soms aan een hekje of iets dergelijks opgeleid, zoals we ze vroeger zagen voor de ramen van vele huizen.

Toch is de Fuchsia niet zo ouderwets als we wel denken.

Ze is nog maar zo’n 150 jaar in onze omgeving bekend. En dan nog sporadisch. Zo omstreeks 1700 vond Charles Plumier, (een botanicus) de wilde Fuchsia in de vochtige bergwouden van Zuid-Amerika. Hij noemde de nieuwe ontdekte plant naar Leonhard Fuchs  (een arts, botanicus en professor aan de Universiteit van Tübingen, 1501-1566). Uit deze wilde soorten verkregen in de loop der jaren de kwekers vele mooie "Hybriden" door middel van kruisingen e.d. Vooral de Franse en de Duitse kwekers legden zich hierop toe en verkregen vele variëteiten in diverse kleuren en bloeivormen en groeiwijzen. Zodoende verkregen we verschillende enkel bloemige, dubbel bloemige, hang- en trosvormige fuchsia's.

Zelf fuchsia's kweken is echt niet zo moeilijk.

Als men, als beginnende liefhebber, aan wat stekjes kan komen, is het zelf opkweken tot bloeibare planten echt niet zo moeilijk. Als stek gebruiken we het beste jonge, sappige, enigszins gerijpte scheuten van ongeveer 6 tot 8 cm lang. We snijden de stek met een goed scherp mesje af op twee bladparen . Verwijder de onderste 2 blaadjes. We kunnen bij het stekken gebruik maken van stek bewortelingspoeder, maar nodig is dit niet, het geeft alleen maar voordeel dat stekken wat vlotter gaan wortelen.

De stekperioden.

We onderscheiden twee hoofdperioden, te weten voor vroege voorjaarsbloei: stektijd juli-augustus, voor latere bloei, stektijd: januari-maart. Overigens bent u niet beperkt tot deze stektijden, maar kunt u stekken zolang u maar beschikt over geschikte stevige scheuten.

Grondmengsel waarin we stekken.

Neem een luchtige stekgrond, liefst een mengel van half rivierzand half turfmolm, vooral geen grondsoort gebruiken waarin mest voorkomt, dit geeft eerder rotting van de stekken. We steken de stekken in het vochtig gemaakte grondmengel in potjes bij elkaar of in een bakje of kistje. In de zomers kan het ook in een broeibakje in de tuin.`s Winters liefst met wat bodemwarmte, op de radiator van de verwarming, wel altijd er voor zorgen dat de stekken in het licht staan, maar niet in de volle zon. Het beste kunt u over het stekbakje een glasplaatje leggen om te veel aan verdamping tegen te gaan. Ook kan men zich behelpen met een stuk plastic (niet op de stekken leggen). Potjes met stekjes kan men ook in een plastic zakje zetten, dat dan als kweekkasje dienst doet.

Als de stekken wortels hebben.

Meestal is dit al na een week of drie het geval. Dan potten we elk stekje apart op in een stekpotje van ± 7 cm Ø. In het stekpotje wat goede voedzame grond, van een goedgekeurd merk, of in gelijke delen blad-kleigrond en verteerbare stalmest met wat rivierzand. Najaarsstekken overwinteren niet te warm, ongeveer 10 graden, maar wel in het volle licht. Deze najaarsstekken verpotten we weer eind februari naar een pot van 11 cm. Vooral geen grotere pot nemen, dat geeft alleen maar slechtere bloei. Voorjaarsstekken verpotten we als de potkluit van het stekpotje goed doorgeworteld is. In de winter overgehouden planten (vooral jonge planten) mogen nooit droog komen te staan, want dat laten ze de bladeren vallen.

Op tijd toppen geeft mooie rijk bloeiende planten.

Om mooi vertakte planten te krijgen (goed gevuld dus), is geregeld toppen aan te bevelen. Telkens als de plant 2 a 3 bladparen heeft gevormd nijpen we de top uit zo´n scheut (kan bij voldoende lengte weer als stek dienst doen). We gaan pas nijpen als de plant weer aan de groei is, dus niet vlak voor of na het verpotten. Het nijpen stelt de bloei ongeveer 6 tot 8 weken uit, maar geeft wel een rijkere bloei, daar er meer scheuten worden gevormd. Het op tijd verwijderen van evt. gevormde vruchten voorkomt zaadvorming en zodoende uitputting van de plant.

