Cornelis Gerhard Anton de Kom is op 22 februari1898 geboren in Paramaribo, Suriname.

Hij is als kind al bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van zijn land en zijn volk. Hij maakt nog tantes mee, die in slavernij geleefd hebben. Zijn moeder is in vrijheid geboren. Zij behoort tot de manumissiën. Wat betekent, dat zij al in 1840 vrijgekocht zijn.

Zijn eigen vader is één jaar voor de afschaffing van de slavernij geboren.

In 1921 vertrekt hij per boot naar Nederland. Daar zal hij zich in de loop van de jaren in gaan zetten voor een onafhankelijk Suriname. Hij zal de wantoestanden in Suriname steeds weer aan de kaak stellen. Hij vindt een gewillig oor in linkse kringen. Hij geeft o.a. lezingen in het land.

Op 6 januari 1926 trouwt Anton met mijn oma Petronella, Catharina Borsboom en aan het eind van dat jaar komt mijn vader ter wereld. Er zullen nog twee zoons en een dochter geboren worden.

In 1933 bereikt hem het bericht dat zijn moeder ernstig ziek is. Hij besluit dan om met zijn gezin naar Suriname te vertrekken. Daar zijn de autoriteiten al op de hoogte gebracht van zijn komst. Hij vormt voor hen duidelijk een bedreiging. Dat blijkt uit de manier waarop zij met hem om gaan. Als het houden van lezingen hem onmogelijk wordt gemaakt, besluit hij een adviesbureau te openen op het erf van zijn vader. Van heinde en verre komen de mensen met hun klachten bij hem. De politie probeert de grote mensenmenigte te verdrijven. Dit is zonder resultaat.

In februari wordt hij gearresteerd op verdenking het gouvernement te willen omverwerpen. De bevolking pikt dit niet en reageert furieus. Een mogelijke toezegging, dat hij zal worden vrijgelaten, zorgt er voor dat er een heleboel mensen zich in Paramaribo verzamelen. De politie schiet op de mensen. Er vallen 2 doden en zo'n 20 gewonden. In Nederland wordt er weinig aandacht besteed, omdat er op datzelfde moment muiterij is uitgebroken op een Nederlands schip met ook de nodige slachtoffers.

Enkele maanden later wordt hij stiekem op de boot naar Nederland gezet.

In Nederland aangekomen wordt hij door zijn politieke makkers enthousiast ontvangen.

Het is crisistijd in Nederland. Tot aan zijn dood zal hij werkeloos blijven. Ook nu blijft hij politiek actief. Voor zijn vertrek is hij al aan wat zijn levenswerk zal worden, begonnen: Wij Slaven van Suriname. Dagen brengt hij door in de Koninklijke Bibliotheek. In 1934 verschijnt het boek nadat er door aandringen van de BVD enkele passages zijn verwijderd.

Kort nadat in 1940 de Duitsers ons land binnen vallen, raakt Anton betrokken bij de illegale pers. Hij levert o.a. kopij voor de Vonk.

Op 7 augustus 1944 vertrekt Anton 's morgens van huis en zal er nooit meer weer keren. 's Avonds wordt er huiszoeking gedaan aan de Johannes Camphuysstraat 296 in Den Haag.

De volgende dag spreekt een trambestuurder van lijn 7 de jongste broer van mijn vader aan. Hij kan vertellen, dat hij de vorige dag Anton in gezelschap van mannen van de Grüne Polizie op het voorbalkon heeft gehad. Tevens weet hij te vertellen waar Anton naar toe is gebracht.

Antons vrouw gaat gelijk op onderzoek uit. Haar wordt gezegd, dat als er niets aan de hand is hij binnenkort weer thuis zou komen. Inmiddels is hij overgebracht naar het "Oranje Hotel" in Scheveningen en een aantal dagen later wordt hij overgebracht naar concentratiekamp Vught.

Vandaar hoort de familie nog een klein levensteken. Een vriend van een van de kinderen komt na 6 september terug uit Vught met de mededeling dat hij Anton de Kom daar heeft gezien.

Na de oorlog blijkt, dat hij in de Bunker van Vught heeft gezeten. De plek waar alleen de zware politieke gevangenen worden ondergebracht.

Op 6 september (Dolle Dinsdag) wordt Vught ontruimd. Anton wordt overgebracht naar Oraniënburg in Duitsland. Waarschijnlijk heeft hij daar gewerkt in de Heinkelfabrieken.

Op 16 oktober gaat hij op transport naar Neuengamme. Op 14 april 1945, als de geallieerden oprukken, wordt hij naar een klein kamp Sandbostel vervoerd. Waarschijnlijk is hij dan al ziek. Op 24 april komt hij niet meer op de lijst van kampbewoners voor. Op 29 april wordt het kamp bevrijd door de geallieerden.

Pas in de 50er jaren wordt er een onderzoek ingesteld naar massagraven. Identificatie is een moeilijk karwei.

In 1960 worden zijn stoffelijke resten herbegraven op de Erebegraafplaats in Loenen op de Veluwe.

In de 60er jaren nemen Surinaamse studenten contact op met mijn oma. Het is aan hen te danken dat in 1968 een gedichtenbundel verschijnt: Strijden ga ik.

Een paar jaar later verschijnt er ook een herdruk van Wij Slaven van Suriname. Tot in de 90er jaren zullen er regelmatig herdrukken verschijnen.

Vorig jaar wordt er uitgebreid aandacht besteed aan zijn 100e geboortedag. Ik mag als vertegenwoordiger van de familie meewerken aan een kleine documentaire van AT5 en op 4 mei in een radioprogramma van radio1 over hem vertellen.

Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een documentaire voor de RVU en zal in het najaar worden uitgezonden.

Zijn levensverhaal is nog steeds summier. Er ontbreken nog heel wat foto's. Over de herwaardering is ook nog een en ander meer te vertellen.( dus wordt vervolgd)

 

Bij het maken van deze site heb ik gebruik gemaakt van:

 

05-09-99