Stammetjes of Kroonboomjes.

Kan men het best kweken van stek in augustus genomen. Deze nijpt men niet in, maar houdt ze aan de groei en bindt de hoofdscheut tijdig op, door er een stokje bij te plaatsen. Als de gewenste stamhoogte is bereikt toppen we het stammetje. Bladeren en kleine zijscheuten op de stam laten we voorlopig zitten. Deze helpen namelijk mee de stam stevig te doen worden. Voor het buiten plaatsen van de bloeiende plant harden we deze eerst af. Dit doen we door de planten steeds meer en geleidelijk aan meer licht (zon) en buitenlucht te laten wennen.

Zorg dat het uw planten aan niets ontbreekt.

Om rijk en langdurig te bloeien, moeten de planten geregeld voedsel krijgen. Dat voedsel wordt nagenoeg zonder uitzondering verstrekt in de vorm van kunstmest. Maar wat is eigelijk kunstmest? Wetenschappers zullen misschien om deze omschrijving lachen maar dat is niet erg. Kunstmest is een groeistof voor planten. Groeistof is geen vast begrip, dat wil zeggen de samenstellende delen kunnen verschillend zijn. Planten hebben om te kunnen groeien zonder uitzondering nodig:

(N) =  stikstof

(P) =  fosfor (vroeger schreef men phosphor en daar komt de P vandaan)

(K) = Kali(um)

Stikstof: bevordert in hoge mate de (snelle) groei van de planten.

Fosfor: bevordert wortelvorming bij jonge planten en bij oudere planten de vorming van bloemknoppen.

Kali: is van belang voor stevige stengels en verhoogt de weerstand van planten tegen ziekten.

Er zijn mensen die voor iedere fase van ontwikkeling van de planten kunstmest met andere mengverhoudingen gebruiken. En daarvan zijn er nogal wat. Bekijk elk willekeurig potje met kunstmest in een tuincentrum of bij een Fuchsia kweker bij u in de buurt. U zult ontdekken dat er vrijwel altijd andere mengverhoudingen voorkomen. Er zijn er ook die nooit iets anders geven dan mest met een vaste mengverhouding van b.v. 20(N)-20(P)-20(K). Vaste regels zijn er in geen geval. Probeer het zelf maar uit en hebt u eenmaal een goed, of voor u heel goed aanvaardbaar resultaat, ga daar dan gewoon mee door. Goede resultaten zijn ook te bereiken met het gebruik van Osmocote. Osmocote (verkrijgbaar bij vrijwel alle tuincentra en fuchsiakwekers) is een kunstmest die vrijkomt in potgrond naarmate daaraan behoefte bestaat. Tegenwoordig heeft  men al een Osmocote soort die een plant gedurende meerdere maanden van voldoende voedsel voorziet.

Het overhouden van oudere planten.

Oudere planten kunnen na de bloei bewaard worden om het volgend jaar weer een rijke of rijkere bloei te geven. In het late najaar (voordat de eerste nachtvorsten komen), dit is meestal ongeveer half of eind oktober, worden deze planten alvast wat terug gesnoeid en van het meeste blad ontdaan. Ze worden bewaard b.v. in de koude kas, al naar de ruimte die men daarvoor beschikbaar heeft, bij een temperatuur van 5 tot 10 graden. Sommige soorten moeten boven de 10 graden bewaard worden, zoals de WALZ soorten. De planten zeker niet laten uitdrogen, maar de potaarde matig vochtig houden. Stammetjes zijn gevoelig voor uitdrogen en sterven eerder af. In het voorjaar de planten, indien nodig verpotten in een grotere pot en verder terug snoeien om vooral mooie goed gevulde planten te houden. Ook een kelder of een vorstvrije zolder is uitermate geschikt om de planten in de winter vorstvrij te bewaren.

Niet vergeten op tijd de planten te sproeien en een klein beetje water te geven.

Tuinbezitters kuilen de planten wel eens in zoals aardappelen. Er moet dan wel een kuil gegraven worden van 30 bij 50 cm diep. In sommige gebieden moet men rekening houden met het grondwaterpeil. De planten na het terugsnoeien en bladverwijdering plat in de kuil leggen, de ruimte tussen de takken liefst met droge turfmolm opvullen (de molm kan later weer gebruikt worden). Het kan ook met droog afval van loofbomen. Bij meerdere lagen planten op elke onderlaag wat steunmateriaal aanbrengen waarop de volgende laag planten komt te liggen. De kuil afdekken met stro en een vel plastic tegen het inregenen, evt. verder afdekken met een laagje afvalblad. In het voorjaar (meestal eind maart) de planten uit de kuil halen, oppotten, terug snoeien en weer aan de groei brengen.

Potten.

In elke soort potten zijn fuchsia's te kweken, stenen en plastic potten geven beide goede resultaten. Grote planten groeien prima in een plastic emmer. Met een gloeiende spijker maken we in de zijwand van de emmer 3 á 4 gaten een paar cm. boven de bodem. Daarna draineren met potscherven of klei korrels.

 

Ziekten en plagen.

Bladluis en witte vlieg zijn de voornaamste belagers van de Fuchsia. Koop daarom een milieu vriendelijk bestrijdingmiddel en ga dit ongedierte te lijf. De taxus kever vreten aan de blaadjes en leggen hun larven in de pot onder de grond, die larven vreten de wortels van de fuchsia stuk en de plant zal sterven als we er niet snel genoeg bij zijn.

Hieronder ziet u de taxuskever en de taxuslarven.

  

Soorten keus.

Er bestaan ook winterharde tuinfuchsia's die 's winters onder bedekking van de voet met turfmolm of bladafval overblijven in de tuin. Deze fuchsia's snoeien we pas in het voorjaar terug. Ze lopen vanuit de grond opnieuw uit, en bloeien weer rijk en langdurig. Ook deze fuchsia's moet men een paar maal toppen om mooie volle struiken te krijgen. 

Natuurlijke eigenschappen.

Niet alle Fuchsia's hebben dezelfde eigenschappen. Er kan een onder verdeling worden gemaakt als wordt gekeken naar natuurlijke eigenschappen van de plant zoals:

1. De vorm van de plant.

We onderscheiden dan:      struiken - halfhangers en hangers.

2. De vorm van de bloem.

Er zijn drie soorten bloemen:    enkel - halfdubbel en dubbel.

Enkel :  wil zeggen dat de bloem maar 4 kroonbladeren heeft.

Halfdubbel :  betekent dat er minstens 6 kroonbladeren zijn.

Dubbel :  houdt in dat de bloem een veelvoud van 4 kroonbladeren heeft maar vraag dan maar niet hoeveel, want het kunnen er echt heel veel zijn.

3. naar de bloeiwijze

Naar de bloeiwijze kan een indeling worden gemaakt in: bloemstelen uit de bladoksels en bloemtrossen.

Bij vrijwel alle hybriden komen de bloemstelen uit de bladoksels. Bij sommige soorten, dat zijn meest de botanische soorten, komen bloemtrossen voor.

 

Plantvormen.

Als we dan alles hebben gedaan om een mooie plant te krijgen zullen we moeten bepalen welke vorm we die willen geven. Vormen kennen we ook vele. Eerder al werden de natuurlijke vormen genoemd n.l.:

struik - halfhanger - hanger

Maar er zijn ook andere vormen denkbaar zoals:

kroonboom - piramide - snoer of zuil.

De vormgeving is in feite een kwestie van snoeien of, zoals dat door fuchsiakwekers vaak genoemd, nijpen.

Struik:           Een struik is een plant met zodanig stevige stengels dat ze in feite rechtop groeien. Er zijn soorten die spontaan vertakken (nieuwe uitlopers krijgen) en die om een bossige plant te krijgen weinig correctie of hulp nodig hebben. Er zijn echter ook een heleboel soorten die minder spontaan zijn in het vertakken en dan is erg belangrijk dat tijdig de toppen worden weggenomen zodat uit de bladoksels nieuwe uitlopers ontstaan.

Halfhanger:   Een halfhanger is een plant met stengels te stevig om ze als hanger aan te laten merken en te slap om ze voor struik uit te maken.

Hanger:         Een hanger heeft stengels , het woord zegt het al, met de natuurlijke neiging te hangen. Wil men ook hiervan een mooie volle plant hebben dan is tijdig toppen geboden tenzij men toevallig een exemplaar treft dat spontaan en royaal vertakt. Eigenlijk moet worden gezegd dat bij de meeste vormen veel moet worden getopt als men een mooie gevulde plant wil hebben.

Kroonboom:    Dit is in feite een kale stam met daarbovenop een struik. De lengte van de stam kun je zelf bepalen. Er moet echter tijdens het opkweken op een paar dingen worden gelet. Zorg ervoor dat zich in de bladoksels geen nieuwe uitlopers vormen door deze uitlopers te verwijderen, Haal de top uit de plant zodra u denkt dat de gewenste hoogte is bereikt. Bindt de plant goed aan een stevige stok. Een niet goed aangebonden plant zal vrijwel altijd een kromme stengel krijgen en die kromme stengel groeit dan verder uit tot een kromme stam. Laat de bladeren aan de stengel zoveel mogelijk zitten. Als ze te vroeg worden verwijderd blijft het stengeldeel waarvan ze zijn verwijderd vaak dun. Laat men een kroonboom groeien van een hanger (het kan heus wel) dan is het dubbel oppassen met het opbinden. Gaat de stengel van een hanger eenmaal krom dan komt die, ook al ontdekt u dat twee dagen later al, nooit meer goed recht. Met enige (soms zelfs met veel) moeite is van een hanger toch een kroonboompje te maken. Er is, wanneer het lukt, een heel mooi effect mee te bereiken.

Piramide:       Dit is een vorm waarbij we ook te maken hebben met een stammetje. Dan echter met een stammetje met zijtakken die we van boven smal van onderen breed laten uitgroeien.

Snoer.             Dit is een stammetje met over de volle lengte nagenoeg overal even lange of beter gezegd even korte zijtakken.

Zuil:               De zuil is qua vorm vrijwel gelijk aan de snoer maar de zuil is veel breder en dus zijn de zijtakken daarvan langer. Om echt een goede zuil te krijgen heb je een plant nodig waarvan de takken vrijwel horizontaal groeien.

Water geven.

Hoewel een fuchsia een waterminnende plant is moet er rekening mee worden gehouden dat een fuchsia ervan houdt om van alles niet te veel en niet te weinig te krijgen. Overigens moet worden opgemerkt dat te veel vaak erger is dan te weinig. Te veel betekent namelijk dat de zuurstof in de potgrond wordt verdrongen en dat de wortels gaan rotten en dat hebben we nu net niet nodig om een plant in leven te houden. Het is daarom erg belangrijk dat de potgrond voldoet aan het vereiste van een goede doorlatendheid. Te weinig vocht ziet men weliswaar van verre aan de plant maar als het niet te lang heeft geduurd is het veel minder funest en sta je versteld van de herstelkracht van de plant. Bij een te droge potgrond kan een plant geen voedsel opnemen. Let er op dat u een plant die te droog is geworden nooit kunstmest geeft. Maak de plant eerst goed nat want het zonder meer kunstmest geven leidt tot verbranding van de wortels.

De kring van Fuchsiavrienden.

Fuchsia's, bellenplanten of beltjesblommen of hoe ze ook verder in Nederland genoemd mogen worden hebben al veel mensen bezig gehouden. Door de opvallende schoonheid van de bloem zijn er heel wat mensen die ze verzamelen. En het is dan logisch dat een deel van die verzamelaars (en in ieder geval een flink deel daarvan) zich verenigt in een vereniging. Nu werd het in dit geval geen vereniging, maar het werd de Nederlandse kring van fuchsiavrienden. Die kring werd opgericht in 1965 en heeft nu ongeveer 4000 leden. De Nederlandse Kring geeft een tweemaandelijks periodiek uit. Dat heet Fuchsiana en wordt door een heleboel leden niet gelezen maar gespeld. Altijd staat er wel iets in dat de moeite van het lezen en herlezen waard is. De contributie van de Kring bedraagt € 20,00 per jaar. Er zijn leden met een paar fuchsia's maar er zijn er ook met vele honderden planten. De Kring is verdeeld in 26 regio's, waar de activiteiten zich vooral afspelen. Elke regio heeft een eigen regiobestuur. 

Wilt u meer informatie, surf dan naar        NKVF.nl 

In het Westland is ook een fuchsiaclub. Dit is de Fuchsia Hobby Club Westland E.O. Er verschijnt vier keer per jaar een clubblad met de nieuwe naam FUCHSIACTIEF. Deze club is zelfstandig en organiseert elk jaar in juli een Fuchsiashow op de Hofboerderij in Wateringen. Ook zijn er leden die in de maand juli opentuin houden. Er worden verschillende bijeenkomsten gehouden. Als u hier meer over wilt weten, stuur mij dan een: 

 

    Back to Top

 

Fuchsia Fantasia

TERUG NAAR HOMEPAGE